Management
College 1: De grote lijnen
1.Inleiding
Examenvraag: Economie = een sociale wetenschap, economie = geen exacte wetenschap
Schaarste: beperkte hoeveelheid middelen
Keuzeproblemen: veelheid aan bestedingsmogelijkheden
3 Begrippen:
- Behoeften: Verlangens van de mens, vervulling door inzet van schaarse middelen,
verschillende zake kunnen een behoefte vervullen: substituten, het nut van goederen
is subjectief, en dus kan de prijs variëren van persoon tot persoon.
Welvaart = de mate waarin de behoeften worden vervuld met schaarse middelen
Welzijn = de combinatie van welvaart met vervulling van niet meetbare behoeften
- Productiefactoren: Arbeid, natuur en kapitaal
- Goederen: Gericht op behoeftevervulling, verschillende soorten goederen.
3 Spelers:
- Gezinnen: consumeren, bron van arbeid, binnen het gezin veel economische
activiteit.
- Bedrijven: samenbrengen en vergoeden van productiefactoren, creëren van winst
- Overheid: vormt het kader waarbinnen gezinnen en bedrijven opereren
2. Theorieën
De voorlopers Mercantilisme en fysiocratie
Mercantilisme: obsessie met edele metalen, zo weinig mogelijk andere naties laten verkopen
aan u, Nationalisme en protectionisme
Fysiocratie: obsessie met landbouwgrond, hoe groter de landbouwgrond hoe hoger de
productie per m²
Adam Smith:
Wealth of Nations: Startpunt van economische wetenschap
Vrijhandel vs Mercantilisme
Ambacht, handel en industrie vs fysiocratie
John Maynard Keynes:
Afwijzen van neoklassieke macro-economie
Overheidsgeld als motor (anticyclisch budget, zie coronacrisis: mensen zitten thuis en
krijgen uitkering net zoals horeca etc.)
Belang van koopkracht: vraag-economie
, Milton Friedman zette de neoklassiek economie weer op de troon
(Aanbodeconomie!!)
Karl Marx:
Ontstaan uit ontbering fabrieksarbeiders (film Daens)
Totalitaire visie op samenleving
Slecht arbeid heeft waarde, handel etc. niet
Afschaffing privébezit, centraal geleide economie
Economische orde= centrale mechanisme van een samenleving om het economisch
probleem op te lossen
3 Aspecten:
1. Allocatiemechanisme: Hoe vinden mensen, middelen en goederen hun weg?
2. Eigendomsrechten: wie of wat bezig arbeid, kapitaal en goederen?
3. Centrale drijfveer: in wiens belang?
Allocatiemechanisme
- Markteconomie: vrijwillige ruil via markt, gedecentraliseerd privaat initiatief,
concurrentie als motor
- Gemengde econome: combinatie marktallocatie en overheidsingrijpen
- Centraal geleide economie: centrale overheid regelt gehele economie, vastgestelde
prijzen, opgelegde jobs, consument afwezig
- ZIE SLIDE 41!! Link met het politiek systeem
Eigendomsrecht
- Kapitalisme: privaat eigendomsrecht, basis van vrije en democratische systemen
- Communisme: alles in bezit van de staat
Centrale drijfveer
- Liberalisme: individuele ontwikkeling
- Collectivisme: vooruitgang van de staat
Uitdagingen voor de vrije markt:
1. Ongelijkheid: komt in elke systeem voor, maar huidige discrepantie begint het
marktevenwicht te verstoren
2. Klimaatverandering zal een fundamentele stresstest zijn voor de gehele samenleving
3. Artificiële intelligentie: kan zorgen voor een enorme welvaartssprong, maar eveneens
een enorme sprong in ongelijkheid
,3. Grondslagen
Startpunt economische ‘wetenschap’ = het individu
De ‘homo economicus’:
- Kan eigen preferenties bepalen
- Rationeel
- Eigenbelang
Behavioral economics: als correctie op homo economicus
Trade-offs:
Economische vraagstuk = schaarse middelen vs behoeftes
Productiemogelijkhedencurve slide 67
Welvaartscurven slide 68 (hoe verder weg van de oorsprong, hoe groter de welvaart)
Marginale beslissing:
De mate waarbij het opdrijven van een handeling (marginale kost) bijdraagt het
opdrijven van de baten van de handeling (marginale baten)
Zolang de marginale kost kleiner is dan de marginale baten => activiteit opdrijven
MK =MB optimaal
Structurele beslissing
De mate waarbij de totale kost zicht verhoudt tot het totale baten
The ‘invisible hand’ van Adam Smith:
Aanbodcurve: hoe hoger de prijs van een product, hoe meer mensen bereid zijn te verkopen
Vraagcurve: hoe lager de prijs van een product, hoe meer mijn bereid zijn te kopen
- Prijzen zijn relatief en weerspiegelen ‘schaarste’
- Omgevingsfactoren kunnen prijsvorming dynamisch maken
College 2: Geld
1. Wat is geld
Ruilen:
- Rechtstreekse ruil: bv schaap voor porselein
- Onrechtstreekse ruil: eigenaar schaap wil porselein, maar eigenaar porselein wil
graan. Dus eigenaar schaap moet op zoek naar iemand die graan heeft en een schaap
wil
Hieruit zal blijken dat er een complexe ruil zal ontstaan als een land welvarender wordt
, Metalen als tussengoed goud en zilver omdat dit zeldzaam genoeg was. Er was een
beperkte hoeveelheid, maar voldoende zodat iedereen er wat van heeft.
Metalen standaard goud, zilver en koper werden de algemeen aanvaarde ruilmiddelen in
Eurazië vanaf de millennia voor het begin van onze tijdsrekening
Zilver of goud?
Aanvankelijk bimetallisme ( goud was zeldzamer en zilver was couranter)
Productie goud en zilver beïnvloeden prijzen van goederen en onderlinge verhoudingen
Monometallisme: eind 19e eeuw qausi algemene goudstandaard
Nationale munten hadden een pariteit in goud en dus ook een onderlinge pariteit
De geldmultiplicator?
BANK A 1000 EUR
Waarvan 150 EUR reserve
En 850 lening aan BANK B
BANK B doet hetzelfde met BANK C
(liquiditeitsquote van 15%)
Banken creëren geld door uitlenen, men heet dit Fractional Reserve Banking
Gevolg –> RUN ON THE BANK!! Dia 25
1999 –> Invoering van de EURO
De bevoegdheid emissie biljetten ligt nu bij de Europese Centrale Bank
De ECB zorgt voor:
- Monetaire stabiliteit
- Prijsstabiliteit
- Bankentoezicht
RUN ON THE DOLLAR:
- In de jaren 60 waren er te veel dollars in omloop
- De VS drukten te veel dollars wat zorgden voor een overwaardering van dollars
- VS konden convertibiliteit niet langer garanderen
- Andere landen begonnen hun dollars in te ruilen tegen goud
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper EM3. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,48. Je zit daarna nergens aan vast.