Samenvatting STEM1
, Hoofdstuk 1:
Computational thinking = Een probleem systematisch ontrafelen en oplossingen formuleren, zodat je een computer of
mens de opdracht kunt geven het probleem effectief op te lossen. Het oplossen van problemen zoals een
computerwetenschapper doet.
Analoog (AC) = Een systeem dat continu is, met een vloeiende beweging en zonder vaste waardes.
Digitaal (DC) = Een systeem dat in stappen werkt met een beperkt aantal waardes.
Moderne computers hebben 4 aspecten van de abacus overgenomen:
1. Opslagruimte.
2. Representatie De manier waarop ze data laten zien (cijfercode).
3. Berekening.
4. User interface De manier waarop mensen communiceren met de computer. Bij de abacus moet de persoon zelf de
kralen verschuiven en bij de computer moet er met een muis, toetsenbord en beeldscherm gewerkt worden.
Graphical user interface = Interactie met een computer d.m.v. manipulatie van grafische afbeeldingen, zoals
pictogrammen, scrollen, pop-up schermen, grafische foto’s etc.
Hardware = Alle fysieke onderdelen die behoren tot de computer.
Software = Computerprogramma’s. Dit wordt ook aangeduid als ‘code’ of ‘program’.
Ontwikkelingen op het gebied van hardware:
- Het Chinese telraam/ abacus (1300nC.)
- Napier’s Bones (John Napier, 1617) Werd gebruikt om complexe rekensommen op te lossen.
- Pascaline (Blaise Pascal, 1643) De eerste mechanische rekenmachine.
- Leibniz calculator (Gottfried Leibniz, 1674) Samen met de Pascaline was deze rekenmachine de eerste die een
uitgebreidere user-interface had.
Ontwikkelingen op het gebied van software:
- Jacquards Loom (Joseph-Marie Jacquard, 1805) Het eerste programmeerbare apparaat is dit weefgetouw.
- Analytical Engine (Charles Bobbage, 1843) Hierbij werd het concept van het weefgetouw met ponskaartjes toegepast.
Deze computer is helaas nooit gebouw, anders was het de eerste digitale computer.
De eerste elektronische computers:
- ABCcomputer (John Atanasoff & Chuck Berry, 1937-1938) De ABCcomputer was de eerste computer die volledig
elektronisch en programmeerbaar was, een elektronisch geheugen had en binaire nummers gebruikte. Het is niet de eerste
moderne computer, omdat het niet lukte stored program concept toe te passen.
- ENIAC (Mauchly & Eckert, 1946) Door een patent wat hierop is aangevraagd, wordt dit gezien als de eerste
elektronische computer, dit blijkt naderhand de ABCcomputer te zijn. Dit is een enorme rekenmachine.
- De Manchester Small-Scale Emperimental Machine (SSEM, 1948) De eerste computer die ook aan stored program
voldeed. Echter was hierna in hetzelfde jaar, de ENIAC zo aangepast dat deze ook voldeed aan het stored program concept.
Elektrisch = Stroom wordt omgezet in andere energie.
Elektronisch = Stroom wordt gebruikt om schakelaars aan te sturen.
Moderne computer:
1. Moet elektronisch zijn.
2. Moet digitaal zijn (dus niet analoog).
3. Moet het “stored program concept” bevatten.
Stored program concept = Het stored program concept zorgt voor een circuit tussen memory en processor zodat
data/informatie uitgevoerd kan worden.
Elke moderne computer moet op zijn minst hebben:
1. Input device Gebruiker kan data (informatie) in de computer krijgen.
2. Output device Manier waarop de computer data deelt met de gebruiker.