Inhoudsopgave
Handboek klinische psychologie..................................................................................................................... 2
Deel 1 Kadering van diagnostiek en behandeling................................................................................................2
H1 Psychodiagnostiek......................................................................................................................................2
H2 Indicatiestelling..........................................................................................................................................8
H3 Transdiagnostische benadering...............................................................................................................11
Deel 2 Theoretische benaderingen.....................................................................................................................15
H4 Farmacotherapie en niet-psychotherapeutische behandelvormen........................................................15
H6 Clientgerichte behandeling van psychopathologie..................................................................................25
H7 Cognitieve gedragstherapie.....................................................................................................................30
H8 Interpersoonlijke psychotherapie............................................................................................................41
Deel 3 Psychopathologie....................................................................................................................................46
H9 Angststoornissen......................................................................................................................................46
H10 Stemmingsstoornissen...........................................................................................................................54
H11 Posttraumatische stressstoornis............................................................................................................59
H12 Dissociatieve stoornissen.......................................................................................................................64
H13 Psychotische stoornissen.......................................................................................................................70
H14 Obsessieve compulsieve en verwante stoornissen...............................................................................77
H15 Disruptieve, impulsbeheersing en gedragsstoornissen.........................................................................82
H16 Middelgerelateerde en verslavingsstoornissen.....................................................................................88
H17 Persoonlijkheidsstoornissen..................................................................................................................93
H19 Somatisch-symptoomstoornis en verwante stoornissen.......................................................................98
H20 Eetstoornissen......................................................................................................................................104
E-Book Behandeling van suïcidaal gedrag in de praktijk..............................................................................109
H3 Verklaringen...........................................................................................................................................109
H4 Richtlijn voor de behandeling van suïcidale patiënten..........................................................................115
H5 Systematische beoordeling van het suïcide risico: de wanhoop bespreken.........................................120
,Handboek klinische psychologie
Deel 1 Kadering van diagnostiek en behandeling
H1 Psychodiagnostiek
1.0. De rol van psychodiagnostiek
Psycholoog gebruikt verschillende bronnen
- Onderzoeksgesprekken
- Gedrags observaties
- Psychologische testen en vragenlijsten
Stepped-care-model: afhankelijk van de ernst en hardnekkigheid van klachten kan gekozen
worden voor een meer uitgebreid psychodiagnostisch onderzoek. Inzet van
psychodiagnostiek is helpend wanneer
- Klachten gerelateerd aan intelligentie, ontwikkelingsproblematiek,
persoonlijkheidskenmerken of cognitief (dis)functioneren
- Er in het verleden meerdere psychologische behandelingen zonder gewenst resultaat
zijn geweest
- Indicatie voor langere en intensieve behandeling vanwege
persoonlijkheidsproblematiek
Psychodiagnostiek: het beschrijven van klachten, het stellen van een classificerende
diagnose en het opstellen en toetsen van een verklarende hypothese
- Kijken naar hoe interne psychische processen en omgevingsinvloeden bijdragen aan
klachten en problemen.
o Geeft een rapportage over beschrijving klachtenbeeld (DSM5 classificatie),
ontwikkelingsgeschiedenis, persoonlijkheid, sociaal emotionele
informatieverwerking en sociaal cognitieve stijl
- Het in kaart brengen van factoren die een rol spelen in de problematiek zorgt ervoor
dat er een interventie gekozen kan worden die past bij de (hypothetische)
oorzakelijke factoren
- Tijdens het proces heeft de psycholoog verschillende rollen
o Intaker die uitzoekt wat er aan de hand is
o Diagnosticus die de klachten kadert
o Psychodiagnostisch die diepgaand wil begrijpen
- Indien er al een behandelrelatie met de client is kan het psychodiagnostisch
onderzoek beter gedaan worden van een collega waarbij huidige psycholoog client
kan ondersteunen in het proces
Empirische cyclus: op basis van vermoedens een hypothese opstellen over de verklaring van
de problemen, deze ontwerpen, toetsen en aannemen of verwerpen.
Psychologische diagnostiek: kent meerdere invalshoeken welke afhankelijk zijn van het
theoretische kader van de instelling
- Transdiagnostische benadering: ziet een stoornis als overstijgende kwetsbaarheden
zoals perfectionisme en zelfwaardering
- Farmacotherapie en niet psychotherapeutische behandelvormen: diagnostiek gericht
op het vinden van de juiste medicatie of biologische interventies
- Psychoanalytische benadering: nadruk op onderliggende mechanismen
, - Clientgerichte psychotherapie: weinig focus op diagnostiek als losstaande fase maar
een integratie van diagnostiek in de behandeling
- Cognitieve gedragstherapie: DSM-classificatie speelt een rol voor het kiezen van een
behandeling en psychodiagnostisch onderzoek geeft inzage in sterke en zwakte in
bijvoorbeeld intelligentie en copingsstijl
- Interpersoonlijke therapie: diagnostiek tijdens de eerste fase van behandeling wat
zorgt voor een behandelcontract over het probleemgebied waar de focus vervolgens
op zal liggen tijdens behandeling
2.0. De diagnostische cyclus
Psycholoog werkt met een empirische cyclus welke vier stappen heeft die steeds gebruik
maken van de informatie uit de voorgaande stappen en eventueel teruggaan naar een eerde
stap indien informatie ontbreekt of niet kloppend is
- Klachtenanalyse: onderzoekt de hulpvraag en verwachtingen
- Probleemanalyse: onderzoekt de uiting, ernst, ervaring, classificatie, mogelijke
verklaring van de klachten en symptomen
- Verklaringsanalyse: onderzoekt waar de klachten vandaan komen, welke methode
geschikt is voor toetsing en wat de resultaten hiervan zijn
- Indicatieanalyse: onderzoekt wat de resultaten betekenen en welke behandeling
passend is
Er moet wetenschappelijke literatuur gebruikt worden en doelgericht en systematisch
informatie verzameld worden die de eigen theorie ontkrachten (falsificatie) of bevestigen
(verificatie) waarbij betrouwbare en valide instrumenten gebruikt worden.
3.0. Klachtenanalyse: wat is de vraag?
Klachtenanalyse: psychodiagnostisch onderzoek start met een verwijzing waarbij de
aanleiding en onderzoeksvraag/hulpvraag wordt gemeld.
- Eerste stap (motivatie en verwachting): wat is de aanleiding voor de aanvraag?
- Tweede stap (clientperspectief): het analyseren van de hulpvraag
Resultaat: klachtenanalyse leidt tot een verhelderende diagnostiek en duidelijkheid over de
aanleiding, verwachting van de aanvrager en hulpvraag van de client.
- Inzage in eventueel eerder verricht onderzoek kan op worden voortgebouwd
- Kader waarin het psychodiagnostisch onderzoek kan plaatsvinden zijn bekend
4.0. Probleemanalyse: wat is het probleem?
Probleemanalyse: gegevens van de client worden gekoppeld aan kennis vanuit de
psychologie waardoor er een onderzoeksvraag kan worden opgesteld die verder uitgewerkt
kan worden
- Anamnese: gegevens uit de voorgeschiedenis en functioneren van client uitvragen op
basis van wat de client zelf vertelt
- Heteroanamnese: belangrijke sociale contacten (familie, hulpverleners) aanvullende
informatie over het functioneren van de client laten aanleveren
4.1. Gestandaardiseerde klachtinventarisatie
Informatie voor de probleemanalyse kan ook verkregen worden vanuit
- Gestandaardiseerde vragenlijsten: breed screenen op psychische klachten
- Specifieke symptoomvragenlijsten: ernst van symptomen in kaart brengen
, Vragenlijsten worden soms standaard bij een intake afgenomen en/of als onderdeel van een
Routine Outcome Monitoring (ROM) procedure welke de kwaliteit van de zorg in het
algemeen waarborgt en behandelresultaat kan monitoren
- 45 Outcome Questionnaire (OQ-45): 45 vragen op drie domeinen: intrapsychisch,
interpersoonlijk en sociale rolvervulling
Uitkomsten van de vragenlijst kunnen worden meegenomen naar de formulering van de
hypothese over de aard en ontstaanswijze van de klachten
4.2. Speciele anamnese
Speciele anamnese: specifieke klachten in beeld brengen waarbij het accent ligt op de
huidige problemen
- Luxerende factoren (factoren die de druppel waren die de emmer liet overlopen)
- Aanloop van het probleem
- Client zijn eigen verklaring voor de problemen
- Interferentie (in welke mate de sociale, relationele en functionele aspecten in het
leven van de client belemmerd worden door de problemen)
- Eerder ondernomen maatregelen door de client en diens effect
- Bij meerder problemen onderzoeken welke problemen voor client prioriteit hebben
Geeft inzage in de volgorde, aard en ernst van de problemen. Ook een beeld van de
motivatie, het beoordelingsvermogen en ziekte-inzicht van de client.
4.3. Psychiatrische anamnese
Psychiatrische anamnese: systematisch samenvatten van de psychiatrische symptomen
waarbij de objectieve en subjectieve symptomen in acht worden genomen
- Verschijning en psychomotoriek: wat valt op aan het gedrag, verschijning
(lichaamsbouw, hygiëne, oogcontact) en de psychomotoriek (bewuste bewegingen
en motoriek)
- Oriëntatie: in welke mate is client georiënteerd in tijd, plaats en persoon
- Aandacht en geheugen: functioneren van aandacht (arousal, afleidbaarheid,
gerichte-, verdeelde-, volgehouden- aandacht), en het geheugen (korte- en lange-
termijn geheugen, visueel geheugen)
- Waarnemingen: verwerking van zintuigelijke informatie (is er sprake van
hallucinaties, pseudo-hallucinaties, illusionaire vervalsing)
- Spraak en denken: afwijkingen in spraak (tempo, snelheid, vloeiendheid) en
stoornissen in denken (traag, snel, wijdlopig of pathologische gedachten zoals
suïcidaal, obsessies, overwaardige denkbeelden)
- Stemming en affect: hoe is de stemming gebaseerd op emoties over langere tijd, hoe
worden emoties geuit (affect) en is dit te zien in gedrag (toon stem, trillen, blozen)
- Persoonlijkheid: hoe is de persoonlijkheid gelet op unieke en stabiele gedrags- en
reactiepatronen over verschillende situaties (introversie, perfectionisme,
losbandigheid etc.)
4.4. Observaties tijdens gesprekken
Tijdens psychodiagnostisch onderzoek wordt er ook een indruk gevormd van mindere
tastbare aspecten zoals omgang met gevoelens en kwetsbaarheid
- Rijpere afweermechanismes: ongewenste gevoelens laten afvloeien in sociaal
geacteerd gedrag