Organisational behaviour
H1
Organisational behaviour = de mensenkant van organisaties
Hoe medewerkers te managen? Vanuit verschillende perspectieven
1. Individu, psychologie
2. Groep, waarom handelen groepen zo? Sociale psychologie en sociologie
3. Organisatie, sociologie en antropologie
Er is niet 1 beste manier, maar tegenstrijdige ideeën. OB helpt begrijpen waarom mensen handelen
zoals ze doen en of hun handelen kan worden veranderd.
H2
Bureaucratie = organisatiestructuur die gekenmerkt wordt door aan regels onderheven procedures,
verdeling van verantwoordelijkheid, hiërarchie en onpersoonlijke relaties.
D.m.v. extra management lagen > meer bureaucratie, meer wrijving. (Waarom promoveren zei wel
en ik niet?)
Organogram, gaat over differentiatie.
Horizontaal, takken vormgeven, verdelen,
Verticaal, hiërarchisch niveau, lagen verschillende functies.
Lijn, iedereen is d.m.v. een lijn verbonden met verschillende niveaus.
Voordeel: duidelijk, wie stuurt wie aan. Nadeel: via veel mensen dingen moeten regelen.
Staf, is ondersteunend aan management, niet direct verbonden met een product of dienst.
Platte structuur = 4 lagen, general manager, afdelingshoofd, shiftleader, medewerker
Productdivisie: elk product heeft een andere doelstelling (licht, geluid, beeld)
Marktdivisie: Retail/ wholesaler, bijvoorbeeld kleding
Geografische divisie: per land een andere organisatiestructuur
Fayol ’s 5 functies van managen
1. Planning: taken verdelen, actieplan maken
2. Organiseren: planning omzetten, mensen/middelen toewijzen
3. Coördinatie: wie is capabel, kennis kunnen van het personeel
4. Commanderen: bevelen en aanwijzingen geven
5. Controle: willen weten of het plan wel werkt.
Rationeel werkontwerp: kosten verlagen, controle vergroten. > werknemers kosten efficiënt maken.
Effectiever, meer controle krijgen.
Rationeel = logisch, wetenschappelijk, feiten
Doel = werk op de meest kosten efficiënte en tijdbesparende manier te bereiken.
Wetenschappelijk, met behulp van meten en berekenen.
Het gaat om taken die geen tot weinig vaardigheiden vereisen.
= ontworpen om verspilling te minimaliseren.
Voordeel: duidelijk, efficiënt, controle, hoge productiviteit
Nadeel: werknemers hebben minder vrijheid, minder creatief. Saai, doelloos werk, zonder eigen
invulling. Werkgever en werknemer conflicten.
PEST-model. Organisaties worden beïnvloed door hun omgeving. 4-sectoren:
1. Political 2. Economic 3. Social 4. Technological
Contigency theory, niet 1 maar verschillende ideale types en functioneren, afhankelijk van de
omgeving. Beste fit omgeving en organisatie?
Liquid modernity, geen statische bureaucratie meer maar dynamische veranderende wereld.
1
, Post-bureaucratische structuren, flexibel en minder hiërarchische structuren. Bijvoorbeeld door de
matrix structuren of structureless organisaties
H3
Frederick Winslow Taylor, efficiënt en controle
Taylorisme. De ontwerper van efficiënt werk en het obsessief controleren van arbeiders.
Het probleem volgens hem > mensen gedragen zich niet als machines, ze zijn onbestuurbaar.
Arbeid is onvoorspelbaar en niet gestandaardiseerd. Kennis = macht. ‘Arbeidskrachten zijn lui en
ongemotiveerd’.
Time and motion study = scientific management = de enige beste manier (Taylor)
Met de taakverdeling op de juiste plaats worden taken gemeten en getimed om zo de optimale
manier te berekenen om de taak uit te voeren.
Gevolg > werk werd opgedeeld in kleine, repeterende taken, werknemers werden via
wetenschappelijke methodes geselecteerd voor de juiste taak, er komt een verdeling, managers
plannen en ontwerpen, werknemers voeren uit.
Gevolg > werknemers worden vervangbaar
Controle door taylorisme
Standaardisering, individualisering (voorkomt bendes), controle, makkelijker toezicht houden, kennis
ligt bij het management (kennis is macht). Vaardigheiden (skills) van arbeiders verdwijnen.
Henry Ford, en de lopende band
Van individueel taakontwerp tot een aaneenschakeling van taken. Massaproductie. Het tempo van
het werk wordt bepaald door de lopende band. > de werkdruk stijgt, dehumanisering.
Kritiek op Ford.
Meer geld om op deze manier de arbeiders te stimuleren en te motiveren om met de intensieve
omstandigheden om te gaan (radar in machine).
Post fordisme = terugtrekken uit het rationalisme naar meer flexibele organisaties en vaardigheden
en autonomie terug halen.
Neo fordisme = flexibiliteit door de technologie, efficiënt werken
H4
Moderne vormen van Taylor en Ford. McDonalds, callcenters. Karakteristieken van ‘McDonaldisering’
van organisaties en maatschappij.
Efficiëntie, calculeerbaarheid, controle, voorspelbaarheid.
H5
Hawthorne studies door Mayo, (humanizing management)
Het bekijken van de sociale kant van de organisatie, probleem van het rationeel werkontwerp
oplossen. Wat is het effect van de omstandigheden?
Observeren > mensen gingen harder werken. Geen fysieke dingen veranderen zoals het licht, maar
de dingen waar mensen zich in kunnen uiten werkt voor de productiviteit.
De belangrijkste ontdekkingen van de Hawthorne studies
- De mens als persoon; sociale eenheid, betrokken bij alles, sociale interacties, de behoefte
aan veiligheid. Vormt normen, identiteitsvorming en percepties
- Bedrijf als sociaal systeem; (on)tevredenheid van werknemers beïnvloedt de productiviteit,
niet alleen machines, zelf initiatief kunnen nemen, harmonie medewerkers en management.
Kritiek Hawthorne studies: in feite subtielere manier van controle, geen bronnen, selectief bewijs
2