Geschiedenis
Steden en burgers in de Lage Landen 1050-1700
2.1 De opkomst van de stedelijke burgerij in de Nederlandse gewesten
Vanaf de 11e eeuw veranderde er in Europa veel:
1. De landbouw veranderde -> groei v.d bevolking
De landbouw veranderde doordat het klimaat veranderde -> hierdoor gingen ze vernieuwingen doen
(ontginning van bos en heide, droogleggen van overstroomde gebieden, verbetering van
landbouwwerktuigen, invoering drieslagstelsel) -> landbouw nam toe -> meer en beter voedsel ->
bevolking groeit (veel tussen 1000-1300).
2. Opbloeiende handel, gaat gepaard met nijverheid
Meer landbouw-> overschotten -> verkopen in steden. Ook waren niet alle mensen meer nodig op
het land, dus veel mensen gingen zich specialiseren in beroepen, en werden bv ambachtslieden in
steden -> producten verkochten ze op lokale markt. Ook kwam er internationale handel, bv wol uit
Engeland. Deze int. Handel groeide vooral door een nieuw type schip: de Kogge (kon meer vracht
vervoeren dan andere schepen).
Door (internationale) handel (er komen meer grondstoffen beschikbaar) en bevolkingsgroei (meer
mensen hebben bv bakkers nodig) nam de nijverheid toe, deze groei leidde dan weer tot verdere
groei handel (want er zijn meer producten om te verhandelen).
3. Er ontstond weer een monetaire economie
Door int. Handel werd betalen een groter probleem, iedere stad had een andere munt -> oplossing:
de wisselbrief. Hierbij kon een koopman een bepaald bedrag in bewaring geven en hetzelfde bedrag
met een wisselbrief weer opnemen bij een bankier. Je gaf dus bv in Heerlen 3 gouden munten, dan
kreeg je een wisselbrief en in Maastricht kon je de wisselbrief inleveren tegen de munteenheid daar.
3 oorzaken waardoor de Lage Landen (Vlaanderen als 1e) de meest verstedelijkte gebieden van EU waren:
1. Gunstige geografische omstandigheden
Veel rivieren kwamen vanuit het achterland uit in de Noordzee -> verbinding met Engeland voor handel.
2. Meer bescherming en helpen (bij) van buitenlandse handel door landsheren, hoge edelen, geestelijken en
stadsbesturen.
Door bescherming groeide welvaart -> inkomsten stegen. VB: handelsroutes beschermen tegen piraten, einde maken aan
tollen en belastingen die lage adel aan kooplieden oplegden.
3. Meer samenwerking tussen steden
Een aantal N-EU steden gingen samenwerken in een handelsverbond: de Hanze.
Stadsrechten:
- Geen verplichtingen tegenover grootgrondbezitter
- Zelf bestuur en rechtspraak regelen
- Zelf bepalen wie poorter (stadsburger) is en wie niet
,Steden stelden stadsrechten in, om eco belangen te beschermen (eerst hadden steden allerlei
verplichtingen aan landsheer maar door groeiende welvaart kregen sommige het voor elkaar om
hun positie te versterken tov landsheer).
Elke stad was het centrum van een verzorgingsgebied, waarbij de bewoners eco (platteland levert
voedsel en grondstoffen voor stedelingen ->stad verwerkt het en zet producten af) en pol (stad en
omgeving behoren tot grondgebied landsheer) met elkaar betrokken waren.
Doordat in steden jaarmarkten werden gehouden, kwam er niet alleen een netwerk binnen de
verzorgingsstaat maar ook tussen steden onderling. Om de stad in stand te houden had het een
constante stroom van kapitaalkrachtige/ kundige-aspirante poorters nodig. Voordelen voor mensen
die van platteland komen naar stad (of van kleine stad naar grote stad): in stad meer kans op werk,
juridische bescherming, kans op school -> meer kans op arbeidsmarkt).
2.2 de opkomst van Vlaanderen en Brabant in de Late Middeleeuwen
Atrecht is het startpunt van de stedelijke dynamiek in de Nl gewesten. Dit kwam door de hoge
landbouwproductiviteit en schapenhouderij -> grote plaats in lakennijverheid. Handelaren vonden
namelijk een aansluiting bij de jaarmarkten in Fr en It. Rijke kooplieden versterkten positie doordat
ze zich in koopliedengilden gingen organiseren, ook gaven ze leningen aan edellieden en kregen ze
daardoor het stadsbestuur in handen.
1300: Brugge nam rol van nijverheidscentrum over van Atrecht, dit kwam doordat Brugge
geografisch gunstig lag voor handel met steden uit de Hanze, maar ook met gebieden in Spanje en It.
Patriciërs (burgers die in steden de macht hebben), vaak rijke kooplieden, staan tegenover het
gemeen (rest van stedelijke bevolking: (aangevoerd door: ambachtslieden), dagloners en
werklozen). Er ontstonden steeds meer spanningen over bestuur en werkomstandigheden:
- Alleen patriciërs zaten in het stadsbestuur terwijl ze maar 10% vd bevolking waren.
- Dagloners hadden geen vast inkomen en deden zwaar werk.
Met de Guldensporenslag (1302) lieten Vlaamse ambachtslieden en boeren zien dat ze opgewassen
waren tegen patriciërs en feodale heren.
Guldensporenslag:
- Filips de Schone (koning Fr) wilde Vlaanderen bij zijn rijk voegen -> Graaf van Vlaanderen
wilde dit niet -> beide zochten bondgenoten, Filips met Patriciaat en Graaf met het Gemeen
-> Vlamingen wonnen en bleven dus zelfstandig. Dit was dus bijzonder, omdat de ‘armen’
wonnen.
1300: Vlaanderen en Brugge economisch zwaartepunt -> sterk verstedelijkt vergeleken met andere
steden. Vlaamse steden (Brugge, Gent, Leper) maakten deel uit van internationaal handelsnetwerk.
1600: Vlaanderen overvleugeld door Antwerpen, grootste handelscentrum van West-Europa.
Na 1300 lag Atrecht (voorspoed te danken aan ligging vlakbij jaarmarkt) ongunstig doordat
Maritieme handel opkwam. Er kwam een bloei van de scheepvaart waardoor handel over water ging
-> Brugge neemt positie Atrecht over. Brugge werd zuidelijkste punt van Duitse Hanze, en
noordelijkste punt van handelaren uit It. Elke steden binnen Brugge versterkte de eigen positie en
het netwerk als geheel door:
, - Innovaties zoals bv de Kogge (nieuw type schip), aanleggen van kanalen, bouwen van grote
gebouwen voor opslag, verbetering landbouw.
- Schaalvergroting in het netwerk van steden, dit kwam door de bevolkingsgroei-> meer
huizen gebouwd en meer landbouw, ook moest handel verbeterd worden door waterwegen.
Steden hadden eigen positie:
- Antwerpen: goede verbinding Eu achterland, en toegankelijk voor grote nieuwe schepen.
- Brugge: handelaren combineerden principes van wisselbrief en bank tot koopmansbeurs.
- Amsterdam: gespecialiseerde voorhaven voor graanhandel met Oostzeegebied.
Stedelijke burgerij nam taken van adel over maar ook van geestelijkheid:
- Steden hebben invloed op sociale zorg (en de kerk dus niet meer).
- Steden zorgen voor onderwijs, dit kwam ook doordat steden gebaat waren bij goed
onderwijs -> voor werk later.
- Stadsbesturen ontwikkelen ideeën over het algemeen belang (=bonum commune):
stadsbestuur krijgt geweldmonopolie, strengere straffen (wetten), meer openbare
gebouwen
- Bedelorden (religieuze orden, die geen bezit wilden etc, soort klooster) en begijnhoven
(verzameling kleine woningen waar vrouwen woonden onder toezicht van priester, maar
minder streng dan nonnenklooster) vestigen in steden. Hiermee probeerden de
geestelijkheid aansluiting te vinden bij een meer individuele geloofsbeleving van stedelingen
(de moderne devotie).
Late middeleeuwen: strijd om macht en invloed tussen vorsten vs adel en opkomende burgerij. Vorsten probeerden positie
te versterken door centralisatie. Dit deed Filips de Goede (hertog Bourgondië) om zelf meer macht te krijgen, hij
verplaatste het hof van Bourg. Naar Vlaanderen, hij ging het bestuur centraliseren door Staten-Generaal en stelde in alle
hertogdommen en graafschappen stadhouders aan als vertegenwoordigers.
Buitenlandse politiek werd bepaald door Filips de Goede, binnenlands was er particularisme (elke
stad beslist zelf over interne zaken). Het particularisme van Brabantse en Vlaamse steden botst met
beleid Bourgondische hertogen die in 15e eeuw grip probeerden te krijgen op bestuur en
rechtspraak in Nl gebieden.
In 1480 nam Antwerpen de economische rol van Brugge over doordat:
- Antwerpen handel had met Spaanse en Portugese koloniën.
- De belangrijkste handelspartner van de Engelsen was Antwerpen, doordat de Engelsen daar
hun lakens konden verkopen.
- Veel handel over land én over zee met Venetië.
- Er waren constanten conflicten tussen Brugge en Gent VS Bourgondische vorsten.
2.3 Verzet van de stedelijke burgerij leidt tot het ontstaan van de Republiek
Door vererving maakten de Nederlanden deel uit van het Spaanse Rijk (dus het Habsburgse Rijk)
(1516), van Karel V. Karel V en Filips II (zoon Karel) zetten hun centralisatiepolitiek voort. Ze kwamen
in botsing met de Nederlandse steden door:
- De voortzetting van de centralisatiepolitiek. Ze benoemde namelijk een landvoogd (zodat
hij zelf niet aanwezig hoefde te zijn), hij stelde 3 centrale raden in (deze adviseerden hem en
voerden zijn beleid uit), deze raden vormden samen in Brussel een centrale regering. Doel
, van centralisatie: ongedaan maken van privileges van steden. Dit doel botst met opkomende
macht van burgerij. Ook verhoogden Habsburgers constant hun bede, waardoor belasting en
accijnzen omhoog moesten (dit willen inwoners Nl natuurlijk niet).
- Godsdienstpolitiek: kerkhervorming (16e eeuw, doordat er verschillende opvattingen
kwamen over chr, Kath zetten dingen in de Bijbel voor hun voordeel etc) leidde tot breuk vh
Christendom. In Nl had je vooral aanhangers Calvinisme, Karel en Filips wilden het
protestantisme terugdringen. Vanaf 1522: Nederlandse inquisitie, om ketters terug te
dringen (dus vervolging protestanten) en allerlei plakkaten (wetten). Hoogtepunt 1550:
bloedplakkaat (als je ook maar iets met protestantisme te maken had-> doodstraf). Veel
plaatselijke bestuurders voerden plakkaten niet of amper uit.
Aanleiding beeldenstorm: lage edelen stuurden smeekschrift naar Margaretha (van Parma), ze
beloofde minder streng te handhaven -> calvinisten durfden daardoor meer te doen ->
beeldenstorm, 1566 (begon in Vlaanderen). Filips II gaf de adel de schuld-> stuurde hertog van Alva
naar de Nederlanden -> Margaretha treedt af -> Alva landvoogd -> Willem Van Oranje werd als
Stadhouder vervangen door Alva -> aanleiding opstand: Alva stelde Raad van Beroerte in (treedt
hard op tegen mensen van Beeldenstorm)-> vanuit Oosten valt WvO de Nl binnen, vanuit Westen
vallen watergeuzen (=Calvinisten die naar Engeland of Noord-Du waren gevlucht) de Nl binnen.
Gevolgen opstand:
- Antwerpen verliest in 1585 stapelmarktfunctie (doordat Hollanders en Zeeuwen haven
afsloten-> niemand kon meer naar Antwerpen). Veel kapitaalkrachtige inwoners trokken
daardoor naar Holland, dus veel kapitaal en kennis naar Amsterdam, dus Adam neemt rol
Antw over.
- De Noordelijke-gewesten stichtten de Republiek der Verenigde Nederlanden op. Dit ging in 5
fases;
1. N-Gewesten sluiten unie van Utrecht (1579), ter verdediging tegen troepen van Parma
2. Filips II verklaart WvO vogelvrij (1580)-> breuk tussen vorst en gewesten was hierdoor een feit
3. Plakkaat van Verlatinghe: Filips II wordt afgezet (1581): daarin stond dat gewesten het recht hadden een vorst
die zich als tiran gedroeg, te vervangen door een andere vorst
4. Republiek der Verenigde Nederlanden ontstaat (1588): gewesten zochten eerst een andere vorst (1581), zonder
succes en de gewesten gingen zonder vorst verder (1588).
5. 1648: de Republiek wordt internationaal als onafhankelijke staat erkend. Dit duurde zolang door de oorlog tegen
Spanje.
Vanaf de oprichting van de VOC (1602) ontwikkelde de Republiek zich tot een handelsgrootmacht
met wereldwijd handelsnetwerk.
VOC: monopolie met handel op Azië en Amerika
WIC (1621): monopolie met handel op West-Afrika
Dit was dus het begin van een wereldeconomie, waarbij het handelskapitalisme (zoveel mogelijk
winst maken) leidt tot wereldwijde handelscontacten.