Maaike de Kleijn Van Spreken tot Cyberspace Verdiepingspakket Communicatie
Samenvatting ‘Van Spreken tot Cyberspace’
Week 2 – Sociale geschiedenis van de communicatie
J. Goody and I. Watt, ‘The consequences of literacy’, Comparative Studies in Society and
History 5 (1963), pp. 304-345.
De driedeling tussen de prehistorie van de mens (bestudeerd door zoölogen), de sprekende
mens (bestudeerd door antropologen) en de sprekende en schrijvende mens (bestudeerd door
sociologen), is problematisch. Hoe wordt cultureel erfgoed overgedragen in niet-geletterde
samenlevingen? Ten eerste worden de materialen overgedragen, bovendien ook de
gedragsvormen. Ten slotte wordt de weltanschauung, alle idealen van een groep overgedragen
door middel van taal. Taal heeft invloed op de inhoud en verspreiding van het cultureel
erfgoed. Men onthoudt alleen wat belangrijk wordt beschouwd binnen de eigen sociale
relaties. Genealogieën worden gebruikt als ezelsbruggetje om de sociale verhoudingen te
handhaven. Vaak ontstond er na jaren onenigheid over de geldigheid van deze genealogieën,
omdat ze met de tijd werden aangepast en veranderd werden. Ze gelden dan ook meer als
oorkonde van huidige sociale verhoudingen dan als correct historisch verslag. Niet-geletterde
samenlevingen hadden geen beeld van hun verleden, behalve door het heden. Het verleden
was hetzelfde als het heden, want dingen uit het verleden die in het heden niet meer gebruikt
werden, werden snel vergeten. Historisch bewustzijn ontstaat pas op het moment dat er schrift
is. In de Prehistorie begon men met het communiceren door middel van functiesymbolen.
Hier waren echter veel tekens voor nodig en er kon slechts weinig gezegd worden. Dit
‘schrift’ ontwikkelde zich in het oude Egypte tot logogrammen, waarin een symbool ook iets
abstracts kon betekenen. Hierna ontwikkelde zich het fonetische schrift. Pas rond 1500-1000
BC werd dit schrift zo effectief dat men in Griekenland een alfabet kon bedenken. Voor de
uitvinding van het alfabet, kunnen de samenlevingen dus het beste ‘protoliterate’ genoemd
worden. De mensen in Egypte, Mesopotamië en China waren in staat met hun tekenschrift
grote maten van bureaucratie en georganiseerdheid te bereiken, maar er bleef een enorm gat
bestaan tussen de geletterde ingewijden en de buitenstaanders. In het fonetische schrift
kunnen de diepste gedachtes goed weergegeven worden en het is verwonderlijk dat men op
deze uitvinding heeft kunnen komen. Dit kwam langzaamaan tot stand door eerst een
combinatie van het fonetische schrift met de pictogrammen te maken. Het alfabet is het beste
voorbeeld van cultuurdiffusie: alle alfabetten stammen af van Semitische lettergrepen uit het
2e millennium. Het alfabet is democratisch, tegenover het theocratische schrift uit Egypte. De
verspreiding van het schrift ging langzaam, omdat het eerst alleen voor de herinnering werd
gebruikt, en niet gelijk als medium voor communicatie. De Griekse samenleving was de
eerste ‘geletterde’ samenleving. Het alfabet was makkelijk te leren en de sociale, economische
en technologische omstandigheden waren gunstig. Er bestaat een verband tussen het ontstaan
van het schrift en de culturele innovaties die hierna bestonden. Er ontstond een verschil tussen
volksverhalen, mythes en historische legendes. Door de hogere mate van geletterdheid binnen
de Griekse samenleving werd er meer onderzoek gedaan naar de historische correctheid van
de heldenepos van Homerus. Schrijvers hielden hier rekening mee. De eerste geschiedenissen
werden gebaseerd op mondelinge overleveringen, waardoor er toch werd gewerkt met
mythische elementen. Thucydides is de eerste die hier rekening mee hield, zodat er al snel een
kritische houding ten opzichte van het verleden werd gecreëerd. In de geletterde
samenlevingen was er dus een scheiding tussen mythe en geschiedenis ontstaan. Volgens
Socrates en Plato kan men alleen leren door het spel van vraag en antwoord. Schrijven is dus
oppervlakkig. Voordelen van mondelinge overlevering zijn dat men onduidelijkheden meteen
kan ophelderen en dat men voor ieder publiek een andere toon kan aanslaan. Ze waren echter
ook geen echte vijanden van de literaire overlevering. In epistemologie (kenniswetenschap)
1
, Maaike de Kleijn Van Spreken tot Cyberspace Verdiepingspakket Communicatie
en taxonomie (hiërarchisch ingedeelde ordening) ontwikkelden de Grieken wel unieke
ontwikkelingen. De gevolgen van geletterdheid zijn onder andere het ontstaan van de Griekse
democratie. Intrinsieke effecten zijn een scheiding van heden en verleden en natuurlijke
onregelmatigheden in het idee van leven. Er kan vervreemding ontstaan, omdat men meer op
het individu is aangewezen. Er ontstaan problemen door de complexere cultuur die ontstaat;
zo zal er anomie (afwijzen van waarden) en een verdwijnende sociale stratificatie zich
voordoen. In niet-geletterde culturen kun je niet om de cultuur heen, omdat je er face-to-face
mee geconfronteerd wordt. In geletterde samenlevingen moet je de cultuur lezen en kun je er
dus voor kiezen om dit te negeren. De nadruk ligt op het individu. De samenleving is minder
homogeen, omdat iedereen zelf kan kiezen en zelf moet denken. Het directe contact gaat
verloren en sommigen denken dat dit terug zal keren door de invloed van de radio, internet en
de televisie. Er bestaan problemen met de sociologie (die geletterde samenlevingen
bestudeerd), omdat geschiedenis van groot belang is bij dit onderzoek. Men moet ook dingen
afweten van de ongeletterde samenlevingen. Bovendien gaat sociologie over het collectief,
terwijl er in geletterde samenlevingen in steeds grotere mate sprake is van het individu.
M. Mostert, Studying Medieval Urban Literacy: A Provisional State of Affairs (Utrecht,
2014). De ‘moderne’ geletterde samenleving ontstond in Middeleeuwse steden. Het
onderzoeksveld is steeds verder uitgebreid naar niet alleen studie naar professionele en
overheidsvormen van schrijven, maar naar ook de accidentele schrijvers. De ontvangst van
het geschreven woord in het dagelijks leven en het ontstaan van een literaire mentaliteit ligt
met elkaar in het verband en toont een verandering in het denken aan. Dit onderzoek gaat over
de natuur van dit fenomeen en kijkt ook naar de buitengebieden, in plaats van alleen naar de
steden vanaf de laat 12e tot midden 16e eeuw. We kijken eerst naar de productie, het gebruik
en het behoud van teksten voor de gemeentelijke administratie, de ‘civic literacy’. Deze
breidde zich enorm uit door de komst van wetten, maar veroorzaakte grote hopen tekst, die
niet nodig of handig waren voor de gemeentelijke administratie. De centra voor geletterdheid
waren de gemeentelijke kanselarijen. Maar vanaf wanneer kunnen we spreken van de
institutionalisering van de kanselarij? Vanaf het begin van de 14e eeuw begon de take-off van
het stedelijke alfabetisme. Dit was te merken aan de enorme diversificatie van het aantal
teksten dat werd geproduceerd om de bevolking op de hoogte te houden van de regels. Er
werd steeds meer aandacht besteed aan de verspreiding en productie van teksten, maar ook
werd er meer rekening gehouden met een veilige bewaarplaats voor de geschriften. Dit hing
niet alleen samen met angst voor vernietiging, maar had ook te maken met de noodzaak om
sommige dingen geheim te houden. De notarius civitatis, medewerkers in de kanselarij,
vestigden zich als experts, waardoor er ruimte ontstond voor geestelijken die het echte
overschrijfwerk deden. De groeiende schriftcultuur had ook nadelen, zoals de groei van
vervalsingen en incorrectheden. Hoe stimuleerde het groeiende gebruik van het schrift voor
administratieve doeleinden de ontwikkeling van schrift voor privégebruik? In stedelijke
verbanden was meer mogelijkheid tot scholing dan in dorpen. Er ontstond een conflict tussen
de kerk en de gemeente over hun controle, schoolprogramma en financiën. Ook als men niet
kon lezen, was het contact met het schrift onvermijdelijk. Er waren ingewikkelde verbanden
tussen de volkstaal (spreektaal) en het Latijn (religieuze taal). Steeds meer stedelingen
gebruikten het schrift voor privégebruik om brieven te schrijven of familiegeschiedenissen te
schrijven. Er ontstond een nieuw soort religie voor de stedelingen, omdat ze zelf boekjes vol
gebeden konden lezen. De medewerkers in de kanselarij waren ook de makers van een
collectieve gemeenschappelijke identiteit, die via de officiële geschriften van de geschiedenis
van hun gemeenschap werden verspreid. De geestelijken waren hier in grote mate bij
betrokken, omdat er nadruk werd gelegd op een groot deel van de christelijke mythen voor de
ontstaansgeschiedenis van gemeenschappen. Veel rituelen werden uitgevoerd met
2