Vorming
Culturen zijn tijd en plaatsgebonden. Ze zijn dynamisch van karakter
Stereotypen zijn vaststaande beelden, generalisaties en veronderstellingen over een groep
mensen
Vooroordelen zijn meningen over een groep mensen, niet gebaseerd op feiten.
Soorten kapitaal:
● Economisch kapitaal is financieel bezit of een hoog inkomen,
● Sociaal kapitaal zijn de connecties, netwerken, de graad van eer en respect die een
groep geniet en
● Cultureel kapitaal zijn culturele competenties, waaronder kennis, houdingen,
opvattingen en smaak die kenmerkend zijn voor hoge sociale posities
Vormen socialisatie:
● Enculturatie: het aanleren en verwerven van de (sub)cultuur van de samenleving
waarin men geboren wordt.
● Acculturatie: het aanleren en verwerven van een andere cultuur of elementen
daaruit, dan die waarin iemand is opgegroeid
Functies van socialisatie zijn:
● De continuering van de cultuur van de samenleving. Mensen verwerven zich
opvattingen, waarden en normen die hen maken tot lid van een maatschappij met
een bepaalde cultuur waarmee zij zich onderscheiden van de leden van andere
maatschappijen en culturen
● De verandering van de cultuur van de samenleving en van groepen daarbinnen.
Cultuur is geen statisch verschijnsel. Door overname van elders worden, evenals
door ontdekkingen en uitvindingen binnen de eigen cultuur, steeds nieuwe dingen
aan de cultuur toegevoegd
● Identificatie met de eigen groep en cultuur door het overbrengen van
cultuurgebonden waarden en normen
● Identiteitsontwikkeling van het individu gedurende de gehele levensloop;
● Het reguleren van gedrag van mensen waardoor het gedrag (van anderen) beter
voorspelbaar wordt en het samenleven overzichtelijker
Soorten socialisatie:
● Primaire socialisatie speelt zich af binnen kleine groepen, waarin mensen directe
persoonlijke relaties met elkaar hebben. Het wordt wel je ‘sociale huid’ genoemd,
omdat mensen ermee vergroeid zijn en het deel uitmaakt van hun persoonlijke leven.
● Bij secundaire socialisatie leren mensen hoe zij zich moeten gedragen in formele
omstandigheden en omgevingen. Secundaire socialisatie wordt wel ‘sociale kleren’
genoemd. Mensen kunnen gedragingen kiezen en wisselen afhankelijk van de
gelegenheid.
● Bij tertiaire socialisatie worden impliciet waarden, normen en gedragspatronen
overgedragen door anonieme socialisatoren waarmee mensen niet rechtstreeks een
band hebben zoals media, literatuur, rolmodellen etc.
1
,Dominante cultuur is de cultuur van de groep in de samenleving met een invloedrijke
politieke of economische positie.
Subculturen zijn levensstijlen van groepen mensen die zij deels ontlenen aan de dominante
cultuur, en die er deels van afwijken.
Tegenculturen verzetten zich tegen de dominante cultuur
Dimensies van Hofstede
Landen en culturen verschillen qua waarden, normen en opvattingen, bijvoorbeeld in de
betekenis die religie heeft in een samenleving. Hofstede onderscheidt vijf dimensies, waarop
je culturen van elkaar kunt onderscheiden.
● Grote machtsafstand versus kleine machtsafstand; Dit is de mate waarin minder
machtige leden van bijvoorbeeld gezin, school of organisaties in een land
verwachten en accepteren dat de macht ongelijk verdeeld is.
● Individualistisch versus collectivistisch; Er is sprake van collectivistische
samenlevingen als in een samenleving het groepsbelang prevaleert boven het
individuele belang en individuen vanaf hun geboorte opgenomen worden in sterke,
hechte groepen. Van individualistische samenlevingen is er sprake als het belang
van het individu uitgaat boven het belang van de groep en de onderlinge banden
tussen de individuen los zijn.
● Masculien versus feminien; De verschillen tussen mannen en vrouwen in hun sociale
rollen verschillen tussen landen. Een samenleving is masculien als emotionele
sekserollen duidelijk gescheiden zijn en feminien als sekserollen elkaar overlappen.
● Lage onzekerheidsvermijding versus hoge onzekerheidsvermijding; Dit is de mate
waarin de dragers van een cultuur zich bedreigd voelen door onzekere of onbekende
situaties. Dit gevoel wordt onder andere uitgedrukt in stress en in de behoefte aan
voorspelbaarheid; aan formele en informele regels.
● Langetermijngerichtheid versus kortetermijngerichtheid; Langetermijngerichtheid
staat voor het streven naar beloning in de toekomst, vooral door middel van
volharding en spaarzaamheid. Kortetermijngerichtheid verwijst bijvoorbeeld naar
deugden als respect voor traditie, het voorkomen van gezichtsverlies, en het voldoen
aan sociale verplichtingen.
Kritiek op de studie van Hofstede richt zich op het statische en stigmatiserende karakter dat
deze benadering zou hebben.
Politieke cultuur is het geheel van politieke relevante tradities, kennis, opvattingen en
oordelen die kenmerkend zijn voor een land, maar ook voor groepen daarbinnen en voor
groepen/organisaties die landsgrenzen doorkruisen. De sociale omgeving waarin iemand
opgroeit, het onderwijs dat iemand volgt, de media die hij gebruikt en ook de
sociaaleconomische klasse waartoe iemand behoort, hebben invloed op de opvattingen die
iemand door politieke socialisatie ontwikkelt over de maatschappij en de politiek.
Mensen passen zich in meer of mindere mate aan, aan het gedrag en de opvattingen over
het politieke domein die heersen in de groep waar zij deel vanuit maken. Op den duur
maken zij zich het gedrag en de opvattingen eigen (internalisatie) en worden deze
vanzelfsprekend.
2
, Veel voorkomende politieke meningen in een land kunnen gerangschikt worden naar
verschillende politieke dimensies zoals
● links/midden/rechts,
● progressief/conservatief,
● nationalisme/internationalisme,
● materialisme/postmaterialisme.
● Confessionalisme heeft oorspronkelijk als gemeenschappelijke uitgangspunten:
maatschappelijke middenveld en gespreide verantwoordelijkheid, christelijke
waarden en harmonie en samenwerking.
● Liberalisme heeft oorspronkelijk als gemeenschappelijke uitgangspunten: individuele
rechten en individuele vrijheden. Individuele/economische vrijheid en
verantwoordelijkheid, vrije markt, particulier initiatief
● Socialisme/sociaaldemocratie heeft oorspronkelijk als gemeenschappelijke
uitgangspunt: gelijkwaardigheid en solidariteit. Opkomen voor de zwakkeren. Een
sterke/sturende rol van de overheid zien aanhangers van deze ideologie als middel
om dit uitgangspunt te realiseren.
3