MK: Psychopathologie
Bijenkomst 1: Persoonlijkheidsstoornissen en morbiditeit
DSM-6: persoonlijkheidsstoornis
Persoonlijkheidsstoornis
A. Duurzaam patroon van innerlijke ervaringen ne gedragingen dat binnen de cultuur van de
betrokkenen duidelijk afwijkt van de verwachtingen. Dit patroon wordt zichtbaar op twee (of
meer) de volgende terreinen:
1.Cognities: de wijze van waarnemen en interpreteren van zichzelf, andere en
gebeurtenissen
2. affecten: de variatie, intensiteit, labiliteit en adequaatheid van emotionele reacties.
3. interpersoonlijk functioneren: contact met andere.
4. Impulsbeheersing.
B. Het duurzaam patroon is star/inflexibel en uit zich op een breed terrein van persoonlijke en
sociale situaties.
C. Het duurzame patroon veroorzaakt in belangrijke mate lijden en beperkingen in het sociale
en beroepsmatig functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen.
D. Het patroon is stabiel en van lange duur, het begin kan worden teruggevoerd op ten minste
de adolescentie of vroege volwassenheid.
Wat is een persoonlijkheidsstoornis: https://www.youtube.com/watch?v=CoKgWO1VcuY
Wijzigingen DSM IV – DSM 5 (1)
In de dagelijkse praktijk weinig veranderingen.
Terminologie:
• Theatrale persoonlijkheid → ‘histrionische’ persoonlijkheid
• Ontwijkende persoonlijkheid → vermijdende persoonlijkheid
• Obsessief compulsieve persoonlijkheid → dwangmatige persoonlijkheid
DSM IV: taxonomisch (assen)
DSM 5: taxonomisch (zonder assen) en alternatief dimensionaal model
Toets gaat over DSM-5
Toegevoegd in DSM 5:
• Persoonlijkheidsstoornis door een somatische aandoening (niet in
Hengeveld beschreven). 8 types.
Bv. bij schildklieraandoening of hersentumor.
DSM IV: persoonlijkheidsstoornis NAO
DSM 5:
- anders gespecificeerd (mengvorm)
- ongespecificeerd (alleen voldaan aan algemene criteria
persoonlijkheidsstoornis, echter niet aan specifieke stoornis)
,Cluster A persoonlijkheidsstoornis
Algemeen:
• vreemd, excentriek, en zonderling
• vaak cognitieve en perceptuele stoornissen
• beperkte emotionele expressie
• terugtrekken uit sociale contacten
• Sociaal vaak ‘onhandig’ en overgevoelig
• Geen helder zelfbeeld/doel
Cluster B persoonlijkheidsstoornis
Algemeen:
• Duidelijk zichtbaar gedrag: dramatisch, emotioneel, impulsief, extravert
• Conflicten met anderen
• Anderen als oorzaak van eigen problemen zien
Cluster C persoonlijkheidsstoornis
Algemeen:
• Angst staat centraal
• Geen opvallend gedrag, introvert
• Oorzaak van problemen bij zichzelf zoeken (slachtofferrol)
• In staat tot zelfreflectie
1. De verschijnselen en DSM-diagnose uitleggen en de overeenkomsten en verschillen
noemen voor de volgende persoonlijkheidsstoornissen: paranoïde, schizotypische,
schizoïde, histrionische, narcistische, afhankelijke, vermijdende en dwangmatige
persoonlijkheidsstoornis.
Cluster A Het cluster dat gekenmerkt wordt door vreemd, excentriek,
teruggetrokken gedrag.
DSM 5: Paranoïde persoonlijkheidsstoornis (Zie Hengeveld p. 529 voor volledige tekst).
• Wantrouwen en achterdocht staat op de
voorgrond
• Interpreteren anderen als kwaadwillend
• Vastomlijnde, rigide manier van denken
• Komt emotieloos of boos/vijandig over, maar dat
komt voort uit angst en kwetsbaar voelen
DSM 5: Schizoïde persoonlijkheidsstoornis (Zie Hengeveld p. 529 voor volledige tekst).
• Voorkeur voor solistische bezigheden
• Weinig plezier beleven aan activiteiten
,• Geen verlangen naar intieme (en seksuele) relaties
• Ongevoelig voor lof of kritiek
• Gevoelsarmoede (beperkte expressie)
• Komt kil en afstandelijk over
• Egosyntoon: wordt ervaren als bij persoon passend
• Geen hulpvraag, redelijk functioneren, weinig in GGZ
DSM 5: Schizotypische persoonlijkheidsstoornis (Zie Hengeveld p. 530 voor volledige tekst).
• “Vreemd’ en excentriek gedrag (vanuit eigenaardige
overtuigingen/waarnemingen)
• Vaak paranoïde en wantrouwend in contact met
anderen
• Buitensporige sociale angst, ook in vertrouwde
omgeving
• Verminderd vermogen om (intieme) relaties met
anderen aan te gaan
• Inadequaat of beperkt affect
• Egodystoon: zich anders voelen, gevoel niet erbij te
horen
• Lijkt op schizofrenie, maar minder ernstige symptomen23
Cluster B Kenmerkt zich door dramatisch, impulsief en emotioneel
beladen gedrag.
DSM 5: histrionische Persoonlijkheidsstoornis (Zie Hengeveld p. 532 voor volledige tekst).
1. Excessief emotioneel en aandacht vragen
2. Voelt zich ongemakkelijk als hij niet in het middelpunt van de
belangstelling staat
3. Vaak ongepast seksueel verleidelijk of uitdagend in contact
4. Snel wisselende, oppervlakkige emotionele uitingen
5. Voortdurend gebruik van uiterlijk om de aandacht te trekken
6. Vage manier van spreken zonder details (impressionistisch)
7. Zelfdramatiserend
8. Suggestibel: gemakkelijk beïnvloedbaar
9. Beschouwt relaties als intiemer dan ze zijn
DSM 5: narcistische Persoonlijkheidsstoornis (Zie Hengeveld p. 532 voor volledige tekst).
1. Grootheidsgevoelens (grandiositeit)
2. Zichzelf belangrijk vinden (overdrijven prestaties/ talenten/ macht en
erkenning ervoor verwachten), arrogant
3. Geloven ‘speciaal’ en ‘uniek’ te zijn
4. Behoefte aan buitensporige bewondering
5. Gebrek aan empathie voor anderen
6. Afgunstig naar anderen (of denken dat de ander dit is)
7. Gevoel bijzondere rechten te hebben
8. Exploiteert anderen
, Cluster C angst staat centraal
DSM 5: Vermijdende persoonlijkheidsstoornis (Zie Hengeveld p. 533 voor volledige tekst).
1. Voortdurende angst om bekritiseerd of afgewezen te worden
2. Vermijding van intermenselijke contacten (ook op werk), maar er wel
naar verlangen
3. Geremd in gezelschap
4. Gereserveerd opstellen in intieme relaties
5. Onwil om bij mensen betrokken te raken
6. Minderwaardig voelen, gevoel tekort te schieten in contacten
7. Geen persoonlijke risico’s willen nemen
DSM 5: Afhankelijke persoonlijkheidsstoornis (Zie Hengeveld p. 534 voor volledige tekst).
1. Gaat tot het uiterste voor verzorging en steun
2. Overdreven veel advies/geruststelling nodig bij alledaagse
beslissingen
3. Anderen nodig voor overnemen belangrijke verantwoordelijkheden
4. Moeite met het uiten van mening, uit angst voor afkeuring
5. Moeite ergens alleen aan te beginnen, door gebrek aan
zelfvertrouwen
6. Voelt zich hulpeloos als zij alleen is
7. Zoekt hardnekkig naar nieuwe relatie als bron van steun, bij
beëindiging van intieme relatie
8. Continue onrealistische angst aan zichzelf te worden overgelaten
31
DSM 5: Dwangmatige persoonlijkheidsstoornis (Zie Hengeveld p. 534 voor volledige tekst).
1. Preoccupatie met details, regels of ordening/ ordelijkheid
2. Perfectionisme (ten koste van efficiëntie)
3. Star en koppig
4. Onvermogen voorwerpen (zonder waarde) weg te gooien
5. Niet kunnen delegeren of samenwerken
6. Overmatig toegewijd aan werk/productiviteit, waardoor ontspanning en
vriendschappen in de knel komen
7. Gierigheid/ vrekkigheid
8. Overmatig gewetensvol, rigide en inflexbel in morele of ethische zaken
2. De diagnostische criteria volgens het Leerboek Psychiatrie in een casusbeschrijving of
afbeelding van het ziektebeeld herkennen.
3. De etiologie, incidentie, prevalentie, prognose van persoonlijkheidsstoornissen noemen.
Oorzaken
• Samenspel genetische en omgevingsfactoren
• Aandeel erfelijke factoren = 50%
• Voorbeelden omgevingsfactoren: mishandeling, misbruik
en verwaarlozing