Week 1
Boekhouden is het proces waarbij financiële transacties worden geregistreerd, samengevat en
vervolgens nauwkeurig worden gerapporteerd.
Boekhouden is een instrument dat door goede managers wordt gebruikt.
Assets = liabilities + owners equity
Bezittingen = schulden + EV
Profit = Revenue – Expenses
Winst = Omzet – uitgaven
Kosten = verbruik (consumeren, opmaken), maakt de
ondernemer armer en het eigen vermogen minder.
Stakeholders zijn belanghebbende rondom het bedrijf, zoals aandeelhouders.
Financial, rapporteren en samenvatten van financiële transacties
1. Cost, identificeren en rapporteren van kosten
2. Taks, hoeveel btw betalen/terug krijgen
3. Auditing, boekhoudgegevens en procedures verifiëren.
4. Managerial, info gebruiken bij het maken van keuzes
Dubbel boekhouden = 2 dingen veranderen op de balans. (T-accounts kleinere balans, deel van het
geheel) iedere transactie wordt twee keer verwerkt. ( -10 kas, +10 voorraad)
De balans is een overzicht dat de financiële toestand van een onderneming op een bepaalde datum
vermeld. = moment opname.
De winst- en verliesrekening vermeldt gedetailleerd en voor een zeer specifieke periode de
inkomsten van een onderneming. ‘Maand februari’.
Vlottende activa: cash, debiteuren, voorraden
Vaste activa: meubilair, apparatuur, gebouwen, land, afschrijvingen
Kortlopende schulden: crediteuren, belasting
Langlopende schulden: hypotheek
Eigen vermogen: investeringen, ingehouden inkomsten
GAAP, generally accepted accounting principles:
Conservatism
- Kost gaat voor de baat
- Bij feestje, eerst inkopen, dus kosten maken en daarna pas verdienen
Consistency
- Methode die gebruikt wordt in het bijhouden van geld
- Kan niet zomaar verandert worden
- Uniformiteit
Costs
- Alle transacties noteren voor de echte waarde
Distinct business entity
, - Juridische identiteit
- Bv blijft een bv
- Aansprakelijkheid
Full disclosure
- Apart aangeven, rapporteren
Going concern
- onbepaalde tijd, ervan uit gaan dat het bedrijf blijft bestaan
- 150000 boekwaarde blijft 150000 boekwaarde (ondanks de waarde van het pand die
daalt of stijgt)
Matching
- Kosten in de maand van gebruik
- Kosten toewijzen in de goede periode
- Afschrijvingen
Materiality
- Kleine uitgaven in 1 keer, niet op afschrijving
Monetary unit
- Gebruik maken van dezelfde valuta
Objectivity
- Bewijs dat het echt zo is moet aantoonbaar zijn. (Kassabon)
Time period
- Fiscaal jaar, tijdsperiode vaststellen waarvoor de transacties worden gerapporteerd.
Week 2, the income statement
Om inzicht te krijgen in de continuïteit van het bedrijf.
Omzet – kosten = winst
Omzet = kassabon/factuur (basis van de transactie)
Kosten = De kosten die nodig zijn om een business te laten draaien.
Profit centers: F&B, RD, deze afdelingen maken geld, omzet
Costs centers: HR, marketing, sales, deze afdelingen maken wel kosten maar kunnen niet
factureren (= winst maken)
ROI, return on investment.
Winst / startkapitaal (geïnvesteerd vermogen) x 100%
USAR= restaurant
1.Bovenaan staat altijd de omzet
2.Primaire kosten zijn alleen bij de F&B. (=inkoopwaarde + de loonkosten)
3.Beheersbare kosten die de manager voor 100% kan beïnvloeden = directe kosten
(schoonmaak, entertainment)
4.Niet beheersbare kosten = indirecte kosten (huur)
Restaurant operationele winst = winst na directe en indirecte kosten eraf
5.Restaurant operationele winst – rente = winst voor belasting
Costs of sales = inkoopwaarde = inslag