Geneeskunde week 1: Zenuwstelsel II
Anatomie en Fysiologie
12.1 Het zenuwstelsel onderscheidt vijf algemene functies:
1. Regulatie van activiteiten van weefsels en organen;
2. Coördinatie van activiteiten van weefsels en organen;
3. Regulatie en coördinatie van vegetatieve functies;
4. Coördinatie van contacten met de buitenwereld;
5. Coördinatie van de psychische functies.
Regulatie van activiteiten van weefsels en organen,
Deze functie houdt in dat organen en weefsels geremd of gestimuleerd worden in hun activiteiten
wanneer veranderingen in of buiten het lichaam daartoe aanleiding geven.
Bv--> hard wegrennen in een levensbedreigende situaties.
Coördinatie van activiteiten van weefsels en organen,
Weefsels en organen moeten in hun werking nauwkeurig op elkaar worden afgestemd--> het doel
hiervan is dat er een optimale samenwerking tot stand komt tussen weefsels binnen een orgaan of
tussen organen onderling.
Bv--> spreken, dat is een complex proces waarbij de borstkas, stembanden, keel- en mondholte, tong
en wangen samenwerken.
Regulatie en coördinatie van vegetatieve functies,
De vijf vegetatieve hoofdfuncties zijn:
1. Circulatie;
2. Spijsvertering;
3. Uitscheiding;
4. Ademhaling;
5. Begrenzing door de huid.
Deze stelsels moeten in nauwe samenwerking hun werk doen. Regulatie en coördinatie van de
vegetatieve functies gebeuren meestal buiten de wil om--> je kunt er geen of weinig invloed op
uitoefenen. Hierin speelt het hormonale stelsel een grote rol, maar ook het vegetatieve zenuwstelsel.
Coördinatie van contacten met de buitenwereld,
Bewustwording van omstandigheden in de buitenwereld en er eventueel op reageren zijn
noodzakelijk voor zelfbehoud. Regeren op veranderingen in de buitenwereld kan enerzijds de
vegetatieve functies ondersteunen. Anderzijds is de mens een sociaal wezen en heeft hij
soortgenoten nodig, zowel voor zijn eigen functioneren als voor de voortplanting.
Coördinatie van de psychische functies,
Deze functie van het zenuwstelsel heeft te maken met bewustzijn en zelfbewustzijn, met leren en
herinneren, met stemmingen en emoties, met denken, dromen en fantaseren, met driften en
beheersing, met talent, karakter en creativiteit.
,12.2 De werking van het zenuwstelsel verloopt in een bepaald patroon dat uit drie functionele fasen
bestaat:
1. Sensorische input;
2. Verwerking;
3. Motorische output.
Sensorische input--> een verandering – inwendig of uitwendig – zal door het lichaam waargenomen
worden. Dat gebeurd d.m.v. sensoren.
Sensor= een gespecialiseerde cel, vaak verwant aan een zenuwcel, die gevoelig is voor een bepaalde
verandering in zijn omgeving.
De sensor wordt door de verandering geprikkeld, hij ‘vertaald’ de prikkels in impulsen (elektrische
signalen), en stuurt ze via zenuwen naar het centrale zenuwstelsel.
Het opvangen van prikkels door sensoren heet sensorische input.
Verwerking--> in het centrale zenuwstelsel vindt verwerking van de sensorische input plaats. Dat
begint met het doorgeven van de informatie naar een bepaalde plaats in de hersenen of het
ruggenmerg. Daar wordt de informatie bewust of onbewust ‘beoordeeld’, vooral in verband met een
mogelijke bedreiging van de homeostase of met een fysieke beschadiging van het lichaam.
Vervolgens bepaald het centrale zenuwstelsel of en hoe het lichaam erop gaat reageren.
Motorische output--> wanneer het lichaam moet of wil reageren op
een inwendige of uitwendige verandering sturen de hersenen of het
ruggenmerg remmende of stimulerende impulsen naar de organen die
de reactie moeten uitvoeren.
Deze organen noem je effectoren--> het zijn altijd spieren of klieren.
Het aansturen door het zenuwstelsel van de effectoren wordt
motorische output genoemd.
12.3 Anatomische indeling van het zenuwstelsel--> gebaseerd op bouw en ligging.
Fysiologische indeling van het zenuwstelsel--> gebaseerd op basis van de functies van de
verschillende delen.
De anatomische indeling gaat uit van de bouw en de ligging van het zenuwstelsel. We onderscheiden
twee delen:
1. Centrale zenuwstelsel (CZS);
2. Perifere zenuwstelsel (PZS).
, Centrale zenuwstelsel--> het deel van het zenuwstelsel dat binnen de benige omhulsels van schedel
en wervelkolom ligt. Het zijn de hersenen (brein) en het ruggenmerg.
De hersenen bestaan van craniaal naar caudaal uit: grote hersenen, tussenhersenen, hersenstam en
kleine hersenen. De hersenen vormen 98% van het totale zenuwstelsel.
Perifere zenuwstelsel--> bevindt zich grotendeels buiten de schedel en de wervelkolom. De delen
van het perifere zenuwstelsel vormen de verbindingswegen tussen het centrale zenuwstelsel en de
rest van het lichaam, de periferie.
Tot het perifere zenuwstelsel behoren: de hersenzenuwen, de ruggenmergzenuwen, de grensstreng
en de zenuwen van het vegetatieve zenuwstelsel.
De fysiologische indeling is gebaseerd op de functie van het zenuwstelsel. Daarbij kan je drie
aspecten onderscheiden:
- Integratie;
- Hiërarchie;
- Richting van het signaal.
Het zenuwstelsel heeft tot taak het lichaam geïntegreerd, als één geheel, te laten functioneren.
Daartoe moeten alle organen goed met elkaar kunnen samenwerken, zowel inwendig als in de
wisselwerking met de buitenwereld.
Afhankelijk van de organen die samenwerken, is er sprake van twee soorten integratie:
1. Vegetatieve integratie;
2. Animale integratie.
Bij vegetatieve integratie worden de activiteiten van de vijf vegetatieve stelsels nauwkeurig op
elkaar afgestemd--> het deel van het zenuwstelsel dat hiervoor verantwoordelijk is wordt het
vegetatieve zenuwstelsel genoemd, of autonoom zenuwstelsel/onwillekeurig zenuwstelsel (de
termen autonoom en onwillekeurig houden verband met het feit dat de regulatie en coördinatie in
de regel buiten de wil om en meestal onbewust verlopen).
Het vegetatieve zenuwstelsel reguleert de vegetatieve stelsels en coördineert de samenwerking
tussen afzonderlijke stelsels.
Bv--> bloedregulatie, regulatie van de darmactiviteit en regulatie van de ademfrequentie.
De effectoren van het vegetatieve zenuwstelsel zijn glad spierweefsel, hartspierweefsel en de
klierweefsels.
Het vegetatieve zenuwstelsel bestaat uit twee delen, die een antagonistische werking hebben. Dit
zijn het sympathische en parasympatische zenuwstelsel.
Sympathische zenuwstelsel--> is actief wanneer de mensen uiterlijk actief is. Bv--> bij fietsen, rennen
of zwemmen. Het stimuleert de hartactiviteit en de ademhaling, en het verhoogt de
bloedsuikerspiegel en de spanning in de skeletspieren. De spijsvertering wordt daarentegen geremd.