Een leerzame en nuttige samenvatting die je gaat helpen om een super goed cijfer te halen! Deze samenvatting gaat over hoofdstuk 1, 2 en 3 van het boek biologie voor jou.
Biologie samenvatting Thema 1 + thema 2 (bs 1/3)
1 Organismen levende wezens, ze vertonen allemaal levensverschijnselen. Met
stofwisseling worden alle chemische reacties in een organisme bedoeld, hier speelt
enzymen een rol = eiwitten die chemische reacties van stofwisselingsprocessen
versnellen katalyseren. Elke individueel organisme/individu heeft een levensloop =
die begint direct na ontstaan organisme. Wanneer organisme zich ontwikkelt treden
er veranderingen op in de bouw/functioneren van organisme.
Individuen behoren tot dezelfde soort als zij zich onderling kunnen voortplanten en
daarbij vruchtbare nakomelingen kunnen voortbrengen. Ze door lopen dezelfde
stadia levenscyclus.
Organisme zijn georganiseerd in biologische eenheden, de kleinste eenheid is een
molecuul. Dat zijn de bouwstenen van stoffen, een van de belangrijkste DNA; dit
bevat erfelijke informatie van organisme. Een cel is een grote biologische eenheid,
veel verschillende cellen bij elkaar die samenwerken orgaan. Dat is een deel van
een organisme met een eigen bouw en functie. Complexer; organisme, eenvoudige
organisme zoals een bacteriën bestaan uit slechts 1 cel. Organisme behoren tot een
populatie. Zo noem je een groep individuen van dezelfde soort dat in een bepaald
gebied leeft en zich onderling voortplant, die leven in een ecosysteem, begrensd
gebied met bepaalde eigen schappen. Het geheel aan ecosystemen op aarde vormt
de biosfeer/systeem aarde.
Als er op hoger organisatieniveau een nieuwe eigenschap ontstaat die er op lagere
organisatieniveau niet is emergente eigenschap. Cel bestaat uit veel moleculen, 1
enkel molecuul leeft niet. Maar interactie tussen alle moleculen levert wel een
levende cel op. Moleculen reageren ook op invloed uit omgeving.
2 een orgaanstelsel bestaat uit een aantal organen, ze oefenen samen een bepaalde
functie uit. (Verteringsstelsel, ademhaling enz.). Middenrif scheidt de romp in de
borstholte en buikholte. Organen zijn opgebouwd uit weefsels, bij meercellige
organismen ontstaan bij de ontwikkeling verschillende typen cellen. Deze hebben
allemaal een andere vorm/functie. Een groep cellen met zelfde vormen noem je een
weefsel.
Op verschillende plaatsen in je lichaam komt dekweefsel voor, dit
bekleedt/beschermt inwendige en uitwendige lichaamsoppervlakten. Holle organen
zoals longen/darmkanaal zijn bekleed met dekweefsel slijmvlies. Alle typen
dekweefsels hebben gemeenschappelijke kenmerken, ze zijn vaak rechthoekig en
liggen dicht bij elkaar. Zenuwweefsel vind je in de organen van zenuwstelsel,
zenuwcellen in weefsel geven informatie door, daarvoor bezitten ze sterk vertakte
uitlopers die een netwerk vormen. Spierweefsel bestaat uit langgerekte cellen die
kunnen samentrekken en beweging mogelijk maken.
Bij veel weefsels liggen de cellen niet direct tegen elkaar aan, maar komt
tussencelstof voor. Het soort hangt samen met de functie af van het weefsel, het kan
bv dienen voor versteviging. In beenweefsel bevinden zich tussen de cellen
kalkzouten en collageenvezels. De kalkzouten geven stevigheid, collageenvezels zijn
, lijmvormende vezels die in beenweefsel zorgen voor samenhang van weefsel.
Kanaaltjes in beenweefsels bevinden zich bloedvaten en zenuwen.
In kwaakbeenweefsel liggen groepjes van 2/3 cellen tegen elkaar en daartussen
bevindt zich de tussencelstof, die bevat bij kraakbeen minder kalkzouten maar meer
collageenvezels kraakbeen elastisch en buigzaam.
Tussen de vorm en functie van biologische eenheden kun je verbanden zien, in
beenderenstelsel zijn ook voorbeelden te zien van verband tussen vorm en functie.
Een dijbeen en scheenbeen zijn langwerpige holle beenderen. In kop dijbeen bestaat
het beenweefsel uit beenbalkjes met daartussen beenmerg. De beenbalkjes lopen in
richtingen waarin grootste krachten worden op uitgeoefend. Je voeten zijn in staat
het gewicht van je lichaam te dragen en schokken op te vangen.
3 Cellen van plantaardige/dierlijke cellen hebben overeenkomsten. Elk deel van een cel
met eigen functie noem je organel. Buitenste laag van cel celmembraan, bij
planten ligt om celmembraan nog een celwand. Celmembraan bestaat uit
vetmoleculen, hierdoor inwendige van de cel cytoplasma gescheiden van het
milieu buiten de cel. Cytoplasma bestaat uit water met daarin in organellen en
opgeloste stoffen. Ook celkern ligt in het cytoplasma, kernmembraan vormt
buitenste laag celkern.
Veel plantaardige cellen bevatten een grote centrale vacuole, gevuld met vacuole
vocht en omgeven door vacuolemembraam. Cytoplasma ligt dan in dunne laag tegen
celwand, de grote centrale vacuole speel rol bij stevigheid cel. Het kan ook
plantaardige cel kleurstoffen bevatten. Bij planten kunnen in cytoplasma van cellen
plastiden voorkomen, deze organellen bestaan verschillende typen; bladgroenkorrel
(chloroplasten), chloroplasten (kleurstofkorrels en leukoplasten. Bladgroenkorrels
bevatten groene kleurstoffen, chloroplasten gele, oranje en rode kleurstoffen.
Leukoplasten dienen om stoffen zoals vet, zetmeel en eiwit in op te slaan.
Zetmeelkorrels zijn bv leukoplasten waarin zetmeel is opgeslagen. Sommige plastiden
kunnen overgaan in andere. Bladgroenkorrels tijdens rijpen van vruchten naar
chloroplasten. Op plaatsen waar plantaardige cellen niet helemaal op elkaar
aansluiten ontstaan intercellulaire ruimte gevuld met lucht of vocht.
4 de celkern, vacuolen en plastiden zijn grote organellen. De kern bestaat uit
kernplasma dat is omgeven door kernmembraan. Hierin bevinden zich kern poriën
openingen waardoor transport van stoffen in en uit het kernplasma mogelijk is. In
kernplasma liggen chromosomen. Deze bestaan uit lange moleculen DNA, dit bevat
informatie voor erfelijke eigenschappen van een organisme. Het bepaalt de functie
en bouw van de cel. Het kernplasma bevat kernlichaampje, dit is plaats waar delen
van ribosomen worden gemaakt. Deze delen verlaten de celkern via kern poriën in
kernmembraan en vormen ribosomen in cytoplasma.
In cytoplasma bevindt zich uitgebreid netwerk van dubbele membranen dat is
aangesloten op kernmembraan = endoplasmatisch reticulum. Membranen liggen
bijna tegen elkaar aan en vormen afgeplatte holten en kanaaltjes. Ruimte tussen
membranen staan met elkaar in verbinding. 2 typen endoplasmatisch reticulum; ruw
en glad. Op membranen van ruw endoplasmatisch reticulum bevinden zich
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper kikiegberts1. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,83. Je zit daarna nergens aan vast.