HNE-20306 - Voedingsgedrag
College 1: Verschillende perspectieven op voedingsgedrag
Waarom eten mensen wat ze eten?
- Psychologisch: lekker, individueel
- Landbouw/economisch: graan groeit goed, goedkoop
- Sociologisch: sociale status, maatschappelijk niveau
- Voedingskundig/fysiologisch: gezond, vitamines
Betekenis van voedsel:
- Instandhouding van het lichaam
o Gebrek aan vitamines kan leiden tot ziektes
- Emotie
o Voeding maakt gelukkig (of soms ook niet)
- Maatschappelijk verschijnsel en politiek
o Melk kost bijvoorbeeld de helft van een fles cola
- Sociale betekenis
o Meeste maaltijden in sociale context
o Sociale facilitatie: met hoe meer mensen je eet, hoe meer je zal eten
o Modeling: als iemand veel eet zal je zelf snel ook meer gaan eten spiegelen aan
het gedrag van anderen en het zelf ook meeneemt
o Impression management: indruk proberen te maken met eten/drinken
- Communicatie
- Onderscheiding
Factors influencing food choice (Shepard, 1985):
- Energie:
o Eiwit
o Vet
o Koolhydraten
o Alcohol
- Structuur
- Volume, gewicht
- Biologische eigenschappen
o Leeftijd, geslacht, gewicht
- Smaak- en geurwaarneming
o Smaak, geur
- Persoonlijkheid
o Lijngericht eetgedrag
- Sociaalpsychologische aspecten
- Fysische eigenschappen
o Weer
o Landbouw, bodem
- Technologische factoren
- Economische factoren
- Sociale factoren
1
, - Culturele factoren
Sociologische stromingen:
- Functionalisme
o No-nonsense
o Voedsel is functioneel, economisch
- Structuralisme
o Voedsel is meer dan nutriënten alleen voedsel heeft een sterke symbolische
waarde
o ‘Je bent wat je eet’
o Hangt sociale klasse samen met obesitas?
Harris: good to think, good to eat:
- No-nonsense voedseltaboes zoals in de bijbel geformuleerd waren economisch gezien
rendabel
- Varkensvlees taboe:
o Varken eet voedsel dat mensen ook eten
o Varken hoort ecologisch niet thuis in het Midden-Oosten
Heeft beschutting nodig
Heeft veel water nodig
o Varken kan alleen maar voor vlees gebruikt worden
Bourdieu/Elias:
- Bekende sociologen: beweren dat:
o ‘Distinction: a social critique of the judgement of taste’
- Sociale klassen en individuen proberen zich te onderscheiden t.o.v. elkaar
- Competitie tussen sociale klassen
- Klassen en individuen kenmerken zich door economisch en cultureel kapitaal
- Competitie en onderscheiding uit zich in smaak/ voorkeuren op allerlei domeinen
o Muziek, lectuur, auto’s, films, voeding
Onderscheiden met voedsel:
- Lidl vs. Albert Heijn
- Vegetarisch vs. eten van vlees
- Biologisch vs. niet biologisch
- Diepvriespizza vs. zelf gemaakte maaltijd
- Dieetgoeroes
Hangt sociale klasse samen met obesitas?
- Resultaten literatuur review van Monteiro et al., 2004:
o In ‘low-income’-landen hebben lagere sociale klasses minste risico op obesitas
o In ‘upper-middle-income’-landen hebben lagere sociale klasses meeste risico op
obesitas
- Risico op obesitas in lagere sociale klasse neemt toe naarmate BNP stijgt
Waarom sociale klasse overgewicht?
- Moeders van verschillende sociale klassen geïnterviewd door opvoeding
Lagere sociale klassen Hogere sociale klassen
Geen interesse in gezondheid Wel interesse in gezondheid
Kinderen vrij in keuze Kinderen gestuurd in keuze
Smaak ligt vast Smaak wordt gevormd
2
,Andere voedselkeuze:
Lagere sociale klasse Hogere sociale klasse
Meer vlees Minder vlees
Meer aardappelen Meer rijst, pasta
Minder groente en fruit Meer groente en fruit
Meer suiker Minder suiker
Meer wit brood Meer bruin brood
Psychologische theorieën en toepassingen:
- 4.1 Taxonomie van acceptatie en verwerping – Paul Rozin
o Categorieën van voedselacceptatie en verwerping
Smaak
Potentiële gevolgen van inneming
Ideeën over (on)gepastheid bij situatie/eetbaarheid
Wanneer ideeën/eigenschappen overdraagbaar worden transvalued;
walging objecten nemen eigenschappen van elkaar over (law of
contagion)
- 4.2 Tranen van de krokodil – Piet Vroon
o Eetgedrag komt voort uit hersenfunctie
Hersenstam: klassieke conditionering (zoet, bitter smaaksysteem)
Limbisch systeem: instrumentele conditionering (voedselaversies, emoties)
Hersenschors: cognitie (gezond vs. ongezond)
- 4.3 Theory of planned behaviour
o Gedrag is rationeel
(verstand gebruiken)
o Geen onbewuste
motieven, verlangens
o Gedrag wordt vooraf
gegaan door intentie tot
gedrag
o Intentie tot gedrag wordt
bepaald door attitude,
sociale norm, en
ingeschatte vermogen
om gedrag te realiseren
o Attitude, sociale norm en controle worden bepaald door afweging van voor- en
nadelen
o Invloed van externe variabelen verloops via componenten model
- 4.4 Kahneman, think fast, think slow
o Twee manieren van denken, reageren op de omgeving:
Fast: onbewust, frequent, kost weinig energie, emotioneel, stereotypisch
Slow: bewust, infrequent/af en toe, kost veel energie, rationeel, nadenkend
Wet van Engel:
- Gebaseerd op zijn begrotingsonderzoek:
o Deel inkomen dat aan voedsel wordt besteed neemt af met groei inkomen
o Bestedingen aan voeding:
3
, Bijdrage macronutriënten als functie van BNP:
- Bij een toename in BNP:
o ↓ en% koolhydraten, ↑ en% suiker, ↑ en% vet
o ↑ en% dierlijk eiwit, ↓ en% plantaardig eiwit, en% totaal eiwit constant
o ↑ en% dierlijke vetten, ↓ en% plantaardige vetten
Eten mannen meer vlees dan vrouwen?
- VCP – 2003, mannen en vrouwen van 19-30 jaar
- Energie-inneming mannen: 11.6 MJ
- Energie-inneming vrouwen: 8.1 MJ (= 70% t.o.v. man)
- Vlees inneming mannen: 142 g
- Vlees inneming vrouwen: 98 g ( = 69% t.o.v. man)
Houden kinderen meer van zoet?
- Bijdrage van mono-en disachariden aan energie-inneming van meisjes in NL (1998)
o 1-4 jaar 33%
o 4-7 jaar 33%
o 7-10 jaar 30%
o 13-16 jaar 26%
o 19-22 jaar 25%
o 22-50 jaar 21%
o > 65 jaar 22%
- Dus: kinderen houden veel meer van zoet
College 2: Aanleren van voedselvoorkeuren
Ontwikkeling van voedselvoorkeuren:
- Explosies van studies in de afgelopen van 10 jaar
- Veel vragen zijn beantwoord
- Maar sommige problemen blijven ook onbeantwoord
- Overzicht van studies, die samen de stand van de techniek tonen
- Nature vs. nurture? Aangeleerd of aangeboren
- Voeding = smaak, geur, textuur, aanzicht
- Meerderheid van de voorkeuren zijn aangeleerd
- Zijn voorkeuren voor smaak aangeboren? En stabiel?
- Conditionering
1.Aangeboren voorkeuren en afkeren:
- Voorkeur voor zoetheid; afkeer van sterk bitter en zuur
- De voorkeur voor zout wordt geleerd in het eerste levensjaar
- Zoet: CHO, umami: proteïne, vet: vet, zout: vochtbalans, zuur en bitter: gevaar
- Geuren, smaken, texturen: niet bekend
2.Leren om smaken lekker te vinden:
- Mechanismen
- Vertrouwd raken (herhaalde belichting)
- Associatief leren / conditioneren
- Observationeel leren, modelleren, imitatie
4