Geschiedenis Havo 5 examen
- Anna de Vries -
Examen vaardigheden: bronnen:
> geschreven / ongeschreven bronnen > overheid / privé
> Primair (echt bewijs, letterlijk) / secundair > direct (bron van het moment) / indirect (bron
(interpretatie, analyse) gemaakt na die tijd)
-Bruikbaarheid: Is de bron geschikt? Geschikt voor het onderzoek, voor de tijd en gebeurtenis?
-Betrouwbaarheid: geen fouten in de bron? Klopt hij echt? Wie is schrijver, waarom en wanneer geschreven?
-representativiteit: geeft de bon de mening van de betrokken mensen? Is hij typerend voor een groep?
-standplaatsgebondenheid: De standplaats wordt beïnvloed door persoonlijke omstandigheden, sociale positie
en historische situatie waarin iemand leeft.
-Evolutie: langzame verandering.
-Revolute: snelle plotselinge verandering.
-Korte termijn: verandering direct na gebeurtenis
-Lange termijn: verandering pas later duidelijk.
-Continuïteit: doorlopend, zonder onderbreking, constante verandering.
-Discontinuïteit: Iets wat sterk veranderd
-motieven: mensen zetten het in gang.
-Oorzaken: politiek, economisch, sociaal, hoofdoorzaken en kleinere oorzaken, binnenlandse, buitenlandse.
NL: leeuw, klompen, tulpen, molens VS: Zeearend, stars and stripes, uncle sam.
EN: Bulldog, John Bull; dikke man met hoed. Katholiek: rijk, rome, bisschop met mijter, paus.
FR: Haan, meisje Marianne Protestant: sobere kleding, bijbel.
RUSL: Beer, vanaf 1917 hamer en sikkel teken. Let op tegenstellingen, overdrijvingen, meningen.
Prehistorie, oudheid, middeleeuwen = Jagers boeren > grieken romeinen > monniken, ridders, steden.
Vroegmoderne tijd, moderne tijd = vanaf 1500 tot nu.
De vroegmoderne tijd 1500-1800
Tijdvak 5: Tijd van Ontdekkers en Hervormers
- Veranderende mens/wereldbeeld van de Renaissance en begin van nieuwe wetenschappelijke
belangstelling:
Renaissance, tijd van veranderingen en wedergeboorte oudheid:
> Veranderend mensbeeld: godsdienst wordt achtergrond en de individuele burger voorgrond.
> Mensen vertrouwen meer op zichzelf: individu van de mens & willen genieten.
> Wereldbeeld Verandering: Galileo; heliocentrisch & ontdekkingsreizen.
> Humanisten: Erasmus: met verstand en inzicht kennis vergroten.
> Nieuwe wetenschap en boeken: snelle verspreiding door boekdrukkunst.
> Kritiek op schriften van kerk en op de paus.
- De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke oudheid:
In de renaissance werd de klassieke oudheid (tijd van grieken romeinen) herontdekt.
> Ze maakte erfgoed na, deze beelden hadden trotse uitstraling van onafhankelijkheid en rijkdom.
> Perspectief, licht, schaduw, menselijk lichaam in schilderijen.
> Namen onder schilderijen en kunstenaars gingen reizen, om andermans werk te zien.
- Het begin Europese overzeese expansie:
Er was een beperkt wereldbeeld en handel was duur, dus zelf een route vinden:
, De arabieren en ottomanen hadden de landelijke handel, dus wouden ze zee routes:
- politiek, macht en aanzien - wereldbeeld, meer weten
- economisch, geld verdienen over de wereld en gd verspreidden.
met specerijen en handel. - nieuwsgierigheid, ontdekken
Marco Polo: Ging op reis naar China.
Hendrik zeevaarder: probeerde azië te bereiken via zuid afrika.
Diaz: portugese die route voor kaap de goede hoop had.
Vasco da Gama: portuguese die de eerste route leidde naar Indië: kaaproute.
Columbus: hij ontdekte Amerika, maar dacht dat het Indië was > Vespucci zag dat dit vs was.
Conquistadores spaanse veroveraars, veroverde rijken van de inca's en azteken met geweld
Verdrag van tordesillas: na conflict werd de wereld verdeeld over spanje en portugal.
Willem Barentsz: via noorden naar azië, maar mislukte: nacht op nova zembla.
Jansz: ontdekte per ongeluk Australië tijdens verkenning Guinea.
tasman: ontdekking eilanden, tasmanië, nieuw zeeland en tonga.
→ Wereldbeeld steeds meer uitgebreid > nieuwe kaarten > kolonisatie begon
→ Nieuw voedsel ontdekt en veel handel.
- De protestantse reformatie met gevolg de splitsing van de christelijke kerk in west-eu:
Reformatie/hervorming: splitsing van de katholieken en protestanten >
De kerk, het christelijk geloof, stond centraal. Ketterij: iemand met afwijkende geloofsleer.
Er ontstond kritiek op de kerk: Begon in Duitsland.
- Gd: Er zaten fouten in de geschriften uit de grieks romeinse tijd.
- Politiek: behoefte onafhankelijker te worden van de paus: paus verloor macht.
- Eco: Door de groeiende welvaart, wilden ze vrijheid van de kerk.
Luther: Monnik, kritiek op misstanden van kerk: het christendom moet worden gezuiverd.
> Hij zag dat de kerk geld belangrijk vond en dat ze geloof op de tweede plek plaatsen.
→ 95 stellingen: kritiekpunten
→ Keizer Karel V: was boos: hij wou centralisatiepolitiek en strenge katholieke kerk.
→ Rijksdag Worms: Luther in de ban: de wet beschermde hem niet, hij mocht vermoord worden.
→ Godsdienstoorlog begon: Protestantse kerk ontstond, kerk met luthers ideeën.
→ 1555 Karel V gaf over: Vrede van Augsburg: vorsten mochten religie bepalen:
'wiens gebied, diens geloof'.
Calvijn: Hij wou soberheid van kerk en afkeer van maatregelen van de koning.
→ Hugenoten: protestanten van Fr.
→ Protestantse aanhang groeide.
→ Bloedplakkaten: Karel V verspreidde hiermee ketterwetgeving tegen ketters en protestantse.
→ Contrareformatie: tegenreformatie van kerk: met strenge wetten, ketters tegengaan,
kloosters en bouw van dure prachtige kerken: stijlperiode de barok.
- Het conflict in de NL dat leidde tot de stichting van een Nederlandse staat:
Karel V was ook Heer in NL: hij wou centralisatie: maar NL wou particularisme zelfstandigheid.
> Gewestelijke staten: overleg van de drie standen uit één gewest en de heer.
> Daarna kwam de Staten-generaal: overleg met alle 17 gewesten en de heer.
→ Ondertussen conflict tussen katholiek en protestantse > Karel V weg
→ Filips II kwam: geldproblemen, hij wou bestuurseenheid: stadhouders en landvoogdes, hij
ging hard tegen ketters in.
, → Conflict: Gewesten willen zelf bestuur, gd, belasting bepalen: maar de koning wil centralisatie.
→ Veel onrust,: smeekschrift: edelen vroegen om vervolgen protestantisme te verminderen.
→ Onrust leidde tot de: Beeldenstorm: protestantse gingen katholieke bezittingen verwoesten.
→ Komst Alva: Raad van beroerten: schuldige beeldstorm straffen + ketterwet + tiende
penning: belasting.
→ Willem van Oranje organiseerde opstanden tegen Alva: steeds meer steden deden mee.
→ Pacificatie Gent: verdrag van gewesten voor verzet: weg met spaanse en plakkaten.
→ Unie Atrecht: Zuidelijke gewesten besloten toch bij Filips aan te sluiten.
→ Unie Utrecht: reactie hierop, noord NL wilden verzet tegen spanje volhouden.
→ Plakkaat Verlatinghe: Filips II mocht geen landsheer meer zijn.
→ Republiek der zeven verenigde NL: land is onafhankelijk, geen landsheer meer.
→ Vrede Münster: Vrede met spanje, spanje erkend NL ook zelfstandig.
Tijdvak 6: Tijd van Regenten en Vorsten
- Het streven van vorsten naar absolute macht:
Centralisatie: Vorsten willen absolute macht en trekken de macht naar zich toe: centraal punt.
> In Fr, NL, Rusl, Pruisen en Engeland kwamen absolute vorsten.
> Door godsdienstige conflicten, protestant en katholiek, in landen ontstond absolute macht.
> Dertigjarige oorlog: conflict katholiek en protestant, doordat protestantse werden onderdrukt.
Engeland: Na de 100 jarige oorlog: monarchie: maar machtsstrijd parlement en koning.
→ Hendrik VIII maakte wet: koning werd kerkbaas en machtigst > leidde tot godsdienstconflicten
→ Daarna koning Elizabeth en Filips II macht: zij onderdrukte.
→ Daarna protestantse opvolgers: Karel I > Republiek > Jacobus II katholiek
→ Willem III stadhouder verdreef Jacobus, dus kwam de constitutionele monarchie: grondwet.
Frankrijk: Protestantse werden vervolgt.
→ Karel IX wou godsdienstoorlog verminderen: bloedbruiloft: huwelijk tussen zijn zusje en
protestantse Hendrik: maar dit mislukte en er ontstond een moordaanslag.
→ Toen werd Hendrik IV koning: zorgde voor vrede > hij trok macht naar zich toe.
→ Lodewijk XIV: hij werd koning en greep macht: zonnekoning.
→ Hij geloofde in Droit divin: God had de koning, hem, aangesteld.
> Hij benoemde een nieuw bestuur > Hij wou alles katholiek
> goede binnenlandse economie > beroepsleger, zodat adel minder nodig was.
> academies en paleis van versailles om wetenschap en adel onder controle te hebben.
- De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en economische, culturele bloei van de NL Republiek:
Gd conflict spanje en NL
Na conflict: verdrijving Filips II en dood van Willem van Oranje ontstond de republiek:
Republiek der zeven verenigde nl: Uniek: zelfstandige gewesten + algemeen staten-generaal.
> Gewesten hadden inspraak en in staten-generaal zaten rijke regenten. Er was veel tolerantie.
> Stadhouder: adele baas van militaire.
twaalfjarig bestand Oldenbarnevelt: vrede met spanje, maar mislukte door maurits
Stadhouder Maurits was tegen: hij wou landelijke keuze en barnevelt gewestelijke. Maurits won..
vrede van Münster: republiek officieel onafhankelijk, vrede met spanje.
→ Door eco bloei, ontstond culturele bloei, veel schilderijen gemaakt en verkocht: