SWK 8 Onderwijs & ethiek
Inhoud
Hoorcollege 1 Normatieve professionaliteit...........................................................................................2
Hoorcollege 2 Morele ontwikkeling........................................................................................................4
Hoorcollege 3 Normatieve theorieën.....................................................................................................7
Hoorcollege 4 In gesprek over morele problemen...............................................................................10
Hoorcollege 5 Morele vorming in het onderwijs..................................................................................13
Hoorcollege 6 Onderwijsvisie...............................................................................................................17
Hoorcollege 7 Burgerschapsvorming in het onderwijs.........................................................................21
Hoorcollege 8 Onderwijscompetitie en onderwijskwaliteit..................................................................25
Hoorcollege 9 Onderwijskansen en gelijkheid......................................................................................28
Hoorcollege 10 Onderwijs & ethiek, meten is weten?.........................................................................33
1
,Hoorcollege 1 Normatieve professionaliteit
Theorie uit het HC en hoofdstuk 1, 6.1 & 7.1 uit het boek ‘Ethiek in sociaal werk’
1.1 Normatieve professionaliteit (bewust zijn van de normen, waarden en deugden die een
rol spelen in jouw handelen)
- Waarom een vak als Ethiek?: voor het morele kompas dat je moet ontwikkelen.
- Wanneer ben je een goede professional?: als je het goede doet dat bij je vak hoort.
- Wanneer doe je je werk goed?: als je doet wat er in je taakomschrijving staat en de
competenties bezit.
- Wat is goed?: iets goed doen (bv je band plakken en dat hij heel blijft) en het goede doen
(wat passend is en afstemt op de situatie).> als je iets goed doet, doe je niet perse het
goede.
- Wat leer je bij ethiek: in het werk niet alleen de dingen goed doen, maar ook de goede
dingen doen & niet alleen beschikken over kennis en vaardigheden maar ook de juiste
afwegingen kunnen maken die te maken hebben met morele problemen.
- Kritisch kijken naar de handelingen die je teweeg brengt: kwetsbaarheid van de mensen
waarmee je werkt, gevoelige informatie, omgaan met macht, krachtenveld met verschillende
belangen, werken met ouders & kinderen.
- Steeds opnieuw kijken hoe ik mijn technische-instrumentele en normatieve professionaliteit
integreer met mijn persoonlijke competenties in mijn persoonlijke professionaliteit.
- De cultuur die nu heerst is niet moreel goed. (CO2 uitstoot, werkdruk, pas succesvol als je
rijk bent wordt als geluk gezien)
- Pedagogisch werk: individuele persoon hebben, maatschappelijke taak.
- Morele dilemma’s: bv zorgzaamheid <-> zelfredzaamheid.
- Technische-instrumentele professionaliteit (objectieve wereld): competenties,
methodieken, de instrumenten die een sociaal werker gebruikt.
- Normatieve professionaliteit (sociale wereld): sociaal werk is een waarde gebonden
beroep, het ‘broodroostermodel’ past hier niet in.
- Persoon & professie (persoonlijke professionaliteit, subjectieve wereld): de sociaal
werker is zelf als persoon het belangrijkste instrument.
Een professionele beroepshouding bestaat uit:
1. Motivatie: zich laten leiden door respect voor de mens.
2. Integriteit: zorgvuldig handelen, volgens de beroepswaarden.
3. Legitimatie: verantwoordelijkheid nemen. Vertegenwoordigen van de eigen ethiek en
identiteit.
4. Deskundigheid: beschikken over professionele competentie, zowel kennis als
empathie.
- Doel van ethiek:
- Niet: regels leren
- Wel: zelf morele problemen leren herkennen, erover nadenken en bespreken.
1.2 Signaleren van morele problemen
Verantwoordelijkheid nemen voor de keuzes en handelingen die je neemt als iets moreel niet
of juist wel goed voelt.
- Taakverantwoordelijkheid: de afspraken binnen de organisatie
- Deugdverantwoordelijkheid: gebaseerd op niet vastgelegde afspraken.
2
,- Soms willen mensen geen verantwoordelijkheid nemen, dan gebruiken ze morele excuses>
dom, want elke keus die je maakt is een morele keuze.
1.3 Moraal
Morele vragen gaan over goed en kwaad, over de manier waarop mensen zouden moeten
leven.
- Moraal blijkt uit hoe je denkt, je opvattingen, en uit wat je doet.
- Moraal gaat over waarden en normen, opvattingen over wat waardevol is in het leven. >
levensvisie & idealen.
- Moraal veronderstelt vrijheid.
- Morele vragen: de vragen over goed en kwaad
- Morele opvattingen: de antwoorden op deze vragen.
- Morele waarden: idealen of overtuigingen van een groep menen over wat goed is in het
leven.
- Morele normen: ontstaan vanuit waarden en het zijn de gedragsregels.
- Moreel probleem: als waarden botsen.> meest gecompliceerde morele problemen zijn
ethische dilemma’s.
1.4 Waarden, normen en deugden
- Micro: van mens tot mens
- Meso: organisaties maken morele keuzes
- Macro: samenleving, politiek
- Waarden: abstracte begrippen van wat we waardevol vinden en waarnaar we streven (je
ziet ze niet, het is abstract).> Waarden worden vertaalt in normen.
- Normen: handelingsvoorschriften, hoe je moet handelen.
- Fatsoennormen: omgangsregels die vastleggen wat hoort.
- Juridische normen: regels die aansluiten bij opvattingen over wat een goede maatschappij
is en op de morele regels die mensen delen.
- Deugden: verinnerlijkte waarden, persoonlijke goede eigenschappen.
- Deugd: vaste eigenschap die er toe leid dat een persoon moreel juist handelt.
(overkoepelende deugd van sociaal werk is de professionele wijsheid).
- Je kijkt bij de deugden naar de persoonlijke eigenschappen ipv waarden en normen.
1.5 Intuïtieve moraal (de achtergrond van moraal gedrag in het dagelijks leven)
Instinctieve moralen:
- Hechtingsmoraal: het is goed om voor je naasten te zorgen.
- Geweldmoraal: het is goed om jezelf en je naasten te beschermen tegen bedreigingen.
- Reinigingsmoraal: het is goed om jouw wereld zuiver te houden.
- Samenwerkingsmoraal: het is goed om constructief samen te werken.
1.6 Ethiek
- Ethiek= ethos, zede, gewoonte, gemeenplaats etc.
- Ethiek: een systematische reflectie op morele vragen, op basis van redelijke argumenten.
- 3 soort ethiek:
1. Descriptieve (beschrijvende) ethiek: beschrijven van ethiek, hoe mensen zich
gedragen (feiten)
2. Prescriptieve of (voorschrijvende) normatieve ethiek: hoe mensen zich zouden
moeten gedragen (waarden/beroepsethiek).
3. Meta-ethiek: bestudeert fundamentele morele vraagstukken. (bv: zijn mensen
gelijk? > wat is gelijk etc.)
3
, Hoorcollege 2 Morele ontwikkeling
Theorie uit het HC en hoofdstuk 1, 6.1 & 7.1 uit het boek ‘Ethiek in sociaal werk’
Ethiek
Zijn mensen vrij en dus verantwoordelijk voor hun daden?
- Zijn wij vrij, wat is vrijheid, wat is onvrijheid?
- Vrijheid <> determinisme = (geen verandering, alles ligt vast)
- Vrijheid en verantwoordelijkheid (bij vrijheid hoort verantwoordelijkheid).
- Wilsvrijheid: vrijheid van het individu om zijn eigen wil te bepalen. > de menselijke wil
wordt niet uitsluitend bepaald door invloeden zoals erfelijkheid, hersenen, opvoeding en
omgeving.
- Wij zijn in staat na te denken over hoe we ons tot deze invloeden willen verhouden> met
vragen als: wat wil ik, waarom wil ik dit, past het bij wie ik wil zijn: vergroten we onze
wilsvrijheid.
- Maatschappelijke vrijheid: vrijheid van een individu binnen de samenleving.
- In hoeverre stellen andere mensen en sociale omstandigheden je in staat te doen wat je
echt wil.
- Negatieve vrijheid= vrij zijn van.> een situatie waarin iemand niet door andere wordt
gehinderd bij wat hij wil doen.
- Positieve vrijheid= vrij zijn tot.> bereiken van doelen, je leven in te richten zoals jij dat wilt.
- Schadebeginsel: als overheid alleen ingrijpen als hij een andere burger schaad.
- Hoe ziet een rechtvaardige samenleving eruit?
- Rechtvaardigheid: iedereen wordt gelijk behandelt.
- Verbindt vaak idealen van vrijheid en gelijkheid
John Rawls
- A Theory of Justice (1971) (een theorie van rechtvaardigheid)
- In een rechtvaardige samenleving zijn de kansen van de minst bedeelden zo groot
mogelijk.
Sociaal contract volgens Rawls
- Gedachte-experiment
- Uitgangspunt: een hypothetische ‘originele positie’, een denkbeeldige natuurstaat.
- Sluier van onwetendheid= geen kennis van gaven, positie, hoe de wereld eruit zal zien.
- Dus: door de onwetendheid van waar je zal uitkomen denk je na over elke belemmering en
elke kans en dat zorgt ervoor dat iedereen aan elkaar denkt.
Martha Nussbaum
- Kritische aanvulling op Rawls: denk aan partijen die niet kunnen nadenken en
onderhandelen over dit sociale contract.
- Uitgangspunt: betrokkenheid van alle wezens (dieren, beperkte, derde wereldlanden).
1.7 Morele ontwikkeling
Schaamte & schuld: normen en waarden houden de gemeenschap bij elkaar.
- Waarom zou je je aan die normen en waarden houden? > door schaamte en schuld.
- Schaamte= niet willen dat anderen zien dat je in strijd met de normen en waarden handelt,
je ziet jezelf door de ogen van de ander, niet veroordeelt willen worden.
- Schuld= door te handelen in strijd met je geweten> je ergens niet goed over voelen terwijl
dit niet altijd nodig is. > geïnternaliseerde normen en waarden.> het gaat erom wat je van
jezelf vindt.> ook al vind iedereen het prima, soms vind je het zelf niet prima.
4