Jurisprudentie week 1
Hof van Justitie 30 mei 2013, zaak C-488/11, ECLI:EU:C:2013:341 (Asbeek Brusse c.s./Jahani BV)
De richtlijn oneerlijke bedingen is van toepassing op een huurovereenkomst voor woonruimte,
gesloten tussen een verhuurder die handelt in het kader van zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit en een
huurder die handelt voor doeleinden die buiten zijn bedrijfs- of beroepsactiviteit vallen. De rechter
mag een regel aan de kant zetten als dit in strijd is met de openbare orde. Het belang van de
consument is gelijk aan de openbare orde, daarom mag dit ambtshalve bij consumentenzaken. Dit
gebeurt ook bij verstekzaken waar de consument dus geen verweer voert maar ook als de advocaat
verweer voert is er ambtshalve toetsing. Zelfs ambtshalve toetsing door te vragen aan de handelaar
waar hij zijn vordering op baseert en dan daarna zelfstandig de algemene voorwaarden te checken.
Als ze mogelijk onredelijk bezwarend zijn moet de handelaar de kans krijgen om te reageren. De
rechterlijke matigingsbevoegdheid uit 6:94 BW geen relevante omstandigheid is bij de toetsing van
een boetebeding ten aanzien van de onredelijk bezwarendheid. Als iets onredelijk bezwarend is, mag
dit niet gematigd worden, het beding moet dan buiten toepassing gelaten worden.
Hoge Raad 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691 (Heesakkers/Voets)
Indien de algemene voorwaarden van toepassing zijn, waarin zoals in casu een contractueel
rentebeding, moet ambtshalve onderzocht worden of het rentebeding wel bindt. Uitgangspunt voor
het Europese recht is dat het moet gaan om een relatie tussen enerzijds een persoon die handelt in
het kader van zijn beroepsactiviteiten en anderzijds een persoon die in verband met privédoeleinden
contracteert (consument). Buiten het door de grieven ontsloten gebied om moet de appelrechter
bezien of een beding door de beugel kan: ambtshalve toetsing buiten grievenstelsel om, ook in de
gevallen waarin partijen niet geklaagd hebben over het oordeel in eerste aanleg. Maar alleen voor
zover de vordering waar het beding betrekking op heeft nog deel uitmaakt van de procedure.
Hof van Justitie 4 juni 2009, zaak C-243/08, ECLI:EU:C:2009:350 (Pannon)
De consument hoeft een beding niet te betwisten voordat het oneerlijke beding de consument niet
bindt. Het mag niet ten nadele van de consument uitpakken. Dus als een consument zich verzet
tegen ambtshalve toetsing mag de rechter niet vernietigen. De rechter moet de consument dus ook
informeren over eventuele nadelige gevolgen van vernietiging van een beding. Dit is niet vaak het
geval bij de algemene voorwaarden (deze wijken juist af van wettelijke regelingen). Het ging hier om
een consument met een oneerlijk forumkeuze beding: de handelaar kon in eigen stad procederen
waardoor de consument heel ver moest reizen en gehandicapt was. De rechter had vastgesteld dat
het een oneerlijk beding was, maar de consument was al verschenen. Als er dan vernietigd ging
worden was de consument helemaal voor niets gekomen.
Hof van Justitie 21 april 2016, zaak C-377/14, ECLI:EU:C:2016:283 (Radlinger/Finway)
De richtlijn oneerlijke bedingen verzet zich tegen een regeling die in een insolventieprocedure de
rechter bij wie die procedure aanhangig is, niet toestaat ambtshalve te onderzoeken of contractuele
bedingen waaruit in die procedure aangemelde vorderingen voortvloeien, oneerlijk zijn. Een
effectieve consumentenbescherming kan niet worden bereikt indien de nationale rechter niet
verplicht is ambtshalve te beoordelen of is voldaan aan de eisen die voortvloeien uit de
Unierechtelijke normen inzake consumentenbescherming. De richtlijn consumentenkrediet moet
worden uitgelegd dat het een nationale rechter bij wie een geding aanhangig is over vorderingen die
voortvloeien uit een kredietovereenkomst in de zin van die richtlijn, verplicht om ambtshalve te
onderzoeken of de in die bepalingen bedoelde informatieplicht is nagekomen en de consequenties te
trekken die naar nationaal recht uit niet-nakoming van die plicht voortvloeien, mits die sancties
voldoen aan de richtlijn. Het hof beperkt dit niet tot de richtlijn consumentenkrediet, waarin te
oordelen had, maar heeft het over de unierechtelijke normen, dit kan een veel bredere strekking
hebben.
, Hoge Raad 12 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:236 (Lindorff/Nazier)
Regeling koop op afbetaling, een telefoonabonnement waarbij je gratis een telefoon krijgt. In dit
opzicht bestaat derhalve geen relevant verschil met hetgeen de rechter ingevolge de rechtspraak van
het HvJ moet doen indien sprake is van een kredietovereenkomst in de zin van Titel 2A van Boek 7
BW (zie hiervoor in 3.7.1-3.9). Daarbij verdient opmerking dat bij een telefoonabonnement inclusief
toestel beide regelingen (van koop op afbetaling en van consumentenkrediet) in de praktijk vrijwel
steeds naast elkaar van toepassing zullen zijn. Welke bepalingen moeten dan ambtshalve getoetst
worden en welke niet? Daarom ook toetsing van afbetaling. Op dit punt kan derhalve eenzelfde
benaderingswijze worden gevolgd voor afbetaling, hier ook ambtshalve toetsing dus.
Hof van Justitie 14 maart 1991, zaak 361/89, ECLI:EU:C:1991:118 (Di Pinto)
Een handelaar die door een acquisiteur wordt benaderd met het oog op het sluiten van een
advertentiecontract in verband met verkoop van zijn handelszaak is geen consument. Handelingen
ter voorbereiding van de verkoop van een handelszaak, zoals het sluiten van een overeenkomst tot
plaatsing van een advertentie, houden verband met de beroepsactiviteit van de handelaar. Deze
handelingen kunnen ertoe leiden dat deze activiteit wordt beëindigd, maar het zijn beheersdaden die
met een ander doel worden. Verricht dan om te voorzien in de privé-behoeften van de handelaar of
in de behoeften van zijn gezin. De nationale wetgever kan bepalingen van consumentenrecht wel
toepassen op personen die voor zakelijke doeleinden handelen.
Hof van Justitie 20 januari 2005, zaak C-464/01, ECLI:EU:C:2005:32 (Gruber/Bay Wa)
Gruber was een boer die dakpannen had gekocht voor de boerderij en voor de stallen. 40% was
bestemd voor de stallen en 60% voor het huis. Gruber had de non-conforme dakpannen in Duitsland
gekocht (hij woonde in Oostenrijk). Als hij een consument was kon hij op grond van Brussel I in eigen
land procederen, maar als dit niet het geval was moest hij naar Duitsland. Het HvJ oordeelde dat
Gruber voor een niet onbetekenend gedeelte de overeenkomst had gesloten in de uitoefening van
zijn bedrijf, hij was daarom geen consument en moest hij in Duitsland procederen. Bij de uitleg van
het begrip consument moet aansluiting worden gezocht bij de positie van deze persoon in een
bepaalde overeenkomst rekening houdend met de aard en het doel daarvan, maar niet bij de
subjectieve situatie van deze persoon, daar eenzelfde persoon voor sommige verrichtingen als
consument en voor andere als economisch subject kan worden beschouwd.
Hof van Justitie 16 juli 1998, zaak 210/96, ECLI:EU:C:1998:369 (Gut Springenheide GmbH)
De nationale rechter mag het begrip consument ruimer opvatten dan internationaal gebeurt. Het
ging hier om de vraag wat je van een consument mag verwachten. De gemiddelde consument is
gemiddeld oplettend en gemiddeld voorzichtig. Als je een etiket ziet, dan ga je eerst na of hier iets op
staat waarvoor je allergisch bent. En je kijkt de algemene voorwaarden na om te kijken of je het er
mee eens bent. Je bent dus buitengewoon oplettend als gemiddelde consument. Er blijft dan nogal
weinig bescherming over.
Hof van Justitie 3 september 2015, zaak C-110/14, ECLI:EU:C:2015:538 (Costea)
Hier ging het om een advocaat die in privédoeleinden opereerde. Omdat hij juridische kennis heeft
betekent dit niet gelijk dat hij in een betere onderhandelingspositie verkeert. De overeenkomst hield
geen verband met de beroepsactiviteit. Daarom kon hij gewoon een beroep doen om de richtlijn van
oneerlijke bedingen, hij was een consument.
Hof van Justitie 25 januari 2018, zaak C-498/16, ECLI:EU:C:2018:37 (Schrems/Facebook Limited)
De hoedanigheid van consument kan je ook verliezen. Schrems was een jurist en procedeerde tegen
Facebook, hij publiceerde ook over zijn successen en gaf lezingen (hij verdiende geld met zijn
kruistocht tegen facebook). Hij vond de algemene voorwaarden die Facebook hanteerde oneerlijk.
Iemand die aanvankelijk bij het sluiten van de overeenkomst consument was kan dit later verliezen
door zijn facebook te gebruiken voor commerciële doeleinden. Hij vertelde hier namelijk over al zijn
procedures tegenover facebook. Dit was opmerkelijk omdat het HvJ normaal gesproken ervan uitgaat