1. Bij technische innovaties kan een situatie ontstaan, waarbij we spreken van een
verkopersmarkt (sellers market). Welke omschrijving past daar het beste bij?
a. het is een markt waar, als gevolg van overvloedig aanbod, de inkopers de sterkste partij
vormen
b. het is een markt waar, als gevolg van schaarste, de verkopers de sterkste partij
vormen
c. het is een markt waar een groot aantal afnemers vrijwel dezelfde producten of diensten
vraagt en dus de kwaliteit en handigheid van de inkopers bepalend zijn voor het
inkoopresultaat
d. het is een markt waar de inkopers precies weten wat zij zoeken en aan de aanbieders
nauwkeurige aanwijzingen geven over hoe geproduceerd en geleverd moet worden
2. De vraag binnen de consumentenmarkt is principieel anders dan die binnen de business-
to-business markt. Dat heeft te maken met de aard van de vraag en het doel daarvan.
Hoe wordt de Business-to-Business vraag ook wel genoemd als we kijken naar de aard
ervan?
a. secundaire vraag
b. afgeleide vraag
c. finale vraag
d. initiële vraag
3. Hoe wordt de penetratiegraad binnen markten voor duurzame goederen ook wel
genoemd?
a. maximale vraag
b. distributiegraad
c. potentiële vraag
d. bezitsgraad
4. Consumenten zijn steeds meer in staat om de eigen belangen te behartigen. Als het
onderwerp complex is en veel kennis vraagt, zien we regelmatig dat een stichting de
groepsbelangen van betrokkenen ter harte neemt. Denk bijvoorbeeld maar eens aan de
stichtingen die zijn opgericht in verband met dubieuze beleggingsproducten, zoals
‘’leaseverlies’’ en ‘’woekerpolis’’. Met welk verschijnsel binnen de marketing kan een
dergelijk behartigen van consumentenbelang het beste in verband worden gebracht?
a. cognitieve dissonantie
b. selectieve perceptie
c. consumentisme
d. attitude vorming
5. Veel technische producten vervullen een vergelijkbare functie en wijken voornamelijk af in
verschijningsvorm. Welk koopgedrag vertoont een consument, wanneer deze sterk
betrokken is bij het product, maar in de markt weinig verschillen zijn te onderkennen
tussen de merken
a. complex koopgedrag
b. dissonantie reducerend koopgedrag
c. afwisselend zoekend koopgedrag
d. routinematig koopgedrag
6. In het verleden is het openbaar vervoer in Nederland grotendeels geprivatiseerd.
Daardoor zijn nieuwe (vaak buitenlandse) bedrijven de markt opgekomen. Zo wordt
busvervoer rond Amsterdam voornamelijk aangeboden door Arriva en Connexxion.
Welke verandering is hierdoor opgetreden in de marktvorm, als we de huidige situatie
vergelijken met de oude, waarbij het openbaar vervoer door de overheid werd geregeld?
, a. Van monopolie naar heterogeen oligopolie
b. Van homogeen oligopolie naar heterogeen oligopolie
c. Van oligopolie naar monopolistische concurrentie
d. Van homogeen oligopolie naar monopolie
7. Vanuit het marketingconcept, ontwikkelen bedrijven en organisatie een herkenbaar
profiel, waarbinnen de marketinginstrumenten kunnen worden ingezet. Deze
marketinginstrumenten worden ook wel aangeduid met de term ‘marketing-mix’.
Wat is het uitgangspunt voor het ontwikkelen van een marketing-mix
a. de afnemersbehoeften en de marketingstrategie
b. de benodigde reclame-inspanningen
c. de beschikbaarheid van distributiekanalen
d. de beschikbare interne productiecapaciteit
8. Branches die zijn opgebouwd uit veel kleinschalige aanbieders proberen met enige
regelmaat een gezamenlijke commerciële boodschap met de afnemers te communiceren.
Denk eens aan leuzen als:
-snoep verstandig eet een appel (MKB-groente)
-brood, daar zit wat in (MKB-bakkers)
Een dergelijke gezamenlijke actie is een marketinginspanning op:
a. micro niveau
b. meso niveau
c. handels niveau
d. macro niveau
9. Op de markt van auto’s opereert een betrekkelijk klein aantal aanbieders met
verschillende, maar vergelijkbare producten. De markt kan getypeerd worden als
heterogeen oligopolistisch. Op- welke manier zal dit met name tot uiting komen
a. een merkbare invloed van de acties van een aanbieder op de resultaten van de
andere aanbieders
b. sterke onderhandelingsmacht van de aanbieders naar de handel
c. een nadruk op prijsconcurrentie
d. sterk negatieve kruislingse elasticiteiten
10. Maslow heeft onderzoek gedaan naar de mens in relatie tot zijn hiërarchie aan behoeftes.
Hij heeft dit vervolgens gevisualiseerd in zijn ‘behoeftepiramide’. Een van de niveaus in
die behoeftepiramide van Maslow is zelfverwezenlijking of zelfontplooiing. Welke van
onderstaande activiteiten richt zich het meest op dit behoefteniveau
a. iemand volgt een cursus ‘’technisch innoveren’’ voor zijn algemene ontwikkeling
b. iemand sluit een verhoogde inbraakverzekering af, vanwege de toename in het aantal
inbraken in de buurt
c. iemand koopt een Volvo 480 omdat dit hem passend lijkt bij zijn niveau van functioneren
d. iemand wordt lid van een sociëteit omdat hij van gezelligheid houdt.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper floorbs. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.