Verpleeg-, verzorgingshuizen, thuiszorg
Deel 1
Thema 1.1
De endogene factor is de belangrijkste factor, maar het verouderingsproces kan beïnvloed
en versneld worden door exogene factoren.
De endogene factoren zijn veranderingen vanuit het lichaam, zoals grijs haar krijgen, brozer
worden van botten, krachtverlies van spieren of afname van de longcapaciteit.
De exogene factoren zijn veranderingen van buitenaf, zoals een bepaalde leefwijze
(bijvoorbeeld het eetpatroon, roken, stress, weinig lichaamsbeweging) en de omgeving
(bijvoorbeeld veel blootstelling aan zonlicht).
Als je ouder word merk je dat er veranderingen hebben plaatsgevonden. Orgaansystemen
ondergaan functionele veranderingen die worden veroorzaakt door fysiologische
veranderingen. Dit is biologische veroudering.
Een gevolg kan zijn dat de motoriek achteruitgaat, waardoor de bewegingen langzamer en
moeizamer gaan. Ook kan de pompkracht van het hart kan afnemen, waardoor de
mogelijkheid tot inspanning vermindert. De spijsvertering gaat ook trager, waardoor de
vertering minder goed verloopt.
Veel voorkomende ziektes bij ouderen zijn: gezichtsstoornissen, hart- en vaatziekten,
artrose, diabetes, slechthorendheid, COPD, CVA, kanker en osteoporose.
Verouderingsveranderingen:
Veranderingen in de hersenen
Veranderingen in de belevingen
In de hersenen vinden cognitieve functieprocessen plaats. Cognitieve functies zijn het
geheugen, de oriëntatie, taal, waarneming en intellectuele capaciteiten.
Een verminderde mobiliteit kan leiden tot een sociaal isolement.
Veranderingen in het psychisch functioneren kunnen ook ontstaan door de manier waarop
de oudere zorgvrager het ouder worden beleeft en verwerkt. De ene zal het gemakkelijker
accepteren. En bij een ander kan het leiden tot angsten.
Door ouder te worden vindt er ook verandering plaats op sociaal gebied. De oudere
zorgvrager heeft te maken met het wegvallen van familieleden, vrienden en kennissen,
waardoor hij minder steun heeft vanuit zijn omgeving.
Bij ziekte of sociale veranderingen (verhuizing, verlies van partner of familie), kan de oudere
zorgvrager problemen ondervinden bij het ondernemen van activiteiten. Dit kan leiden tot
een isolement, wat weer verveling en depressieve gevoelens kan opwekken
Het begrip chronisch staat voor langdurig of blijvend. Een chronische ziekte kan acuut
beginnen, maar ook geleidelijk ontstaan.
de verschillende chronische ziekten, zoals diabetes, reuma, CVA en de ziekte van
Parkinson, geven elk weer andere zorgproblemen.
, ICF = de internationale classificatie van het menselijk functioneren.
WHO = World Health Organization.
Met de ICF wordt het functioneren van de zorgvrager beschreven vanuit:
Lichaamsfuncties en anatomische eigenschappen
Activiteiten
(maatschappelijke) participatie
Als een lichaamsfunctie of anatomische eigenschap niet optimaal is, dan spreek je van een
stoornis.
Bij activiteiten moet je denken aan iemands handelen. Zijn er problemen bij het uitvoeren van
een bepaalde activiteit, dan spreek je van een beperking.
Bij participatie gaat het om deelnemen aan het maatschappelijke leven. Er word van een
participatieprobleem gesproken als iemand bijvoorbeeld niet meer gebruik kan maken van
het openbaar vervoer door de ontoegankelijkheid.
De ernst en de aard van de chronische ziekte en het verloop bepalen ook de mate van
zelfzorg. Een zorgvrager met een progressieve chronische ziekte krijgt steeds te maken met
verlies van mogelijkheden; hij kan steeds minder zelf. Het is dus belangrijk dat de zorgvrager
word begeleid in zijn ziekteproces.
Chronische ziekten komen niet alleen voor bij ouderen, maar ook bij jongeren en kinderen.
Zij hebben bijvoorbeeld diabetes mellitus of een hartaandoening.
Veelvoorkomende aandoeningen bij revaliderende zorgvragers zijn een CVA, heupfractuur,
dwarslaesie en amputatie. Een zorgvrager die revalideert is over het algemeen iemand die
zijn lichamelijke beperkingen probeert te verbeteren.
Bij opname in een woonzorgcentrum worden er in het zorg(leef)plan afspraken gemaakt over
de revalidatie.
De leeftijd en bijkomende aandoeningen bepalen in hoeverre revalidatie mogelijk is. Ook het
psychisch functioneren van de zorgvrager speelt hierbij een belangrijke rol.
Soms is kortdurende zorg na verblijf in het ziekenhuis noodzakelijk, bijvoorbeeld in verband
met een matige conditie na operatie en behandeling.
De psychogeriatrische zorgvrager is een zorgvrager met een psychische stoornis,
bijvoorbeeld dementie, ook wel dementieel syndroom genoemd. Het gaat hierbij om
geheugenstoornissen en desoriëntatie in tijd, plaats en persoon.
De mate van de stoornis is afhankelijk van de fase van dementie.
Elke fase heeft zijn eigen kenmerken. Bijbehorende symptomen kunnen een taalstoornis zijn,
het niet meer herkennen van bepaalde voorwerpen en apraxie ( coördinatie van beweging
lukt niet meer)
Door de dubbele vergrijzing (toenemend aantal ouderen dat steeds ouder wordt) zal de
groep zorgvragers met dementie de komende jaren enorm stijgen.
Thema 1.2