Literatuur Inkomstenbelasting
Week 1
Hoofdstuk 3: Het boxensysteem
De drie verschillende boxen van de wet IB:
1. Box I: inkomen uit werk en woning
a. Inkomsten: winst uit onderneming, loon uit dienstbetrekking, resultaat uit
overige werkzaamheden, periodieke uitkeringen en verstrekkingen en
inkomsten uit eigen woning
b. Aftrekposten: lijfrentepremies en andere uitgaven voor
inkomensvoorzieningen, verliesverrekening en eventueel persoonsgebonden
aftrek
2. Box II: inkomen uit aanmerkelijk belang
a. Inkomsten en aftrekposten: inkomen verrekend met verliezen en pga voor
zover die groter is dan box 1 en 3
3. Box III: inkomen uit sparen en beleggen
a. Inkomsten en aftrekposten: forfaitair bepaalde voordeel verminderd met pga
voor zover die box 1 overtreft
Verzamelinkomen = art. 2.18, gezamenlijke bedrag van inkomen uit de drie boxen in
een jaar, zonder vermindering van eventuele verliezen uit andere jaren
Verliescompensatie
Vormen:
o Horizontaal: binnen hetzelfde jaar
o Verticaal: met inkomsten uit volgende jaren
Mag alleen binnen dezelfde box voor bepaalde jaren
o Box 1: art. 3.128 t/m 3.153, drie voorafgaande jaren en negen volgende jaren
o Box 2: art. 4.47 t/m 4.53, een voorafgaand jaar en zes volgende jaren
Rangorderegeling = indien een inkomen, kost of last op grond van meer dan een
bepaling als bestanddeel van een van de belastbare inkomens zou kunnen worden
aangemerkt, gaat de bepaling die als eerste in de wet staat voor
Toewijzing vermogensbestanddelen = voor zover vermogensbestanddelen inkomen
uit werk en woning of uit aanmerkelijk belang genereren, worden zij niet in
aanmerking genomen voor de bepaling van het belastbare inkomen uit sparen en
beleggen
Hoofdstuk 4: Subject, tarief en heffingskorting
Drietal aspecten bij belastingwet:
1. Subject: wie is belastingplichtig
2. Object: op basis van welke grondslag wordt geheven
3. Tarief: hoeveel wordt hierover geheven
Binnenlandse belastingplichtigen = belastingplichtigen die Nederland wonen of zijn
gevestigd, belasting voor wereldinkomen
Buitenlandse belastingplichtigen = belastingplichtigen die niet in Nederland wonen of
zijn gevestigd, beperkt belastingplicht over inkomen uit het Nederlandse territoir
Woonplaats wordt op basis van art. 4 AWR beoordeeld naar de omstandigheden,
zoals sociaal leven, bankrekeningen etc.
,Woonplaatsficties: nog steeds belastingplichtig, ook al in buitenland
Personen die NL verlaten en binnen een jaar terugkeren, tenzij uitzondering
Nederlanders die in dienst van de overheid in een andere staat werken
Partners: art. 1.2 IB, art. 5a AWR, drie categorieën:
1. Gehuwden zonder scheiding van tafel en bed
2. Geregistreerde partners
3. Meerderjarige ongehuwde samenwonenden met een notarieel
samenlevingscontract
4. Ongehuwd samenwonen die staan ingeschreven op hetzelfde woonadres en
voldoen aan één van de volgende criteria:
a. Uit hun relatie is een kind geboren
b. Een van de samenwonenden heeft een kind van de ander erkend
c. Een van de samenwonenden is voor de toepassing van een pensioenregeling
als partner van de ander aangemeld
d. Zij hebben samen een woning gekocht
e. Zij zijn meerderjarig en op hun woonadres staat een minderjarig kind van één
van hen ingeschreven
f. Zij waren in het voorafgaande kalenderjaar ook al partners
Belasting van minderjarige kinderen: art. 2.15 IB
Kind: art. 2 lid 3 AWR, eerstegraads bloedverwant en aanverwant in de
neergaande lijn
Gebeurt bij de ouders voor: art. 2.15 IB
o Inkomen uit terbeschikkingstelling
o Belastbare inkomsten uit eigen woning
o Belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang
o Belastbare inkomen uit sparen en beleggen
o Als voorheffing in aanmerking te nemen dividendbelasting
Samenstelling van verschuldigde inkomensheffing:
1. Progressieve heffing over belastbare inkomen werk en woning (box I): art. 2.10
2. 26,9% van belastbare inkomen uit aanmerkelijk belang (box II)
3. 31% van belastbare inkomen uit vermogensredementsheffing (box III)
4. Premie voor de volksverzekeringen: Wet financiering sociale verzekeringen
5. Negatieve component van de heffingskorting: art. 2.7
Vermindering aftrekbare kosten uit box I: art. 2.10 lid 2 en 2.10a lid 2, over kosten
die in hoogste schijf worden afgetrokken, moet extra worden betaald
Voorheffingen
Verschuldigde belastingbedrag wordt in mindering gebracht met geheven
voorheffingen
Viertal voorheffingen: art. 9.2 IB
o Loonbelasting
o Dividendbelasting
o Kansspelbelasting: indien de rechten uit het kansspel deel uitmaken van het
ondernemingsvermogen
, o EU-gemeenschapsbelasting: indien Nederlands heffingsrecht en uitkering
behoort tot verzamelinkomen
Hoofdstuk 5: Winst uit Onderneming
Belastbare winst uit onderneming = 3.2 IB, gezamenlijke bedrag van de winst dat de
belastingplichtige als ondernemer geniet uit zijn onderneming(en) verminderd met de
ondernemersaftrek en de MKB-winstvrijstelling
Onderneming = organisatie van kapitaal en arbeid dat deelneemt aan het
economisch verkeer met het oogmerk om winst te behalen dat ook redelijkerwijs
verwacht kan worden
Wordt bepaaldheid aan de hand van: duurzaamheid en omvang van
werkzaamheden, grootte van de brutobaten, winstverwachting,
ondernemersrisico, beschikbare tijd, bekendheid die naar buiten aan de
werkzaamheid wordt gegeven, aantal opdrachtgevers en spraakgebruik
o Ondernemersrisico: opbrengst/verlies, investeringen, debiteurenrisico,
continuïteitsrisico, aansprakelijkheidsrisico, ziekte en invaliditeitsrisico
Ondernemer = belastingplichtige die een onderneming voor eigen rekening drijft en
rechtstreeks verbonden is voor verbintenissen betreffende die onderneming
Medegerechtigden
Zijn wel winstgerechtigd op onderneming, maar brengen geen arbeid in en
worden niet verbonden voor verbintenissen betreffende de onderneming
Opbrengst wordt als winst uit onderneming in box 1 belast, maar kunnen geen
gebruik maken van ondernemersfaciliteiten
Vermogensetikettering = waaronder het vermogen valt
Verplicht ondernemingsvermogen: wordt grotendeels voor onderneming gebruikt
Verplicht privévermogen: wordt grotendeels privé gebruikt
Keuzevermogen: wordt voor privé en onderneming gebruikt, keuzevrijheid tot
soort vermogen, meuze staat vast en mag niet worden gewijzigd, tenzij
bijzondere omstandigheid
Winst uit onderneming = 3.2.2 IB, bedrag van de gezamenlijke voordelen die, onder
welke naam en in welke vorm ook, worden verkregen uit een onderneming en
toerekenbaar zijn aan de onderneming
Toerekenbaar: causaliteitscriterium om oorzakelijk verband vasttestellen
Beweegredenen: finaliteitscriterium of belangen privé/zakelijk zijn
Totaalwinst = winst die in zijn totaliteit gedurende de bestaansduur van de
onderneming wordt behaald
Jaarwinst = art. 3.25, de in een kalenderjaar genoten winst op basis van
goedkoopmansgebruik en een bestendige gedragslijn
Van aftrek uitgesloten kosten
Kosten voor onderneming
o Geheel uitgesloten, art. 3.14 lid 1 IB
o Beperkt aftrekbaar, art. 3.15 IB
Kosten voor ondernemer
o Geheel uitgesloten, art. 3.16 IB