Deel 1: inleiding:
Vogelspin: moet lang wachten op voedsel: moet lang leven op reserves, en metabolisme
hierop afstemmen. Een web gespannen: ooit een insect in vast: spin eet die op: in gevoede
toestand: ander metabolisme: nieuwe reserves opbouwen.
Klassiek: het systeem om organen en weefsels te veranderen: opdelen in twee delen:
endocriene systeem om hormonen aan te maken (verspreid via de bloedbaan: niet
anatomisch precies) EN zenuwstelsel om signalen te sturen via neurotransmitters (verspreid
via axonen, heel snel en gericht). Gemeenschappelijke kenmerken: vangen signalen op,
maken boodschappers aan, hebben een doelwit en veranderen het doelwit.
Eerder een simplistische opdeling:
● Paracriene secretie: niet via bloedbaan: diffusie naar naburige cellen. vb. eilandje
van Langerhans in de pancreas: vol paracriene interacties: vb. Delta cel: alfacellen
afremmen.
● Neurocriene secretie: neuron die uitloopt op een bloedvat: neurotransmitters in
bloedvat: vb. oxytocine uit hypofyseachterkwab.
● Gut-brain peptides: dezelfde peptide in zenuwstelsel en endocrien stelsel.
● Neurotransmitters aangemaakt door endocriene cellen: vb. beta cellen secreteren
GABA en serotonine tijdens zwangerschap: twee signalen uit dezelfde cel.
Muizen gebruiken om kennis te krijgen over mens: de meeste klassieke endocriene
systemen: bij de meeste vertebraten. Er zijn weinig plaatsen in een mens waar geen
hormonen gemaakt worden: ook hormonen in hart om bloed volume te regelen. Ook nieren:
erytropoëtine, ook lever, de vetcellen, … Hormonen kunnen een lokale functie hebben,
sommige werken dan weer ergens anders in.
Er bestaat netwerking: hormonen werken in een netwerk. Er is pleiotropie: eenzelfde
hormoon kan meerdere cellen beïnvloeden en daar een andere reactie uitlokken.
Chronobiologie: bepaalde hormonen niet gewoon een aan-uit principe: in andere frequentie/
andere amplitude door vb. een signaal waar men aan gewoon wordt, dus dan beter signalen
in pulsen geven. Sommige hormonen werken snel: andere eerder traag.
Pleiotropie: een hormoon verschillend effect op verschillende organen: vb. insuline in de
bloedbaan door eilandje van Langerhans: eerst naar lever: insuline deels afbreken: dan naar
vena cava inferior: naar hart: verdund: naar vele organen: in vetcellen en spiercellen:
regeling van de glucose-opname: uiteindelijk door nieren en longen afgebroken.
Receptor: meeste hormonen en neurotransmitter op een bepaalde receptor: op ligand
bindend domein: snel werkende peptiden: vooral op receptoren aan de oppervlakte van de
celmembraan: snelle transductie via second messenger. En dan een cascade van
modificatie van eiwitten en zo wordt een bepaalde reactie uitgelokt.
Glucagon en adrenaline binden op G proteïne gekoppelde receptoren: cAMP cascade: PKA
actief maken: doeleiwitten fosforyleren. Ook second messengers zoals IP3.
Tyrosine kinase receptoren: via intracellulair domein tyrosine fosforyleren: andere cascade
weg. Prolactine receptor: JAK en STAT pathway: genexpressie veranderen.
Steroïdhormonen, calcitriol (vitamine D afgeleide), schildklierhormoon: invloed op de
celkern: binden op DNA: en expressie regulatie: de hormonen zijn slecht oplosbaar in water:
Kriekemans Kristiaan 1
,ze binden in de cel aan specifieke eiwitten: en binden dan op de brede groeve van DNA:
andere eiwitten aantrekken, ander gedrag van RNA polymerase, …
De concentratie hormoon in de bloedbaan is heel laag: hoe wordt die kleine hoeveelheid
herkend? En hoe komt het dat een bepaald orgaan er op reageert? Receptoren zijn
complementair qua vorm: zorgt voor binding EN doelwitorgaan is gespecialiseerd in de
aanmaak van die precieze receptor. Link met borstkanker.
Pleiotropie? Cellen hebben verschillende varianten van een bepaalde receptor: de cascades
zijn verschillend voor elk type receptor: waardoor verschillende reacties ontstaan na binding
van eenzelfde hormoon. Zo zijn er 9 subtypes van receptoren voor adrenaline. Een heel
sterk voorbeeld is de expressie van alfa-2A adrenerge receptoren op de beta cellen van de
pancreas, en bèta receptoren op de alfa cellen. Hierdoor zal een stijging van adrenaline in
het bloed (bij stress) tegelijkertijd de insulinesecretie verlagen en de glucagonsecretie
verhogen, hetgeen goed is voor de gewenste daling van de [insuline]/[glucagon]-ratio in de
bloedbaan. Een prachtig voorbeeld in de geneeskunde is de ontwikkeling van
geneesmiddelen die specifiek de inwerking van adrenaline op bèta 1-receptoren (hart)
blokkeren of op bèta 2-receptoren (ademhalingswegen) nabootsen.
POMC gen: een hele waaier van peptiden opleveren: afhankelijk van welk pro eiwit uit dit
gen komt en wat de cel doet met dit pro eiwit: vb. in de huid anders dan in
hypofysevoorkwab of hypothalamus of bijnier.
Een celtype kan zelf de gevoeligheid veranderen door meer of minder receptoren tot
expressie te brengen: verschil tussen gezondheid en ziekte: hoe minder gevoelig: hoe meer
hormoon-resistentie. Hier zit ook een belangrijk inzicht, namelijk dat het verschil tussen
expressie en niet-expressie van bepaalde receptoren geen zaak is van zwart/wit denken,
maar van grijswaarden waarvan de intensiteit kan moduleren in functie van de tijd. Hoe meer
receptoren een cel voor het hormoon tot expressie brengt, hoe gevoeliger de cel wordt.
Hetzelfde effect kan bekomen worden door verlies van biologische activiteit van de receptor
(minder signaaltransductie); een typisch voorbeeld is insulineresistentie (minder effect van
insuline op de insulinereceptoren) bij mensen met een toegenomen vetreserve (overgewicht
en obesitas) => dit is een risico voor het ontwikkelen van type 2 diabetes.
Er is een groot verschil in grootte en structuur van hormonen: vb. stikstofmonoxide en
oxytocine (een oligopeptide).
Kriekemans Kristiaan 2
, Deel 2: peptide hormonen en schildklierhormoon:
Peptide hormonen:
Peptiden vertaald vanuit mRNA door de ribosomen tot primaire sequentie van aminozuren.
Opgeslagen in secretiegranules wachtend op een juist moment op vrij gegeven te worden
aan de extracellulaire zijde: geregelde secretie. Te veel of op een fout moment vrijgeven
heeft zware gevolgen, nog meer dan dat er helemaal geen hormoon zou zijn. vb. te veel
insuline: binnen de 5 minuten dodelijk, bij geen insuline: diabetes.
Cotranslationele import in endoplasmatisch reticulum: correcte vouwing, suikerbomen erop
zetten, knippen van eiwitten, veranderingen in de termini als bescherming tegen afbraak van
amino- en carboxypeptidase. vb. TRH: uit 3 aminozuren: QHP: pyroglutamaat- histidine-
prolinamide: neuropeptide: aangemaakt door zenuwcellen in hypothalamus: naar hypofyse.
Uit een pre-eiwit: van 250 aminozuren: bevat ook signaal peptide, verschillende QHP (5 keer
bij mens, bij muis 6), een 4e aminozuur (glycine) na dat proline en nog twee basische
aminozuren (lys/arg-lys) aan weerszijde van de QHP. Die flankerende dibasische
aminozuren: belangrijke rol in het verknippen in kleinere fragmenten: in een reeks van
stappen. Van gen in de hypothalamus: mRNA naar cytoplasma: ribosomen maken eiwit aan
en naar ER: Golgi apparaat migratie: vesikels met mature TRH eiwit. Vesikels in axon: lange
uitloper: veel modificaties onderweg: verknippen: door prohormoon convertases: specifiek
de twee basische aminozuren herkennen: nu bestaat het eiwit uit 6 aminozuren, een
carboxypeptidase trimt aminozuren weg: nu nog 4, door enzym PAM: glycine verwijderen en
amide aan de C terminus plaatsen: en dan nog een cyclisch product gevormd door een
pyroglutaminase.
Niet uniek voor TRH: eerste hormoon waar het ontdekt werd was insuline: ribosomen maken
pre-pro insuline: in ER: pro-insuline moet zich juist oprollen: belangrijk hierbij zijn 3
zwavelbruggen voor de stabiliteit (2 bruggen tussen keten A en B en eentje binnen de A
keten): in golgi basische aminozuren herkend voor knipping van de C keten.
Prohormoon convertases belangrijk voor het verknippen van de eiwitten: verschillende leden
van deze familie: vb. PC1/3, PC2, PCSK9 (LDL receptor).
Vanuit eenzelfde gen maar door verschillende prohormoon convertases, kunnen alternatieve
eindproducten gevormd worden: vb. ACTH in de anterieure hypofyse maar in de neuro
intermediaire hypofyse, de huid en de hypothalamus wordt alfa en beta MSH gemaakt uit
hetzelfde gen. In de anterieure hypofyse vooral het PC1/3, op de andere plaatsen vooral
PC2. ACTH gaat via de bijnierschors stimuleren om glucocorticoïden te maken, alfa en beta
MSH onderdukken in de hypothalamus de eetlust en in de huid: de melanine weg
stimuleren.
Pancreas: in de alfacellen: gebruik van PC2: prepro glucagon: tegenhanger van insuline:
meer glucose in het bloed. Anderzijds: L cellen in de darm mucosa: ook proproglucagon: via
PC1: andere knipping: glucagon-like-peptides: om beta cellen te stimuleren: meer insuline
aanmaken.
Na knippen door prohormoon convertases: ook caboxypeptidasen npdig: verwijdert de
basische aminozuren nog.
PAM: enzym via dubbele reactie C terminus amideren: biedt bescherming tegen
enzymatische afbraak.
Kriekemans Kristiaan 3
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper kristiaankriekemans. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.