Contents
1.7 College AVV: onderzoeksopzet.......................................................................................................... 2
2.4 AVV College: Betrouwbaarheid en validiteit ..................................................................................... 8
2.1 Tutorgroep AVV ............................................................................................................................... 17
2.5 College AVV Steekproeftrekking ..................................................................................................... 19
3.1 Tutorgroep AVV ............................................................................................................................... 26
3.6 College AVV: verdelingen en toetsen deel I .................................................................................... 30
4.1 Bespreken vragen ............................................................................................................................ 37
4.4 College AVV: Verdelingen en toetsen deel II ................................................................................... 42
4.5 Tutorgroep AVV ............................................................................................................................... 47
5.3 College AVV Documentanalyse ....................................................................................................... 51
,1.7 College AVV: onderzoeksopzet
Leerdoelen:
• De kenmerken en ook de voordelen en nadelen van de verschillende onderzoeksopzetten in
eigen woorden uitleggen en een geschikte onderzoeksopzet selecteren aan de hand van een
aangereikte casus
Onderzoek ontwerp
Aan het begin van een onderzoek begin je met het vaststellen van een probleemstelling → wat wil je
weten?
Een onderzoek ontwerp is eigenlijk de structuur van je onderzoek → hoe ga je je onderzoek
uitvoeren om antwoord te geven op de onderzoeksvraag/probleemstelling.
Omvat:
• Doelgroep
• Conceptueel model
- Afhankelijke variabele
- Onafhankelijke variabelen
- Relaties tussen alle variabelen
• Onderzoekshypotheses (H0 en Ha)
• Onderzoeksopzet
• Steekproef (type en omvang)
• Meetmethode & meetinstrumenten
• Analysemethode
Onderzoeksopzet
Je het veel verschillende type onderzoeksopzetten. In het volgende schema zijn degene weergegeven
die we moeten kennen:
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen twee hoofdtypen:
experimenteel of observationeel onderzoek. Om te
kiezen welke van deze twee je kiest kan
je het beste de vraag stellen: gaan we
iets observeren of gaan we in het
onderzoek mensen iets geven/een
interventie uitvoeren?
Vervolgens wordt er onderscheid
gemaakt tussen 5 subtypen: RCT,
quasi-experiment, case-control onderzoek, cross-sectioneel onderzoek en longitudinaal onderzoek.
Hoe kies je onderzoeksopzet?
• Het is belangrijk om de juiste, maar voornamelijk de beste onderzoeksopzet te kiezen.
Daardoor begin je met na te denken over wat je precies wil weten(Probleemstelling) →
bepaald voor een deel wat voor een onderzoeksopzet je wil.
• Vaak is het zo dat er veel dingen komen kijken bij een onderzoek. Met een conceptueel
model kan je die dingen in beeld brengen en uiteindelijk je onderzoek afbakenen.
• Bovendien zijn praktische omstandigheden zoals budget en tijd ook van belang bij het maken
van een keuze.
,Aan de hand van de combinatie van de probleemstelling, het conceptueel model en de praktische
omstandigheden is bijna altijd één onderzoeksdesign superieur. Helaas is de opzet bijna nooit alleen
op basis van voorkeur van onderzoeker, dit komt omdat die praktische omstandigheden toch van
groot belang zijn.
Experimenteel onderzoek
• Een experimentele interventie(opzettelijke manipulatie) wordt vergeleken met een controle
interventie (contrast). Oftewel je geeft 1 groep iets, een interventie. Deze groep wordt als
het ware gemanipuleerd. Bij de andere groep doe je dit niet.
Bijvoorbeeld: een nieuw medicijn voor hoofdpijn is ontwikkeld en je wil kijken of die
daadwerkelijk hoofdpijn vermindert. Dan geef je aan de ene groep dat medicijn wel en aan
de andere groep niet.
• Deelnemers worden toegewezen aan experimentele groep OF controlegroep
• 2 typen:
- Willekeurig/toeval: Randomised controlled trial (RCT)
- Niet willekeurig: quasi-experiment
RCT
Het model:
Non-participanten: mensen die niet willen
meedoen of bijvoorbeeld het informed
consent niet tekenen.
Participanten: mensen die wel gaan meedoen
en die ga je dan random verdelen tussen de
twee groepen, experimenteel en controle.
Je wil zeker weten dat de pil daadwerkelijk werkt en
niet dat het komt door de kenmerken van de
personen in de groep. Daarom wil je eigenlijk dat de
twee groepen redelijk gelijk zijn. Dus dat er in
beiden groepen ongeveer evenveel mannen en
vrouwen zitten, dat in beide groepen ongeveer
evenveel van dezelfde leeftijdsgroep zitten, etc. Als
de groepen en kenmerken redelijk gelijk zijn, weet
je dat het door de pil zelf komt en niet door iets anders.
Randomisatie (R) = deelnemers worden toegewezen aan een groep op basis van toeval of loting
(dus: at random)
Drie eisen voor goede randomisatie:
1. De randomisatie moet eerlijk gaan, dus zonder fraude
2. Er moeten voldoende deelnemers zijn. Bijvoorbeeld: als je maar tien mensen hebt die
meedoen dan kan het makkelijk gebeuren dat je bijna alleen maar mannen hebt. Dan is het
niet meer representatief
3. Degene die randomiseert mag geen kennis hebben over de precieze randomisatiemethode.
Dus diegene moet of los staan van het onderzoek staan of niet weten wie wie is waardoor
het echt random wordt verdeeld. Anders is er een grote kans dat mensen bewust of
, onbewust invloed uitoefenen op die randomisatie.
Achteraf kan je gaan kijken of het goed gelukt is door na de randomisatie te vragen wat
bijvoorbeeld het geslacht/leeftijd is van de mensen.
→ Altijd controleren of randomisatie is geslaagd!
1. Simpele randomisatie; 1:1 → een muntje opgooien en het op die manier verdelen, dat kan
tegenwoordig heel makkelijk met de computer. Iedereen 50% kans om in de een of de
andere groep terecht te komen. Geen eisen. Probleem is: de hoeveelheid maakt dan dus ook
niet uit, waardoor het verschil in grootte van de groep soms relatief groot is. Daardoor kan
dit alleen met een grote groep deelnemers
2. Gestratificeerde randomisatie: toewijzing rekening houdend met een belangrijke factor
(stratum) die de uitkomst mogelijk beïnvloedt. Vaak is het belangrijk om te zorgen dat beiden
groepen evenveel mannen als vrouwen heeft. Dus er wordt eerst onderscheid gemaakt
tussen alle mannen en vrouwen en vanuit die twee groepen ga je randomiseren.
Andere vormen:
• Gewogen randomisatie: gewogen toewijzing. Als je nog extra vragen wil beantwoorden, doe
je dit → je zet er extra mensen in om zo extra onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden.
• Blok randomisatie: gelijke verdeling over E en C → er wordt wel geloot, maar er wordt ervoor
gezorgd dat beiden groepen precies evenveel mensen heeft
• Minimization scheme: als meer E dan C dan krijgt de eerstvolgende deelnemer een grotere
kans op C. Dit gebeurt als er wordt gezien dat het verschil in hoeveelheid groter is.
Waarom controlegroep?
• Vergelijking onder dezelfde omstandigheden om andere oorzaken/effecten uit te sluiten
(causaliteit!). Het is dus om te kijken wat er zou gebeuren als we ons nieuwe medicijn niet
zouden hebben. Dus ga je op zoek naar causaliteit → oorzaak-gevolg.
→ Het beste is als de mensen niet weten of ze de oude of nieuwe behandeling krijgen, maar dat is
niet altijd mogelijk dus dat verschilt per onderzoek
Uitkomst maten en meting
• Vaak meerdere afhankelijke variabelen; complexe vergelijkingen. Er zijn vaak meerdere
uitkomstmaten waarin we geïnteresseerd zijn → zorgt het voor bijwerkingen, draagt het bij
aan kwaliteit van leven, wat zijn de kosten, patiënt tevredenheid
• Keuze primaire uitkomstmaat bepaald door probleemstelling
• Het is prettig dat de mensen die de metingen uitvoeren niet weten wie wat krijgt → meting
niet laten beïnvloeden door in welke groep deelnemers hebben gezeten (‘blinde’
beoordeling)
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper bentegoedhart. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,49. Je zit daarna nergens aan vast.