SAMENVATTING CIVIEL PROCES
Week 1: De regierol van de rechter
Beginselen van burgerlijk procesrecht hoofdstuk 11
§11.1 Inleidende opmerkingen
Veel discussie en debat betreft de (mate van) lijdelijkheid van de rechter en daarmee de
taakverdeling tussen rechter en partijen, alsmede de rol van de partijautonomie in het burgerlijk
procesrecht.
In plaats van een beginsel van lijdelijkheid, zou nu meer gesproken moeten worden over het
beginsel van de actieve rechter.
- Wat is momenteel de leidraad ten aanzien van de rol van de rechter: lijdelijkheid of
activiteit?
Partijautonomie ziet op de algemene notie dat rechtssubjecten vrij zijn om zelf hun
rechtspositie te bepalen en dat als logisch vervolg daarop procespartijen bij de verwezenlijking
van die rechten autonoom zijn.
- De procespartijen bepalen in principe wat er gebeurt in de loop van de procedure
o De rechter is dan lijdelijk.
o Hoe meer autonomie de partijen in de procedure bezitten, des te lijdelijker de
rechter is.
§11.2 Het EVRM en de partijautonomie
Zaak Capuano t. Italie:
- Hof refereert aan de partijautonomie
- Er mag, in een procesrechtsysteem partijautonomie bestaan, maar dat wil niet zeggen dat
de rechter achterover zou mogen leunen en het wel of niet voldoen aan de vereisten van
het EVRM aan zich voorbij laten gaan.
Het EHRM heeft de voorkeur voor een actievere rechter. Dit is beter dan een passieve rechter,
omdat de actieve rechter beter beschermend kan handelen en een fair trial kan garanderen.
De overheidsrechter heeft een actieve rol in de naleving van art. 6 EVRM en dat dwingt de
rechter tot actiever optreden.
- Dit houdt niet in dat het Nederlandse systeem in strijd is met art. 6 EVRM (omdat onze
rechter eerst eigenlijk lijdelijk is/was).
§11.3 De lijdelijkheid van de rechter in Nederland: hoofdlijnen
Art. 23 Rv: partijautonomie.
- Dit stelt dat de rechter de zaak niet onbeslist mag laten en hij moet beslissen over alles
wat gevraagd, gevorderd of verzocht is.
Art. 24 Rv: de rechter moet de zaak behandelen op de grondslag van hetgeen partijen daaraan
ten gronde hebben gelegd. Hieruit volgt ook de partijautonomie.
- Er zijn wel grenzen aan de bevoegdheid om te procederen, bijvoorbeeld misbruik van
procesrecht en ontbreken van procesbelang, art. 3:303 BW.
Ook uit art. 246 Rv volgt de partijautonomie.
Art. 149 Rv: partijen bepalen de omvang van het geding. Zij stellen de grenzen van de
rechtsstrijd vast en daar mag de rechter niet buiten treden.
- De rechter mag de feiten niet aanvullen, wel de rechtsgronden art. 25 Rv jo. art. 149 Rv.
o De rechter mag slechts die feiten aan de beslissing ten grondslag leggen die in het
geding ter kennis zijn gekomen. Doet hij dit anders, dan treedt hij buiten de
rechtsstrijd van partijen.
De autonomie van partijen is er nog wel, maar hij lijkt wel minder te worden. Inperkingen van
de partijautonomie zijn:
- De rechter moet wel de rechtsgronden aanvullen, art. 25 Rv.
- Daarnaast heeft de rechter de plicht van hoor en wederhoor en hij dient te waken tegen
vertraging van de procedure, art. 19 Rv en art. 20 Rv.
- De informatie op tafel te krijgen via de substantiërings- en bewijsaandraagplicht van art.
111 lid 3 Rv en art. 128 lid 5 Rv.
- Art. 21 Rv: partijen zijn verplicht de feiten volledig en naar waarheid aan te voeren.
1
, SAMENVATTING CIVIEL PROCES
o Het doel van de regel is te bewerkstelligen dat de rechter zo vroeg mogelijk een zo
compleet mogelijk beeld van de feiten van het geschil krijgt, zodat zoveel mogelijk
recht gedaan kan worden conform de materiele werkelijkheid.
Gezien de verminderde partijautonomie en daarmee gepaard gaande ontwikkeling richting een
meer actieve rechter wordt wel gesteld dat de rechter meer als case manager/zaaksrechter moet
gaan opereren.
§11.4 De voortdurende zoektocht naar balans
§11.4.1 De lijn van het betoog
- Ten eerste kan op basis van een beperkte interne rechtsvergelijking geconstateerd worden
dat juristen naar de juiste balans zoeken tussen lijdelijkheid van de rechter en de eigen
verantwoordelijkheid van de burger
- Ten tweede wordt duidelijk dat die balans schuilt in een gezamenlijk optreden en
verantwoordelijkheid van de rechter en procespartijen, waarbij de rechter uiteindelijk de
leiding heeft
- Ten derde zouden wij toe moeten naar een model van de actieve rechter
§11.4.3 De huidige balans in het burgerlijk procesrecht: richting samenwerking
Partijautonomie
- In mei 2003 interim-rapport van Commissie waarin als kernvoorstel was opgenomen om
in de verhouding tussen rechter en partijen uit te gaan van een gezamenlijke
verantwoordelijkheid voor het proces in plaats van de lijdelijkheid van de rechter.
o Partijautonomie en lijdelijkheid terugdringen.
o Het partijdebat, hoor en wederhoor en het voorkomen van verrassingen kunnen
de ondergrens vormen voor het inperken van de partijautonomie.
Wat de schrijver vindt dat in elk geval ter discussie staat of de partijautonomie nog wel een
beginsel van procesrecht kan zijn. De commissie meent van niet, gesteund door de Bock.
- Schrijver positie: als procespartijen vergaand autonoom zouden zijn, dan gaat dat ten
korte van de zwakkere partij. Dit kan ongerechtvaardigd zijn. Dus op zekere hoogte is een
rem op de lijdelijkheid van de rechter nodig. De balans moet anders te komen liggen en
schrijver pleit daarom ervoor om van het beginsel van de actieve rechter uit te gaan.
Opgepast moet worden dat de zwakkere deelnemer niet onderuitgaat, de weg verliest door de
mate van complexiteit, de kosten, de beperkte snelheid etc.
- Hiervoor is actieve rechter nodig
Rechterlijk activisme gaat over sneller, goedkoper, efficiënter geschillen oplossen, door recht te
spreken of partijen naar elders te verwijzen, omdat de civiele procedure gefinancierd wordt uit
publieke middelen en deze procedures niet slechts particuliere maar ook algemene belangen
betreft.
Rechtsbescherming moet aan beide partijen toekomen, art. 6 EVRM; equality of arms, maar
dit punt van gelijkheid geldt ongeacht de mate van activiteit die een rechter ontplooit.
§11.4.4 De actieve rechter: een nieuw vertrekpunt
Hoe ver strekt nu de macht van de actieve rechter?
1. De rechter zou bevoegd moeten zijn de door partijen aangegeven grenzen ter discussie te
stellen en hen zo nodig tot het verleggen van die grenzen te bewegen
2. De rechter wacht niet principieel af; de rechter zal zich als burgers besluiten om een
geschil aan hem ter beslissing voor te leggen, principieel en actief bemoeien met dat
geschil.
§11.5 gaat over Engels recht
2
, SAMENVATTING CIVIEL PROCES
§11.6 Afronding
Tendens in Europa is om een meer actieve rechter te hebben, een managerial judge.
- Tegelijkertijd is de tendens om de verantwoordelijkheid voor een fatsoenlijk proces meer
bij de procespartijen zelf te leggen. Zij zouden moeten streven naar een betere
samenwerking, onderling en met de rechter.
o Deze twee tendensen bij elkaar voegen; dan ontstaat er een coöperatief model,
hetgeen op dit moment als het beste procesmodel heeft te gelden.
Nadelen van casemanagement:
- Wordt de actieve rechter niet al snel gezien als een mee procederende rechter?
- De kosten van casemanagement. Wordt de rechtspleging niet nog duurder?
o Dit zou wel kunnen worden overtroffen van de voordelen, namelijk de snellere
procedures met betere uitkomsten onder leiding van een actieve rechter.
3
, SAMENVATTING CIVIEL PROCES
Week 2: ADR en de vraag of onze rechtspleging aan de verwachting voldoet
Hoofdstuk 14: Arbitrage, bindend advies en mediation
Er zijn meerdere manieren om tot de beslissing van een geschil te komen:
- Via de overheidsrechter
- De opdracht van rechtspraak aan particulieren
o Arbitrage
o Bindend advies
o Mediation
Met de hulp van een onpartijdige derde door onderhandeling bereiken van
een voor beide partijen bevredigende uitkomst.
§14.1 Arbitrage
§14.1.1 Wettelijke regeling
Vermogensrechtelijke geschillen die door particulieren kunnen worden beslist kunnen ook
bindende kracht verkrijgen, art. 1059 Rv en zij kunnen na een beperkte toetsing door de
voorzieningenrechter, art. 1062 Rv met behulp van overheidssteun ten uitvoer worden gelegd.
De voordelen en nadelen van arbitrage staan op bladzijde 363.
§14.1.3 Institutionele arbitrage en ad-hoc arbitrage
De samenstelling van het arbitraal college en de procesvoorschriften zijn in de statuten of een
reglement vastgelegd, art. 1020 lid 6 Rv. Aanwijzing van een college als bevoegde rechter vindt
vaak plaats nog voor het gestel is gerezen bij algemene voorwaarden.
- Dit is institutionele arbitrage
o Hiertegen over staat de arbitrage die niet bij een vast scheidsgerecht plaatsvindt
en waarbij arbiters door partijen zelf worden aangewezen en zo nodig de
procesregels worden vastgesteld
Dit is ad-hoc arbitrage
§14.1.4 Wat kan aan arbitrage worden onderworpen
Art. 1020 Rv; geen voorschriften over de toelaatbaarheid van arbitrage:
1. Het moet berusten op de instemming van de betrokkenen
2. Alleen geschillen over rechten waarover men vrije beschikking heeft
3. Sommige beslissingen kunnen opgedragen worden zonder dat sprake is van een geschil
Een arbitrage overeenkomst is materieel geldig als zijn materieel geldig is naar het recht dat
partijen hebben gekozen of naar het recht van de plaats van arbitrage, art. 10:166 BW jo. art. 10:2
BW.
§14.1.5 Twee soorten arbitrageovereenkomsten
Arbitrageovereenkomsten kunnen worden onderscheiden in:
1. De overeenkomst waarbij een reeds gerezen geschil aan arbitrage onderworpen wordt
a. Compromis of akte van compromis
2. De overeenkomst waarbij partijen zich vooraf verbinden een eventueel geschil aan
arbitrage te onderwerpen.
a. Arbitraal beding
De overeenkomst tot arbitrage kan worden gekwalificeerd als een procesrechtelijke
overeenkomst.
- Voor geldigheid is een geschrift geen vereiste.
- Art. 1052 lid 2 en 3 Rv.
§14.1.8 De overeenkomst tot arbitrage en de gewone rechter
Art. 1022 Rv: de rechter bij wie een geschil aanhangig is waarover een overeenkomst van
arbitrage is gesloten, verklaart zich onbevoegd, indien een partij zich voor het bestaan van de
overeenkomst beroept, tenzij de overeenkomst ongeldig is.
- De gewone rechter treedt op als rest-rechter, art. 1022a Rv.
4