TiU: Ontwikkelingsstoornissen: stoornissen (2021/2022)
Shimara van den Elzen
ONTWIKKELINGSSTOORNISSEN
STOORNISSEN
HOORCOLLEGE 1: INTRODUCTIE
Ontwikkelingsstoornis:
- Wordt gekenmerkt door: gedrag dat vroeger, maar nu niet meer, past bij het
ontwikkelingsniveau van het kind.
- Prevalentie: in 15-20% van de opgroeiende jongeren is er sprake van
ontwikkelingsstoornissen. 10% is hiervan ernstig en 10% is mild. 50% heeft ergens in
het leven symptomen van een stoornis, maar het vastgestelde gediagnosticeerde
percentage is lager.
HOORCOLLEGE 2: ANGSTSTOORNISSEN
Angststoornissen:
- Wordt gekenmerkt door: angst voor irreële zaken (i.t.t. angst voor reële zaken, zoals
een overval).
- Prevalentie: 2-6% van alle kinderen en 10% van alle volwassenen.
- Overeenkomsten met een depressieve stoornis: een angststoornis gaat over angstige
arousal en negatief affect en een depressieve stoornis gaat over laag positief affect
en negatief affect. De overeenkomst zit in het ervaren van negatieve emoties.
Specifieke fobieën:
- Wordt gekenmerkt door: angst voor een specifiek object of situatie (bijv. dieren,
hoogtes). Het is excessief, buiten de vrijwillige controle, leidt tot vermijding en beïnvloedt
het functioneren.
- Criteria: onmiddellijke angstreactie na fobische stimulus, de persoon moet de situatie
vermijden of elke blootstelling aan de stimulus met angst doorstaan, de angst staat niet
in verhouding tot het risico, de angst is aanhoudend (> 6 maanden).
- Prevalentie: voornamelijk bij kinderen en adolescenten: 3-4%. Vaker bij meisjes dan bij
jongens.
- Comorbiditeit: andere angststoornissen, depressie en stemmingsstoornissen,
externaliserend stoornissen (bijv. ODD).
- Begint in vroege tot midden kindertijd. Kan vanzelf overgaan.
General anxiety disorder (GAD) / algemene angststoornis:
- Wordt gekenmerkt door: piekeren over alles, rusteloosheid, slapeloosheid, snel moe zijn,
moeite met concentratie, irriteerbaarheid en spierspanning. Het is een angst die niet
specifiek is voor een bepaalde situatie of object. Jongeren met GAD zijn excessief
bezorgd over hun eigen prestaties en competenties op meerdere gebieden, zoals
academisch, sport, in relaties. Ze zijn zeer perfectionistisch en hebben hoge
standaarden voor zichzelf.
- Prevalentie: 2-14% bij jongeren en 3-7% bij adolescenten. Komt waarschijnlijk net iets
vaker voor bij meisjes.
- Begint rond 10 jaar. De intensiteit van symptomen wordt erger naarmate iemand ouder
wordt.
Seperation anxiety disorder / seperatie-angststoornis:
- Wordt gekenmerkt door: angst om gescheiden te worden van thuis of van de mensen
waaraan je gehecht bent. Kinderen hebben excessieve angst over de ouders, extreme
heimwee, voelen zich slecht als de ouders er niet zijn, huilen als ze alleen worden
gelaten, zijn aanhankelijk, hebben driftbuien en nachtmerries.
, TiU: Ontwikkelingsstoornissen: stoornissen (2021/2022)
Shimara van den Elzen
- Prevalentie: komt meer voor bij kinderen dan bij adolescenten, 4% van de kinderen heeft
deze stoornis. Er zijn geen duidelijke verschillen tussen jongens en meisjes.
- Comorbiditeit: GAD.
- Dit is normaal op jonge leeftijd (6/7 maanden tot 3 jaar), maar wordt problematisch als
het aanhoudt (> 4 jaar). Vaak begint de stoornis pas tussen de 7 – 9 jaar.
School refusal:
- Wordt gekenmerkt door: een excessieve angst om naar school te gaan. Het kan ook zijn
dat een kind bang is voor een bepaald aspect van school, bijv. sociale evaluatie,
spreken in het openbaar, nieuwe mensen ontmoeten, etc. (dan kunnen ze
gediagnosticeerd worden met specifieke fobie of sociale angststoornis).
o Let op: dit is geen DSM diagnose, maar een van de symptomen voor de
diagnose van de separatie-angststoornis (niet iedereen met school refusal
heeft een separatie-angststoornis en vice versa)!
- Dit gedrag wordt vaak bekrachtigd door de ouders, omdat deze kinderen een ‘speciale
behandeling’ krijgen (bijv. tv mogen kijken wanneer ze thuis blijven).
- Prevalentie: 1-2% voor de algemene populatie en 5% in klinische gevallen. Het komt
even vaak voor bij jongens als bij meisjes.
- Het kan op elke leeftijd van een kind voorkomen. Bij jonge kinderen is het gelinkt aan
separatie-angststoornis, bij oudere kinderen aan angststoornis en depressieve stoornis.
Social anxiety disorder or social phobia / sociale angststoornis of sociale fobie:
- Wordt gekenmerkt door: angst om negatief beoordeeld te worden door anderen, de
angst voor blootstelling aan de kritische blik van anderen. Dit kan zowel specifiek
(presentaties houden, op een podium staan) als algemeen (sociale contacten) zijn. De
kinderen hebben een lagere zelfwaarde, meer verdriet en eenzaamheid.
- Criteria: (bij kinderen moet de angst zowel ervaren worden bij peers als bij
volwassenen), de sociale angst moet invloed hebben op het (academisch) functioneren,
sociale relaties en op de normale routine (> 6 maanden).
- Gedragscomponent: vermijding.
- Fysiologische reacties: rusteloosheid, blozen, zweten, buikpijn.
- Prevalentie: 1-2% bij kinderen, 3-4% bij adolescenten en 9% lifetime prevalentie voor
adolescenten. In klinische populaties is het hoger (±15%).
- Comorbiditeit: 84% van de kinderen met een sociale angststoornis heeft ook een andere
stoornis (algemene angststoornis, separatie-angststoornis, ADHD, etc.).
- Vanaf het 4e of 5e jaar gaat een kind zichzelf pas zien als sociaal object en vanaf dan
kan sociale angst / schaamte ontstaan. Pas vanaf het 8e jaar kan je bang zijn voor
negatieve evaluaties van anderen. Tijdens de adolescentie is het lastig om onderscheid
te maken tussen normale sociale angsten en een sociale angststoornis.
Selectief mutisme:
- Dit is een specifiek vorm van een angststoornis, dit komt alleen voor bij kinderen.
- Wordt gekenmerkt door: een angst om in bepaalde situaties te spreken (vaak wordt
gedacht dat deze kinderen een taalstoornis hebben). Er zijn bepaalde situaties waarin
deze kinderen zich veilig voelen, hierin praten ze wel. Signalen zijn: hoofdpijn, buikpijn,
problemen met afscheid nemen, nachtmerries, moeite met naar school gaan, veel
geruststelling nodig.
- Onveilige thuissituatie ligt vaak ten grondslag.
- Overlap met schoolfobie (hoofdpijn, buikpijn, niet veilig voelen op school).
- Prevalentie: 1% van de populatie.
- Meeste kinderen die dit hebben zijn heel jong.