Begrippenlijst (PB0112)
Ontwikkelingspsychologie 8e editie (Feldman)
Hoofdstuk 1
Cognitieve ontwikkeling ontwikkeling die betrekking heeft op intellectuele vermogens,
zoals denken, leren, geheugen en probleemoplossing.
Cohort een groep mensen die rond dezelfde tijd op dezelfde plek
zijn geboren.
Continue verandering geleidelijke kwantitatieve ontwikkeling, waarbij prestaties op
een bepaald niveau voortvloeien uit die op de vorige niveaus.
Discontinue verandering ontwikkeling die in aparte stappen of stadia plaatsvindt, en
waarbij elk stadium gedrag oplevert dat kwalitatief anders is
dan gedrag in eerdere stadia.
Fysieke ontwikkeling ontwikkeling die betrekking heeft op de fysieke opbouw van
het lichaam, zoals de hersenen, het zenuwstelsel, de spieren,
de zintuigen en de behoefte aan eten, drinken en slaap.
Gevoelige periode een afgebakende tijdspanne, meestal vroeg in het leven,
waarin mensen extra gevoelig zijn voor bepaalde
omgevingsinvloeden en sterk ontvankelijk zijn voor het leren
van specifieke vaardigheden.
Kritieke periode een specifieke tijdsspanne in de ontwikkeling waarin een
bepaalde gebeurtenis de grootste – en zelfs onomkeerbare –
gevolgen heeft.
Maturatie het proces van het zich geleidelijk ontvouwen van
voorbestemde genetische informatie.
Nature-nurturedebat de discussie over de oorsprong van ons gedrag en onze
eigenschappen; in hoeverre komen deze voort uit onze
aanleg en in hoeverre uit onze opvoeding en leefomgeving?
Ontwikkelingspsychologie de wetenschappelijke studie naar groei, verandering en
stabiliteit bij mensen, van conceptie tot ouderdom, maar met
een accent op de jaren tot de volwassenheid.
Persoonlijkheid het geheel van duurzame eigenschappen die het ene
individu van het andere onderscheiden.
Plasticiteit de mate waarin een zich ontwikkelend gedragspatroon of
fysieke structuur veranderbaar is.
Sociaal-emotionele ontwikkeling die betrekking heeft op sociale relaties,
ontwikkeling interacties met anderen en op het omgaan met emoties.
Stimuli prikkels, oftewel veranderingen in de uitwendige of
inwendige omgeving waarop een organisme reageert.
Hoofdstuk 2
Accommodatie het proces waarbij bestaande manieren van denken of doen
veranderen in reactie op nieuwe stimuli of gebeurtenissen.
Afhankelijke variabele de variabele die de onderzoeker gaat meten en waarvan hij
verwacht dat deze beïnvloed wordt door de onafhankelijke
variabele.
Assimilatie het proces waarbij mensen een nieuwe ervaring
interpreteren aan de hand van hun huidige cognitieve
ontwikkelingsstadium en denkwijze.
Behavioristisch perspectief benadering binnen de psychologie die ervan uitgaat dat je
moet kijken naar waarneembaar gedrag en externe stimuli in
, de omgeving om de ontwikkeling van het individu te
begrijpen.
Bio-ecologisch model model dat uitgaat van vijf omgevingsniveaus die elk
organisme gelijktijdig beïnvloeden.
Casestudy studie waarbij de toestand waarin één individu of een groep
individuen verkeert diepgaand en uitvoerig wordt onderzocht.
Cognitief perspectief benadering binnen de psychologie die zich richt op de
processen die mensen in staat stellen de wereld te leren
kennen, begrijpen en overdenken.
Cognitieve neurowetenschap benadering van cognitieve ontwikkeling die zich richt op de
invloed van hersenprocessen op cognitieve activiteit.
Controlegroep de groep die in een experiment niet wordt blootgesteld aan
de experimentele conditie.
Correlationeel onderzoek onderzoek dat bedoeld is om vast te stellen of er tussen
twee (of meer) factoren een verband of correlatie bestaat.
Cross-sequentieel onderzoek onderzoek waarin een aantal verschillende leeftijdsgroepen
op verschillende tijdstippen worden bestudeerd.
Dwarsdoorsnedeonderzoek onderzoek waarbij mensen van verschillende leeftijden op
of cross-sectioneel hetzelfde tijdstip met elkaar worden vergeleken.
onderzoek
Ego het rationale en redelijke deel van de persoonlijkheid, dat
opereert vanuit het realiteitsprincipe.
Empirisch- procedures om ideeën en vragen te toetsen met behulp van
wetenschappelijke methoden zorgvuldige, gecontroleerde technieken en systematische
dataverzameling gebaseerd op eigen, objectieve
waarnemingen.
Evolutionair perspectief benadering binnen de psychologie die gedrag probeert te
identificeren dat het resultaat is van de genetische erfenis
van onze voorouders.
Experiment een onderzoeksmethode om een oorzaakgevolgrelatie vast
te stellen, waarbij de onderzoeker verschillende ervaringen
voor verschillende groepen participanten of proefpersonen
creëert.
Experimenteel onderzoek onderzoek dat bedoeld is om causale relaties tussen
verschillende factoren te ontdekken.
Experimentele conditie de procedure, zoals een behandeling, die de onderzoeker
bestudeert en de omstandigheden waaraan de experimentele
groep wordt blootgesteld.
Experimentele groep de groep die in een experiment wordt blootgesteld aan de
experimentele conditie.
Fixatie gedrag dat in een eerdere ontwikkelingsfase is blijven steken
als gevolg van een onopgelost conflict.
Fundamenteel onderzoek onderzoek dat gericht is op het verwerven van kennis over
grondbeginselen en basismechanismen, zonder stil te staan
bij de mogelijke toepassingen van die kennis.
Gedragsmodificatie een op het behavioristisch perspectief gebaseerde techniek
om de frequentie van gewenst gedrag te verhogen en de
frequentie van ongewenst gedrag te verlagen.
Hypothese een voorspelling die toetsbaar, oftewel weerlegbaar, is.
Id het primitieve, ongeorganiseerde, aangeboren deel van de
persoonlijkheid dat opereert vanuit het genotsprincipe.
Informatieverwerkingstheorie benadering van cognitieve ontwikkeling die probeert te
achterhalen op welke manieren mensen informatie coderen,
opslaan en terughalen.
, Klassieke conditionering een vorm van leren waarbij een organisme op een bepaalde
manier leert reageren op een neutrale stimulus die dat type
respons normaal gesproken niet uitlokt.
Laboratoriumonderzoek onderzoek uitgevoerd in een gecontroleerde omgeving die
expliciet is opgezet om de gebeurtenissen constant te
houden.
Longitudinaal onderzoek onderzoek waarin het gedrag van een of meer individuen
door de tijd heen wordt gemeten.
Natuurlijke observatie onderzoek waarbij natuurlijk voorkomend gedrag wordt
geobserveerd zonder in te grijpen in de situatie.
Onafhankelijke variabele de omstandigheid of factor die de onderzoeker onder
controle heeft of manipuleert.
Operante conditionering een vorm van leren waarbij een vrijwillige respons versterkt
of verzwakt wordt, afhankelijk van de associatie met positieve
of negatieve consequenties.
Operationalisering de vertaling van een hypothese in specifieke, toetsbare
procedures die gemeten en waargenomen kunnen worden.
Praktijkgericht onderzoek onderzoek waarvan de vraagstelling wordt ingegeven door
de beroepspraktijk en waarvan de kennis direct bijdraagt aan
die beroepspraktijk.
Psychoanalytische theorie theorie die ervan uitgaat dat onbewuste krachten bepalend
zijn voor iemands persoonlijkheid en gedrag.
Psychodynamisch benadering binnen de psychologie die ervan uitgaat dat
perspectief gedrag gemotiveerd wordt door innerlijke krachten,
herinneringen en conflicten, waarvan een persoon zich
nauwelijks bewust is en waarover hij weinig controle heeft.
Psychoseksuele vijf fasen die kinderen volgens Freud doorlopen, waarin
ontwikkeling genot, of bevrediging, telkens gericht is op een andere
biologische functie en een ander deel van het lichaam.
Psychosociale ontwikkeling de veranderingen in onze interacties met anderen en in hoe
we aankijken tegen het gedrag van anderen en tegen onszelf
als leden van de maatschappij.
Sociaal-cognitieve benadering binnen de psychologie waarbij de nadruk ligt op
leertheorie leren door het gedrag van een andere persoon (een model)
te observeren en na te doen.
Sociaal-culturele theorie benadering binnen de psychologie die het verloop van de
cognitieve ontwikkeling ziet als het resultaat van sociale
interacties tussen de leden van een cultuur.
Steekproef de groep participanten die is geselecteerd voor een
onderzoek, met de bedoeling dat de resultaten van het
onderzoek gelden voor een soortgelijke grotere groep (de
populatie).
Stimulus-respons-leren vormen van leren die we kunnen beschrijven in termen van
stimuli en responsen, zoals klassieke en operante
conditionering.
Superego het aspect van de persoonlijkheid dat iemands geweten
vertegenwoordigt en het onderscheid maakt tussen goed en
kwaad.
Surveyonderzoek onderzoek waarbij aan een grote groep mensen vragen
gesteld worden over attitudes, gedrag of denkbeelden over
een bepaald onderwerp.
Systemisch perspectief perspectief waarbij men kijkt naar de relatie tussen
individuen en hun fysieke wereld, cognitieve wereld,
persoonlijkheidswereld en sociale wereld.