Running head: DETERMINANTEN VAN
SLAAPGEDRAG 1
Een kwalitatieve studie naar determinanten van slaapgedrag in Nederlandse volwassenen
Greetje van Woudenberg
Open Universiteit
Author note
Naam student: Greetje van Woudenberg
Studentnummer: 852326629
Cursusnaam: Onderzoekspracticum Kwalitatief Onderzoek (PB1602)
Examinator: Dr. I. Noback
Tweede examinator: Dr. G-J. Y. Peters
Inleverdatum: 14-03-2022
,DETERMINANTEN VAN SLAAPGEDRAG 2
Samenvatting
(geen abstract)
(geen keywords)
(De opmaak van deze rapportage volgt de template voor papers volgens de 6de editie van de
APA handleiding, die in de Methodologie en Statistiek community in yOUlearn staat)
,DETERMINANTEN VAN SLAAPGEDRAG 3
Een kwalitatieve studie naar determinanten van slaapgedrag in Nederlandse volwassenen
Goed slapen is belangrijk omdat er tijdens de slaap herstel optreedt en energie wordt
aangevuld (Piper, 2016). Te kort of te lang slapen worden geassocieerd met diverse
gezondheidsproblemen als hart- en vaatziekten, diabetes type 2, ademhalingsproblemen,
overgewicht en een slechtere zelf-gerapporteerde gezondheid en welzijn (Cappuccio, D’Elia,
Strazzullo & Miller, 2010; Piper, 2016).
Er blijkt veel variatie te zijn in slaapgedrag, waarbij de slaapduur onder meer wordt
beïnvloed door leeftijd, sociaaleconomische status, gezondheidsproblemen, depressie, gewicht,
roken, alcoholconsumptie en fysieke activiteit (Steptoe, Peacy & Wardle, 2008). Verder blijken
mannen iets korter te slapen dan vrouwen, mensen met een baan minder te slapen dan
gepensioneerden en werkzoekenden, en ouders korter te slapen dan mensen zonder kinderen,
zeker als de kinderen nog jong zijn (Piper, 2016). Behalve deze individuele verschillen heeft er
ook een ontwikkeling plaatsgevonden over tijd. Als gevolg van meer uren werk, meer
ploegendiensten en de 24-uurs economie, zijn mensen over het algemeen steeds minder gaan
slapen (Åkerstedt & Nilsson, 2003).
Slaap lijkt dus belangrijk te zijn voor gezondheid en welzijn, maar het lukt veel mensen
niet om stabiele gezonde slaappatronen te handhaven. Gedragsveranderingsinterventies kunnen
hierbij helpen. Gedragsveranderingsinterventies zijn doelgerichte pogingen om mensen te
ondersteunen bij gedragsverandering om zo uiteindelijk de gezondheid of het welzijn van de
doelgroep te vergroten (Peters, 2014). Omdat al het menselijk gedrag wordt aangestuurd vanuit
de motorcortex, en de motorcortex wordt aangestuurd door neuronale activatiepatronen in
andere hersengebieden, vereist gedragsverandering onvermijdelijk aanpassing van die neurale
netwerken. Op psychologisch niveau betekent dit dat mensen moeten leren (Crutzen & Peters,
2018). Wat ze moeten leren kan worden beschreven in termen van psychologische constructen
zoals gedefinieerd in psychologische theorieën. Psychologische constructen die gedrag
voorspellen heten determinanten van gedrag, en succesvolle gedragsverandering vereist daarom
,DETERMINANTEN VAN SLAAPGEDRAG 4
altijd eerst het in kaart brengen van deze determinanten, zodat doelgericht geïntervenieerd kan
worden (Peters & Crutzen, 2018). Omdat slaapgedrag grotendeels gezien kan worden als het
gevolg van overwogen keuzes, zijn slaappatronen te kwalificeren als beredeneerd gedrag, en de
ontwikkeling van een succesvolle interventie voor slaapgedrag vereist dus een theorie die
beredeneerd gedrag kan verklaren.
De Reasoned Action Approach
De RAA of ‘beredeneerd gedrag aanpak’ is een theorie die beredeneerd gedrag kan
verklaren (Fishbein & Ajzen, 2010), en dat bovendien succesvol heeft gedaan voor
verschillende gedragingen (Godin & Kok, 1996). Het is belangrijk om te beseffen dat
beredeneerd niet hetzelfde is als rationeel; de RAA kan ook goed werken om irrationele
overwegingen in kaart te brengen, maar gaat altijd er vanuit dat er een affectieve en/of
cognitieve overweging (‘beredenering’) ten grondslag ligt aan het gedrag. De RAA stelt dat de
voornaamste determinant van gedrag de intentie om het gedrag uit te voeren is. Deze intentie
heeft meer voorspellende waarde naarmate een individu meer daadwerkelijke controle over het
gedrag heeft, en naarmate het individu de perceptie heeft meer controle over het gedrag te
hebben. Intentie wordt voorspeld door drie determinanten, waarvan de eerste twee elk uit twee
onderdelen bestaan (Fishbein & Ajzen, 2010). Zie figuur 1 voor een schematische weergave
van de RAA.
,DETERMINANTEN VAN SLAAPGEDRAG 5
Figuur 1. De Reasoned Action Approach (Fishbein & Ajzen, 2010).
Attitude is de eerste determinant. Attitude betreft de verwachtingen die iemand heeft
over mogelijke gevolgen van het gedrag en iemands evaluatie van die gevolgen. Er worden
twee typen opvattingen onderscheiden. Instrumentele opvattingen hebben betrekking op de
voordelen en nadelen die iemand kan behalen door het gedrag al dan niet uit te voeren.
Instrumentele attitude betreft dus vooral opvattingen met betrekking tot iemands langere
termijn doelen zoals gezondheid of carrière. Experientiële opvattingen hebben betrekking op
de ervaring van het gedrag. Hedonistische opvattingen, of bijvoorbeeld het idee dat een gedrag
betekent dat iemand van iets leuks moet afzien, vallen dus onder experiëntiele attitude. De
opvattingen die samen instrumentele en experiëntiele attitude vormen, en dus op een hoger
niveau de algemene determinant attitude vormen, hebben steeds twee componenten: iemands
verwachting met betrekking tot de waarschijnlijkheid van een gegeven gevolg, en hoe iemand
dat gevolg evalueert in termen van wenselijkheid.
De tweede determinant is waargenomen norm. Waargenomen norm omvat iemands
ideeën over sociale normen met betrekking tot het doelgedrag. Er worden twee typen
opvattingen onderscheiden. Injunctieve norm heeft betrekking op de waargenomen goed- of
afkeuring van belangrijke mensen in iemands omgeving. Descriptieve norm heeft betrekking
op het waargenomen gedrag van mensen in iemands omgeving. De opvattingen die samen de
injunctieve norm vormen hebben twee componenten: iemands waargenomen goed- of afkeuring
,DETERMINANTEN VAN SLAAPGEDRAG 6
van mensen in iemands omgeving, en iemands neiging om zich te voegen naar die norm. De
opvattingen die samen de descriptieve norm vormen hebben ook twee componenten: het
waargenomen gedrag van anderen in iemands omgeving, en de mate waarin iemand zich met
diegene identificeert.
De derde determinant is de waargenomen gedragscontrole. Waargenomen
gedragscontrole omvat iemands opvattingen over de eigen vaardigheden met betrekking tot het
doelgedrag, barrières en faciliterende omstandigheden in de omgeving, en hoe goed iemand
daarmee om kan gaan. Opvattingen die onder waargenomen gedragscontrole vallen betreffen
bijvoorbeeld de inschatting dat zich een situatie ontwikkeld die het doelgedrag belemmerend,
en hoe goed iemand dan met een dergelijke situatie om kan gaan.
Huidige studie
Een specifiek onderdeel van de RAA heet een ‘belief elicitation’, oftewel een
‘opwekking van opvattingen’ (Peters & Crutzen, 2018). Dit betreft een kwalitatieve studie
waarin voor een gegeven doelgedrag en doelpopulatie in kaart wordt gebracht welke
opvattingen in die populatie een rol zouden kunnen spelen bij het voorspellen van het
doelgedrag. De uitkomsten van die studie worden vervolgens gebruikt om volgens de
theoretische richtlijnen meetinstrumenten te ontwikkelen waarmee in kwantitatief onderzoek in
kaart kan worden gebracht welke opvattingen ook echt belangrijk zijn (Peters & Crutzen, 2018).
Met deze informatie kunnen dan methoden voor gedragsverandering worden geselecteerd die
in de interventie kunnen worden ingezet (Kok, 2014).
Deze studie betreft een opwekking van opvattingen met betrekking tot het ideale
slaapgedrag zoals elke dag om dezelfde tijd gaan slapen. De doelgroep van deze studie zijn
werkende ouders en verzorgers. De verplichtingen als gevolg van werk en zorg maken het
doorgaans moeilijker om tot een ideaal slaapritme te komen.
,DETERMINANTEN VAN SLAAPGEDRAG 7
Methode
Deelnemers
In deze studie zijn zes deelnemers individueel geïnterviewd, drie mannen en drie
vrouwen, met kinderen in de leeftijd van twee tot twaalf jaar. Twee deelnemers verwachten een
tweede kind. Alle deelnemers hebben een partner en betaald werk.
Deelnemer 1 (G80E) is een 28-jarige man, getrouwd met zijn vrouw, heeft een zoontje
van 2 en verwacht een tweede kind. Hij gaat meestal na twaalven naar bed en komt er rond 7
uur ’s ochtends uit. Hij zou wat eerder naar bed willen, zodat hij 8 uur slaap per nacht haalt.
Deelnemer 2 (A52E) is een 43-jarige vrouw, samenwonend met haar vriendin en heeft
een dochter van 5. Wonend in Amsterdam en werkzaam bij een bank op de Zuid as. Op
doordeweekse dagen slaapt ze ca. 7 uur. Ze zou graag 8 uur per nacht slapen, maar betwist de
haalbaarheid hiervan omdat ze regelmatig wakker wordt gehouden door haar dochter.
Deelnemer 3 (S31C) is een 44-jarige man, samenwonend met zijn vriendin en twee
kinderen, een dochter van 12 en een zoon van 5. Wanneer hij naar bed gaat, om 10 uur, zou hij
gelijk willen slapen, maar door randzaken, zoals lezen, serie kijken of napraten met zijn partner,
lukt dat niet. Hij staat vervolgens om 6 uur op. Zijn zoon heeft in de ochtenden extra zorg nodig,
welke hij afwisselt met zijn partner.
Deelnemer 4 (P94D) is een 22-jarige vrouw, getrouwd met haar vrouw, heeft een
zoontje van 4 en is in verwachting van een tweede kind. Wonend in De Lutte en heeft een
hondenuitlaatservice. Ze zou graag wat eerder naar bed willen, zodat ze 8 uur slaap per nacht
haalt. Maar slapen op vaste tijden trekt haar niet aan. Ze ziet slapen als een noodzakelijk kwaad.
Deelnemer 5 (J79B) is een 40-jarige vrouw, samenwonend met haar vriend en heeft een
zoontje van 7. Wonend in Utrecht en werkt part-time als politieagent. Ze is een gezelligheidsdier
en avondmens. Ze gaat op onregelmatige tijden naar bed en dit wordt versterkt doordat ze
, DETERMINANTEN VAN SLAAPGEDRAG 8
onregelmatige diensten draait op haar werk. Ze slaapt over het algemeen goed, maar merkt dat
ze vaker perioden heeft dat ze minder goed slaapt nu ze ouder wordt.
Deelnemer 6 (U98C) is een 45-jarige man, samenwonend met zijn vriendin en heeft een
geadopteerde zoon van 11. Wonend in Amstelveen en werkt bij een groot internationaal concern,
waardoor hij veel reist. Hij vindt flexibiliteit belangrijk en is tevreden met 6 uur slaap. Hij heeft
geen wensen.
Procedure
Omdat het doel van de studie is om in kaart te brengen welke redenen de deelnemers
hebben voor hun slaappatronen, bijvoorbeeld om wel of niet elke avond om dezelfde tijd te
gaan slapen, is gekozen voor diepte-interviews als methode van data-verzameling. In focus-
groepen zou het niet mogelijk zijn om dieper in te gaan op specifieke opvattingen en zo de
aspecten van de relevante determinanten in detail uit te vragen. Individuele interviews bieden
die gelegenheid wel: de situatie van elke deelnemer kan in detail in kaart worden gebracht.
Voor de start van het interview hebben de deelnemers mondelinge en schriftelijke
informatie ontvangen over het doel van de studie, de te bespreken onderwerpen en het
waarborgen van hun anonimiteit. Ook zijn de deelnemers geïnformeerd dat ze vrij zijn tijdens
het interview, zonder opgaaf van reden, één of meerdere vragen niet te beantwoorden en/of
helemaal te stoppen. Er is benadrukt dat de gegevens volledig vertrouwelijk verwerkt worden,
zo snel mogelijk worden geanonimiseerd, en er is toestemming gevraagd om de oorspronkelijke
audio-opname versleuteld te archiveren (conform de Algemene verordening
gegevensverwerking) en het geanonimiseerde transcript openbaar te maken (conform de
principes van de open wetenschap).
Er is gebruik gemaakt van semi-gestructureerde interviews, aan de hand van een
topiclijst met drie hoofdthema’s: slaapgedrag, sociale context en gedragsbepalende factoren
(zie appendix A).De interviews zijn face-to-face gehouden en opgenomen met een recorder. De