Vragen per HC blok 2A1
Week 1
HC.1: Begrippenschema en kanker
Vragen:
1. Wat is het life-time risico om kanker te krijgen?
2. Hoe ziet de incidentie, etiologie, pathogenese en pathofysiologie en presentatie van
colorectaalcarcinoom eruit?
3. Hoe ziet het klinisch beleid van het coloncarcinoom eruit?
4. Hoe ziet de diagnostiek van een mammacarcinoom eruit?
5. Welke erfelijke factoren kunnen meespelen bij het mammacarcinoom?
6. Wat is het verschil tussen een prognostische en predictieve waarde van een
(biomarker)?
7. Wat heeft de grootste ontwikkeling doorgemaakt bij de behandeling van een
longcarcinoom?
Antwoorden:
1. Dit is 1 op 3.
2. Heeft een van de hoogste incidenties. Voor de etiologie is vaak geen verklaring, maar
er zijn wel factoren die iemand in een hogere risicogroep kunnen plaatsen. Ook
erfelijkheid speelt een rol. De vormen van kanker zijn we wel steeds beter mee
bekend, die van benigne, premaligne, maligne en tot uiteindelijk metastasen kunnen
leiden. Presentatie hangt af van de fase, van geen symptomen tot in de late fase met
ugentie, bloedingen en tenesmus (loze aandrang).
3. Begint bij benoemen tumor door de patholoog en de KMBP. Na de diagnose wordt
het MDO (multidisciplinair beleid) samengesteld, waarin de rol van chirurgie,
radiotherapie en systeemtherapie essentieel zijn.
4. Bestaat uit een triple diagnostiek, die op twee manieren kan. In het BVO
(bevolkingsonderzoek) is de volgorde foto, palperen en dan punctie. Bij klachten is
het eerst palperen, foto en dan punctie.
5. Dit zijn:
a. BR: bloom richardson
b. ER: oestrogeen receptor
c. PR: progesteron receptor
d. HER 2
6. Een prognostische waarde voorspelt het natuurlijke beloop van de ziekte zonder
behandeling en een predictieve waarde voorspelt het beloop van de ziekte met een
behandeling.
7. Dit is de immunotherapie.
,HC.2: Geschiedenis van de oncologie
Vragen:
1. Wat voor behandelingen waren/zijn er voor kanker?
2. Hoe zag de 25 jarige zoektocht naar kankerbehandeling er globaal uit?
3. Wat wordt bedoeld met War on Cancer?
4. Wat waren discussiepunten bij het behandelen van kanker?
5. Hoe is het beeld van kanker veranderd over drie generaties?
Antwoorden:
1. Lokaal had je:
a. Chirurgie (vb. mastectomie): van oudsher, maar vooral vanaf late 19 de eeuw.
b. Radiotherapie: vanaf vroege 20ste eeuw.
Systemisch had je:
c. Chemotherapie: vanaf medio 20ste eeuw.
d. Immunotherapie & precision medicine: vanaf eind 20ste/21ste eeuw.
2. Bestond uit twee fases:
a. Fase 1: ontdekking anti-cancer drugs (vanaf jaren 40). De bevindingen die
waren gevonden waren wel met name toevalstreffers. Voorbeelden waren
mosterdgas, aminopterine / MTX, actinomycine, steroïden, vincristine en
cisplatine.
b. Fase 2: er kwam grootschalig en systematisch evaluatieonderzoek door het
Amerikaans Cancer Chemotherapy National Service Center. Hier waren meer
dan 200.000 stoffen in 10 jaar onderzocht, maar dit gaf erg teleustellende
resulaten.
c. Fase 3: de doorbraak. Er kwam eerst een filosofische doorbraak: eerste orde
kinetiek geneesmiddelen elimineren een bepaald percentage kankercellen,
dus bij remissie dosering verhogen. Dit bood een ander psychologisch
perspectief en bereidde de weg voor een praktische doorbraak in de vorm
van combinatie intensieve chemotherapie en radiotherapie.
3. Er kwam eigenlijk een enorm optimisme, door de genezing van zeldzame kankers.
Hierdoor kwam er heel veel subsidie voor het behandelen voor kanker, zodat nu ook
veelvoorkomende solide tumoren genezen konden worden genezen. Kanker genezen
werd nu echt als een soort strijd gezien.
4. Dit waren:
a. ALL: jonge kinderen
b. Gevolgen medisch denken: het waren radicale en invasieve behandelingen
c. Relatie wetenschappelijk onderzoek: de patiënt was een proefpersoon, de
behandelaar de onderzoeken. Het waren zeer schadelijke middelen, die een
onzeker uitkomst bood.
d. Curatie vs. preventie: kostte veel geld, politieke keuzes en in een
institutionele context.
5. Vroeger werd de diagnose kanker vaak verborgen gehouden, omdat er een groot
belang was voor het behouden van hoop. Patiënten wisten vaak niet dat ze ziek
waren. Een generatie verder waren de behandelingen vrij radicaal, zoals een
mastectomie, ovariële ablatie. Hierdoor was wel de follow-up relatief korter. Nu
, heeft kanker echt een heel andere culturele betekenis, waar het echt veel meer een
langdurig gevecht is. Iemand zit compleet & langdurig in de medische molen.
HC.3: Algemene klinische introductie van kanker
Vragen:
1. Waarom is kanker een volksziekte?
2. Wat is een QALY en hoeveel mag een behandeling kosten?
3. Wat zijn sluismiddelen?
4. Waar komt de toegenomen gezondheidswinst vandaan?
Antwoorden:
1. De incidentie en prevalentie nemen steeds meer toe. Alles is ook openbaar en
gedeeld: social media, emotie neemt toe. Er komen ook steeds meer nieuwe
middelen, wat vragen oproept als is gezondheid een recht. Ook nemen de
behandelkosten steeds meer toe door alle nieuwe middelen, terwijl we nog
nauwelijks iets weten over de preventie van kanker.
2. Dit is de quality adjusted life year. Een behandeling mag nu ongeveer 80.000 euro
kosten.
3. Dit is een rem zetten op kosten van bepaalde geneesmiddelen. Alleen
geneesmiddelen of behandelingen met een hoge prijs of groot financieel risico
worden in de sluis geplaatst. Wanneer de kosten van een geneesmiddel voor de
behandeling van 1 of meerdere nieuwe indicaties in Nederland meer dan 40 miljoen
per jaar zijn, worden ze in de sluis geplaatst. Als de kosten van het gneeesmiddel
voor een nieuwe indicatie per patiënt jaarlijks 50.000 euro of meer zijn en in totaal
10 miljoen euro of meer per jaar bedragen, wordt de nieuwe indicatie in de sluis
geplaatst.
4. Dit is nog de vraag. Dit zou kunnen komen door vroegdiagnostiek door screenen, de
war against cancer, (moleculair) onderzoek nieuwe/betere behandelingen. Dit
geeft wel humane winst, maar ook een financiële last. De vraag is dan of extra tijd
ook wel altijd extra kwaliteit betekend. Moet altijd alles wat kan? Hierbij kan goede
zorg ook vaak met goedkope middelen, zoals chemotherapie. Dit is breed inzetbaar
met diverse intenties. Het heeft echter wel bijwerkingen, op korte en lange termijn,
die soms zelfs lethaal kunnen zijn (QALY?).
HC.7: Van gewone cel tot kankercel
Vragen:
1. Wat is er nodig om een tumorcel te worden?
2. Wat houdt hallmark 1 in, blijven delen?
3. Wat houdt hallmark 2 in, remming ontwijking?
4. Wat houdt hallmark 3 in, celdood weerstaan?
5. Wat houdt hallmark 4 in, oneindige celdeling?
6. Wat is het verschil tussen hallmark 1 en 4?
7. Wat houdt hallmark 5 in, vorming van nieuwe bloedvaten?
8. Wat houdt hallmark 6 in, invasie en metastase?
, 9. Wat is de volgorde van invasie naar metastase?
10. Wat houdt hallmark 10 in, genoom instabiliteit en mutaties?
11. Wat houdt hallmark 8 in, tumor-bevorderende ontsteking?
12. Wat houdt hallmark 9 in, deregulatie van de energievoorziening?
13. Wat houdt hallmark 10 in, ontsnapping aan het immuunsysteem?
Antwoorden:
1. Hiervoor zijn veel mutaties nodig, die allemaal een kleine kans hebben om plaats te
vinden. De belangrijkste zijn gecategoriseerd in hallmars, waarvan er 10 zijn.
2. Een cel moet kunnen delen om een tumor te kunne vormen. Om de deling aan te
zetten zijn groeifactoren nodig, die via een groeifactor receptor een hele cascade
aanzet in de cel. Een tumor kan hier gebruik van maken door:
a. Zelf een groeifactor te maken, zodat er geen groeifactor nodig is voor
activeren.
b. Aanpassen van de pathway (meestal): hierdoor kan het signaal aan worden
gezet zonder groeifactor. Dit kan door een mutatie in de groeifactor receptor
of ergens anders in de cascade ontstaan.
3. Normaal gesproken luisteren cellen naar signalen die de groei remmen, maar
tumoren kunnen deze groeiremmers uitschakelen.
4. Normale cellen kunnen mechanismen activeren, die tot celdood leiden (bijv. als
cellen te veel DNA-schade hebben). Hierdoor gaan de cellen in apoptose. Bij een
tumor is apoptose uitgeschakeld.
5. Normale cellen kunnen slechts een beperkt aantal delingen maken, doordat
telomeren bij elke celdeling korter worden (met uitzondering van de stamcellen). Een
tumor kan telomeer verlenging inschakeling (gedraagt zich dus als een soort
stamcel).
6. Dus het verschil tussen blijven delen en oneindige celdeling. Een vergelijking is het
gaspedaal en de brandstoftank. Je hebt beide nodig om te rijden: het gaspedaal
(blijven delen) heb je nodig om te gaan rijden en te blijven delen en de brandstoftank
(oneindige celdeling) bepaalt hoe lang je kunt doorrijden.
7. Een groeiende tumor heeft veel voedingsstoffen nodig en zal dus vorming van
nieuwe bloedvaten (angiogenese) stimuleren. Dit is vorming van bloedvaten uit de
cellen rondom de tumor. Dit wordt ook wel de stroma genoemd, ofwel
ondersteunend weefsel. Dit kunnen endotheel, fibroblasten of ontstekingscellen zijn.
Bij voldoende angiogene groeifactoren ontstaat dan de angiogene switch, waardoor
angiogenese zal plaatsvinden. Factoren die hierin meespelen zijn:
a. HIF1-alfa (komt vrij bij O2 tekort)
b. VEGF en VEGF-R
8. Invasie is als de tumor doordringt in het omringende weefsel door een
basaalmembraan. Metastasering is als tumorcellen over een grote afstand worden
getransporteerd en daar dan een nieuwe tumor geven. Invasie gaat altijd vooraf aan
metastase. Het zijn beide de meest complexe en dodelijke eigenschappen. Veel
epitheliale tumoren (80% van de tumoren zijn epitheliaal) ondergaan een epitheliale
mesenchymale transitie (EMT), waardoor ze door de basaalmembraan kunnen
komen en zo in de lymfebanen en bloedbanen kunnen komen, om vervolgens te