Structuuropzet &
samenvattingen
Orthopedagogiek
,Probleem 1 // Stoorn-IS
Bronnen:
De Pauw & Mervielde (2010) Temperament, Personality and Developmental Psychopathology
Shiner & Caspi (2003) Personality differences in childhood and adolescence: measurement, development,
and consequences
Prins & Breat (2014) Handboek klinische jeugdpsychologie
Verhulst (2014) kinder & jeugdpsychiatrie
Wicks-Nelson (2016) Abnormal child and adolescent psychology
Leerdoelen
1. Is er een verschil tussen temperament en persoonlijkheid en wat
is het verschil?
Temperament:
Temperament wordt gezien als een aantal gedragsconsistenties die vroeg in het leven aanwezig zijn, dit
heeft een biologische basis. Shiner & Caspi (2003)
Thomas & Chess temperament: stilistische component van gedrag: het hoe van gedrag, anders dan
motivatie, het waarom van gedrag en mogelijkheden en het ‘wat’ van gedrag. Dus centrale vraag: hoe
intens wordt het gedrag vertoond.
Gemakkelijk kind
Traag op gang komend kind
moeilijk kind
Goodness of fit: opvoeding/wederzijdse interactie
De Pauw & Mervielde (2010) // Shiner & Caspi (2003) // Prins & Breat (2014)
Thomas & Chess 9 gedragscategorieen:
activity-level, rhythmicity, approach-withdrawal, adaptability, threshold
of responsiveness, intensity of reaction, quality of mood, distractibility
en attention span/persistence
Buss & Plomin 4 dimensies:
Emotionaliteit, Activiteit, Sociabiliteit en Impulsiviteit
Rothbart & Derryberyy reactiviteit en zelfregulatie
Goldsmith & Campos variabiliteit in ervaren en uitdrukken van de 6 basisemoties:
blijdschap, droefheid, interesse, angst, verrassing en afkeer
Verschillende visies op temperament: Prins & Breat (2014) Heel belangrijk!
Persoonlijkheid:
Persoonlijkheid wordt gezien als het geheel van hoe een persoon zich gedraagt, denkt en voelt in
bepaalde consistente manieren. Shiner & Caspi (2003)
Persoonlijkheid: min of meer stabiele groep eigenschappen met voor het individu kenmerkende manieren
van denken, voelen en gedragen. Verhulst (2014)
5 factor model van persoonlijkheid Prins & Breat (2014)
Extraversie Refereert naar sociaal, assertief, dominant, energiek en optimistisch zijn,
vs introversie versus een voorkeur hebben voor solitaire activiteiten, anderen volgen en
introvert zijn.
Altruisme Geeft de kwaliteit van de sociale interactie weer, variërend van warm,
vs antagonisme vriendelijk, empathisch en altruïstisch tot koud, egocentrisch en
, antagonistisch.
Conscientieusheid Beschrijft de positie van een persoon op werkgerelateerde trekken, variërend
vs /nalatigheid van ordelijk, ambitieus en betrouwbaar tot wanordelijk, nonchalant en
onbetrouwbaar. Bovendien refereert deze trek naar de mate waarin een
persoon
zelfdiscipline heeft en zichzelf als (in)competent beschouwt.
Emotionele stabiliteit Beschrijft individuele verschillen in (sociale) angst, ergernis, kwetsbaarheid en
vs Neuroticisme negatieve emotionaliteit.
Openheid voor Refereert naar creatief zijn en problemen en situaties met een open geest
Ervaringen benaderen, tegenover minder fantasierijk zijn, meer nuchter zijn, en een
vs geslotenheid voorkeur hebben voor bekende paden en oplossingen.
Temperament versus persoonlijkheid
In de theorie vaak door elkaar gebruikt Prins & Breat (2014)
Steeds meer stemmen om het te zien als 1 geheel De Pauw & Mervielde (2010) // Shiner & Caspi
(2003) // Prins & Breat (2014)
2. Wanneer is er sprake van een normale/ abnormale
persoonlijkheid. En wanneer is er sprake van een
persoonlijkheidsstoornis. Wat is een borderline persoonlijkheid
stoornis?
Normale persoonlijkheid: normale scores op 5 factoren model Verhulst (2014)
Abnormale persoonlijkheid: extreme positie op normale persoonlijkheid Verhulst (2014)
Gestoorde persoonlijkheid: meer dan alleen statistische afwijking, significante beperkingen in het
functioneren op het gebeid van het zelf en relaties. Verhulst (2014)
DSM V Verhulst (2014)
Algemene kenmerken van de Borderline-persoonlijkheidsstoornis
persoonlijkheidsstoornis classificatiecriteria classificatiecriteria
De algemene kenmerken van de classificatie Een pervasief patroon van instabiliteit van de
persoonlijkheidsstoornis zijn: intermenselijke relaties, het zelfbeeld en van
een duurzaam afwijkend patroon van affecten en duidelijke impulsiviteit, beginnend op
innerlijke ervaringen en gedragingen, zich jongvolwassen leeftijd en aanwezig in
uitend op twee (of meer) van de volgende uiteenlopende contexten, zoals blijkt uit vijf (of
terreinen: meer) van de volgende symptomen:
o cognities;
o affectiviteit; verwoede pogingen om feitelijke of
o intermenselijk functioneren; vermeende verlating te voorkomen;
o impulsbeheersing; een patroon van instabiele en intense
het duurzame patroon is inflexibel en komt intermenselijke relaties gekenmerkt door
tot uiting in een breed scala van afwisselingen tussen extreem idealiseren
persoonlijke en sociale situaties; en devalueren;
het duurzame patroon veroorzaakt klinisch een identiteitsstoornis;
significante lijdensdruk; impulsiviteit op ten minste twee gebieden,
het patroon is stabiel en van lange duur en die de betrokkene in potentie zelf kunnen
het begin ervan kan worden herleid tot op schaden;
zijn laatst de adolescentie of de recidiverende suïcidale gedragingen, gestes
jongvolwassen leeftijd; of dreigingen of automutilatie;
het duurzame patroon kan niet beter affectieve instabiliteit als gevolg van een
worden verklaard als een uiting of gevolg duidelijke reactiviteit van de stemming;
van een andere psychische stoornis; chronisch gevoel van leegte;
het duurzame patroon kan niet worden inadequate, intense woede of moeite
toegeschreven aan de fysiologische hebben boosheid te beheersen;
effecten van een middel of aan een voorbijgaande, stres gerelateerde
somatische aandoening. paranoïde ideeën of ernstige dissociatieve
symptomen.
, BPS: 4 probleemgebieden Verhulst (2014)
affectregulatie
intermenselijke relaties:
impulsbeheersing:
cognitieve stoornissen:
BPS: Kenmerken Verhulst (2014)
Impulsiviteit
Emotiedisregulatie
Verstoorde gehechtheid
Problemen met mentaliseren (hypermentaliseren)
BPS: Structurele afwijkingen hersenen emotieregulatie Verhulst (2014)
BPS: Verklaringsmodellen BPS Verhulst (2014)
Biosociale theorie
Social baseline theory
Mentalisatiemodel
BPS: Comorbiditeit: internaliserende en externaliserende gedragsproblemen Verhulst (2014)
Common causes
Reciprocal effects*
3. Wat is de relatie tussen persoonlijkheid en psychopathologie?
Verklaringen relatie persoonlijkheid/psychopathologie Shiner & Caspi (2003) // Prins & Breat (2014)
Kwetsbaarheidshypothese door persoonlijkheidskenmerken kwetsbaarder voor
psychopathologie
Complicatie hypothese bij langdurige psychopathologie tijdelijke veranderingen in
persoonlijkheidskernmerken.
Pathoplastie hypothese Persoonlijkheid bepaald de vorm van de stoornis
Spectrum hypothese Onderliggende genetische factor is verantwoordelijk voor een soort
continuuum tussen normale persoonlijkheid en stoornis.
continuïteits hypothese continuum tussen normale persoonlijkheid en stoornis.
Disposities en transacties. Shiner & Caspi (2003
De relatie tussen persoonlijkheid en psychopathologie. Wisselwerking op persoonlijkheid op twee
manieren:
Transacties
Persoonlijkheid creeert ervaringen
Persoonlijkheid kan implicaties hebben om de omgeving te beinvloeden
Disposities persoonlijkheid moderator voor psychopathologie
kwetsbaarheidshypothese
De Pauw & Mervielde (2010) // Prins & Breat (2014)
Internaliserende problemen
neurotisiscme een grote voorspeller. angst
Lage scores extraversie depressie
Externaliserende problemen
laag op meegaandheid, altruïsme
laag op conscientieusheid
positief verband extraversie
Negatieve associatie controle en emotionaliteit temperament