TiU: Ontwikkelingsstoornissen: samenvatting van de gastcolleges (2021/2022)
Shimara van den Elzen
ONTWIKKELINGSSTOORNISSEN
SAMENVATTING VAN DE GASTCOLLEGES
INHOUDSOPGAVE
Ontwikkelingsstoornissen ....................................................................................................................................... 1
Hoorcollege 4: Dyslexie en dyscalculie................................................................................................................ 2
Hoorcollege 6: Eetstoornissen .......................................................................................................................... 10
Hoorcollege 7: Neurodegeneratieve aandoeningen ......................................................................................... 24
1
, TiU: Ontwikkelingsstoornissen: samenvatting van de gastcolleges (2021/2022)
Shimara van den Elzen
HOORCOLLEGE 4: DYSLEXIE EN DYSCALCULIE
Schriftelijke taal
Er zit een verschil tussen gesproken taal en geschreven taal. Mensen begonnen met het
gebruik van gesproken taal en spraak 300.000 jaar geleden. Dit was samenvallend met de
evolutie van de anatomisch moderne Homo sapiens. Er zijn speculaties dat er genmutaties
hebben plaatsgevonden op het 7e chromosoom die verantwoordelijk zijn voor de verschijning
van gesproken taal. Dit betekent dat ons brein veel tijd heeft gehad om zich aan te passen
aan gesproken taal. Je zou kunnen zeggen dat het brein goed uitgerust is voor gesproken
taal. Een jong kind leert taal best gemakkelijk.
Geschreven taal is een recente culturele uitvinding, dit is namelijk pas 6000 jaar geleden
ontstaan. Leren lezen en schrijven is een ware uitdaging voor het menselijk brein. Het brein
van de Homo sapiens is niet geëvolueerd voor geschreven taal (het heeft hier een slechte
biologische aanleg voor). Dit is ook de reden waarom het moeilijk is om te leren lezen op
school. Voor veel mensen blijft het moeilijk om te leren lezen gedurende het hele leven.
Je kunt jezelf afvragen: als we geen neurale structuren hebben die daarvoor geëvolueerd
zijn, hoe kunnen we dan lezen? Hier is een hypothese over opgesteld, namelijk de Neural
Recycling hypothesis: we hergebruiken bepaalde delen van de hersenen die voor andere
doeleinden zijn geëvolueerd en we gebruiken deze hersengebieden voor lezen.
Een van de gebieden in de hersenen die een zeer belangrijke rol speelt bij het lezen en
herkennen van visuele woorden is dit gebied in de hersenen (zie onderstaande afbeelding).
Dit gebied wordt de Visual Word Form Area (VWFA) genoemd. Dit VWFA is geëvolueerd
en er wordt gedacht dat dit met als doel is objecten te herkennen en gezichten te herkennen.
Er wordt gedacht dat het brein dit gebied van de hersenen heeft hergebruikt om te leren
lezen.
Visuele woordherkenning
Er bestaan verschillende orthografische systemen. Dit heeft implicaties voor dyslexie. De
prevalentie van dyslexie hangt af van de soort orthografie. Verschillende orthografische
systemen zijn:
- Logografisch of morfologisch: één symbool staat voor een heel woord. Zoals
bijvoorbeeld in het Chinees.
- Syllabisch: bestaat uit een verzameling geschreven symbolen, die lettergrepen
vertegenwoordigen, waaruit woorden bestaan. Dus het symbool is gekoppeld aan
een lettergreep. Dit is bijvoorbeeld het geval bij Inuktitut.
- Alfabetisch: de letters zijn gekoppeld aan een geluid.
Het herkennen van geschreven woorden is extreem complex.
1) Visuele verwerking: het is complex op het visuele niveau. Je ogen moeten zeer
complexe activiteiten doen.
2) Prelexische orthografische verwerking: je doet een analyse van je orthografische
code voordat je toegang hebt tot de betekenis van het woord. Dus hierbij is de vraag:
wanneer je een geschreven woord ziet, wat doe je ermee? Analyseer je het als een
geheel woord, als individuele letters of als subgroepen van letters?
3) Lexicale orthografische verwerking: dit is het moment waarbij je het woord herkent.
4) Semantische verwerking: tot slot heb je toegang tot de semantiek ervan. Oftewel, de
betekenis van het woord.
- De eerste drie onderdelen worden op de volgende pagina individueel besproken.
2
, TiU: Ontwikkelingsstoornissen: samenvatting van de gastcolleges (2021/2022)
Shimara van den Elzen
We lezen gemiddeld 150 tot 250 woorden per minuut.
Visuele verwerking:
- Wanneer iemand iets leest hebben de ogen een fixatiepunt. Wanneer iemand een
stukje tekst leest, scannen de ogen niet ‘glad / smooth’ over de tekst heen, maar de
ogen maken als het ware sprongetjes. Dit worden saccades genoemd.
- Tussen elke saccade maakt het oog een fixatie. Het fixeert een woord, dit is het
fixatiepunt. Dat is het moment dat het toegang krijgt tot de betekenis. Zodra de
betekenis is bereikt, gaat het naar het volgende woord. Het fixatiepunt is afhankelijk
van een hoop variabelen. Een kind of iemand die leert lezen zal langer fixeren op een
woord dan een volwassene die al goed kan lezen. Woorden die je niet kent, die erg
moeilijk zijn of die heel zeldzaam voorkomen, zal iemand langer op fixeren.
- Wanneer je leest maar je weet niet zeker of je het zojuist gelezen stukje goed hebt
begrepen, dus je gaat terug om het nog eens te lezen, dit worden regressies
genoemd.
- Optimal Viewing Position (OVP): wanneer een woord gelezen wordt, fixeert het oog
op het centrale stuk van het woord met een neiging naar links. Dit is de OVP. Dit
heeft te maken met de leesrichting. Bij talen die van rechts naar links lezen zul je zien
dat het een andere OVP heeft.
Prelexische orthografische verwerking:
- Dit gaat over: wanneer we lezen, hoe analyseren we een woord? In het college is er
een experiment gedaan waarbij er woorden werden aangeboden, met spaties tussen
sommige letters (bijv. CH AIR; TRA IN; PAN CH; MA TCH, BLI NT). Er zaten echte
woorden en nepwoorden tussen. De studenten moesten de echte woorden
herkennen. De vraag is: wanneer werd een woord sneller herkend door studenten?
Bij CH AIR of bij TRA IN. Het ging hierbij om de locatie van de spatie. Mensen blijken
sneller in het herkennen van ‘CH AIR’. Dit is omdat dit woord de syllabische
structuur respecteert:
o Een woord zoals ‘chair’ heeft een lettergreep. Lettergrepen kunnen worden
onderverdeeld in onset (= aanzet: dit is een eerste letter of een groep van
letters) en rhyme (= rijm). De rhyme kan verder worden onderverdeeld in de
nucleus (kern) en coda (afsluiting). De nucleus bevat één klinker. Het heeft
soms een coda, niet altijd.
o Als je een onderbreking maakt die de syllabische structer respecteert, herken
je sneller het woord. Zelfs mensen die heel goed zijn in lezen en de
betreffende woorden al enorm vaak hebben gezien, hebben baat bij de
syllabische structuur.
- Prelexicale orthografische verwerking berust op de identificatie van (subgroepen van)
letters, eerder dan op de verwerking van de globale vorm van een woord.
Lexicale orthografische verwerking:
- Het feit dat je een woord kent en dat je een woord eerder hebt gehoord, betekent dat
je een voorstelling van dat woord in je hersenen hebt. Dit zal je ook helpen bij visuele
woordherkenning om een woord te herkennen.
- Mensen die goed kunnen lezen, kunnen een stuk tekst lezen waarvan de eerste en
laatste letter van de woorden op de goede plek staan, maar de rest door elkaar
gehusseld is. Mensen met dyslexie hebben hier veel moeite mee.
3
, TiU: Ontwikkelingsstoornissen: samenvatting van de gastcolleges (2021/2022)
Shimara van den Elzen
Leren lezen
Leren lezen in een alfabetische orthografie gaat allereerst om het aanleren van het
alfabetisch principe: het idee dat letters (of groepen van letters) de klanken van gesproken
taal vertegenwoordigen. In alfabetische systemen heb je dus een symbool (een letter) dat
wordt gekoppeld aan een klank. Dit is de basis van het lezen. Als je een woord voor de
eerste keer leest, bouw je het woord op door letters te decoderen in fonemen (=
klankeenheden). ‘Letters’ worden eigenlijk grafemen genoemd (hier komen we zo op terug).
De Engelse gesproken taal bestaat uit slechts 44 klanken. Lezen is het leren van de relatie
tussen de klanken van een taal en de grafemen (dat wil zeggen: hoe ze geschreven
worden).
Neem bijvoorbeeld het woord ‘blood’. Dit woord heeft vier klanken. Maar het heeft vijf letters.
Het heeft meer letters dan klanken. De grafemen zijn de directe verbinding tussen het geluid
en de geschreven taal. Dit wil zeggen: als het woord vier klanken heeft, moet het vier
grafemen hebben. De grafemen van het woord blood zijn: ‘b l ʌ d’. Dit betekent dat er twee
typen grafemen zijn: simpele grafemen die gemaakt zijn van slechts één letter en
complexe grafemen die gemaakt zijn van meerdere letters. Dit is de eerste complexiteit van
leren lezen. Namelijk, soms wordt een klank weergegeven door één letter, soms door twee
letters, vier letters, etc. Maar het wordt altijd weergegeven door één grafeem. Dit betekent
dan ook dat een grafeem kan bestaan uit één letter, twee letters, vier letters, etc. Als we
spreken over lezen hebben we het niet over letters in klanken omzetten, maar over grafemen
omzetten in klanken.
Bijvoorbeeld het foneem ‘ŋ’ wordt op één manier uitgesproken, maar kan op verschillende
manieren in woorden voorkomen, bijvoorbeeld: ring, pink, tongue. Dit maakt lezen
gecompliceerd, want soms koppel je een klank aan één letter, soms aan twee letters, etc.
Dus leren lezen: geschreven woorden leren ‘decoderen’ door te begrijpen hoe de grafemen
gekoppeld zijn aan de fonemen (en omgekeerd voor de spelling: hoe fonemen gekoppeld
zijn aan grafemen).
Er zijn drie stadia in de normale ontwikkeling van lezen:
1) Logografische fase: een kind kijkt naar de opvallende visuele kenmerken en is niet
in staat om nieuwe woorden te lezen.
o Bijv.: een kind kan het woord ‘dog’ lezen, maar als de letters omgedraaid zijn
en er staat ‘god’ kan het kind dat woord niet lezen.
2) Alfabetische fase: decodering door toepassing van grafeem-naar-foneem
correspondentieregels. Het kind kan nu ook nieuwe woorden leren lezen.
o Bijv.: een kind kent nu de grafemen ‘d’ ‘o’ en ‘g’ en kan zowel de woorden
‘dog’ als ‘god decoderen en lezen wat er staat.
3) Orthografische fase: directe herkenning zonder decodering.
o Bijv.: een kind hoeft nu niet meer de woorden te decoderen maar kan in één
oogopslag zien wat er staat.
Slechte lezers hebben vooral moeite om verder te komen dan het tweede stadium. Zij
kunnen doorgaans woorden decoderen, maar komen niet gemakkelijk tot het orthografische
stadium waarin zij een woord direct herkennen wanneer zij het zien. Ze kunnen een bepaald
woord al honderden keren gezien hebben en nog steeds het woord niet direct herkennen en
kunnen lezen.
4