Levensbeschouwing Rooms-Katholiek
Jodendom
Onstaan van het jodendom
De geschiedenis van het Jodendom gaat terug tot aan de persoon Abraham. De joden zien Abraham
als hun stamvader. De naam Abraham betekent vader van vele volkeren. Hij zou hebben geleefd
tussen 2000 en 1500 voor Christus in Mesopotamië (Het huidige Irak en Iran). Volgens het boek
Genesis, sloot JHWH (de joodse schrijfwijze voor God) een verbond met Abraham. JHWH beloofde
hem een groot nageslacht als hij zich zou afkeren van het meergodendom, zou vertrekken uit het
land van zijn voorvaderen en zich zou vestigen in het land van Kanaän, het beloofde land. Met het
bereiken van het beloofde land, onder leiding van Mozes' nazaat Jozua, breekt er voor de joden een
onstuimige tijd aan. De joden worden al snel onderdrukt door de Filistijnen en komen met hen in
oorlog. Na de overwinning op de Filistijnen wordt het koninkrijk Israël gesticht en breekt een tijd aan
waarin grote koningen regeren over Israël. Saul, David en Salomon zijn belangrijke voorbeelden die
uitgebreid worden beschreven in de Tenach. David wordt in het jodendom nog steeds gezien als de
belangrijkste en grootste koning, en zijn rijk was groot en machtig. Ten tijde van koning Salomon
wordt (in het huidige Jeruzalem) de Eerste Tempel gebouwd. De tempel is het hart van het joodse
leven. Hier worden offers gebracht en wordt JHWH aanbeden. Het is voor joden de meest heilige
plek.
Rond 600 voor Christus wordt de tempel verwoest door de Babyloniërs. Een groot deel van de
Israëliërs wordt gevangen genomen en komt in Babylonië terecht waar ze jaren in ballingschap
verblijven. Na de bevrijding van de Babyloniërs, door de Perzen, keert een groot deel van de joden
terug naar Israël en wordt er een start gemaakt met de bouw van de Tweede Tempel en worden de
diensten in de tempel weer hervat. Al snel daarna worden de Israëliërs overheerst door een ander
volk, namelijk de Grieken. Zo goed en kwaad al het kan, proberen de joden hun rituelen en
tempeldiensten door te laten gaan, ook als de Grieken worden verjaagd door de Romeinen en zij de
nieuwe overheersers van de joden worden.
Uiteindelijk wordt de Tweede Tempel rond 70 na Christus door de Romeinen verwoest. Omdat het
middelpunt van het joodse leven is verwoest, vertrekt een groot deel van de joden uit Jeruzalem en
Israël en vestigen zij zich elders. Dit wordt ook wel de diaspora genoemd; de verspreiding van joden
over een groter gebied buiten Israël en later over de gehele wereld.
Tegenwoordig wonen joden nog steeds verspreid over de gehele wereld, ondanks dat in 1948 de
staat Israël is gesticht. In Nederland wonen ongeveer dertigduizend joden.
Op een bepaald moment werd Abraham door God opgeroepen naar het land Kanaän te gaan. Daar
bracht hij samen met zijn vrouw Sara zijn zoon lsaäk groot. lsaäk kreeg op zijn beurt een zoon die
Jakob heette. Jakob, in de bijbel door God de naam Israël gegeven, had twaalf zonen die later de
twaalf stammen van Israël zouden vormen.
De zonen van Jakob hadden het niet makkelijk. Door hongersnood waren ze genoodzaakt uit Kanaän
te vertrekken. Ze kwamen terecht in Egypte, waar zij slaven van de farao werden. Na eeuwen van
onderdrukking werden de afstammelingen van Jakob bevrijd uit de slavernij en konden ze Egypte
verlaten . Onder leiding van de eerste grote profeet Mozes trok het joodse volk door de woestijn
terug naar Kanaän, het beloofde land. Tijdens deze uittocht, de exodus, ontving Mozes op de berg
Sinaï de Tora, de Wetten (o.a. bestaande uit de Tien Geboden) waaraan iedere jood zich diende te
,houden. Het volk sloot daarmee een verbond met God. In Kanaän kregen de joden steeds meer vaste
grond onder de voeten. Zo veroverde Jozua, de opvolger van Mozes, de stad Jericho. In 1020 v.Chr.
ontstond onder koning Saul het eerste koninkrijk Israël. Zijn opvolger, koning David, maakte
Jeruzalem tot hoofdstad van Israël. Davids zoon Salomo, de derde koning, bouwde in deze stad de
Tempel, een enorm gebouw met grote zuilen en gouden versieringen. Daarmee hadden de joden een
heilige plek waar zij hun God konden aanbidden. Na Sa lomo's dood ontstond er tweespalt. Dit was
het begin van de strijd tussen de stammen die Israël vormden. Salomo's rijk viel uiteen in twee delen:
Judea en Israël. Het noordelijke deel, Israël, werd veroverd door de Assyriërs. Het zuidelijke rijk
Judea, waarin Jeruzalem lag, werd ingenomen door de Babyloniërs. Zij staken de stad in brand en
verwoestten in 586 v.Chr. de Tempel. Veel inwoners van Jeruzalem werden in ballingschap naar
Babylonië gevoerd. Anderen vluchtten naar omringende landen. Ruim veertig jaar later werd
Babylonië door de Perzische koning Cyrus de Grote veroverd . Daarop mochten de joden terugkeren
naar Jeruzalem. De joden die dit deden- sommigen bleven achterbeschouwd en hadden hun
ballingschap pas als beëindigd toen zij in 516 v.Chr. klaar waren met de herbouw van de Tempel. Een
paar eeuwen konden de joden ongestoord leven in Palestina, hun geloof belijden en hun joodse
cultuur vormgeven. Het was in deze tijd dat de Tora zijn centrale rol kreeg .
Toen de Griek Alexander de Grote in 331 v.Chr het Perzische rijk veroverde, had dit ook gevolgen
voor de joden. Tijdens Alexanders regering ging de diaspora (het Griekse woord voor verstrooiing)_
die begonnen was met de ballingschap in Babylon, verder. Het Hellenistische rijk bood volop
mogelijkheden om handel te drijven en de joden maakten daar massaal gebruik van. Veel joden
vestig - den zich in Alexandrië en andere steden in het Hellenistische rijk en namen de levenswijze en
de gebruiken van de Grieken over. Na de dood van Alexander de Grote brak er een machtsstrijd uit.
Zijn rijk viel uiteen in drie delen, waarvan Syrië er een was. Over Syrië regeerde Antiochus IV. Hij had
het niet goed voor met de joden. In 168 v.Chr. verbood hij het joodse geloof. Het joodse volk moest
Griekse goden gaan aanbidden . In de Tempel werd het altaar van God vervangen door een altaar van
Zeus. Veel joden kwamen in opstand en toen zij na een harde strijd uiteindel ijk overwonnen, konden
zij in 165 v.Chr. hun Tempel weer gebruiken. De joden verspreiden zich over de wereld. deze laatste
stap in de diaspora betekende zeker niet het einde van het jodendom. De joden bleken geen land of
tempel nodig te hebben om als volk te bestaan. Door de kracht van de Tora zouden de joden zich,
waar ook ter wereld, verbonden met elkaar blijven voelen. Bovendien was de Tora zo eenduidig in
zijn voorschriften, dat ook de rituele herkenbaar bleven
Beginselen en kerngedachten
Voordat de beginselen en de kerngedachten van het jodendom worden besproken, is het goed om
een onderscheid te maken tussen de joodse godsdienst en het joodse volk.
Iemand behoort tot de joodse godsdienst als hij of zij geboren is uit een joodse moeder of zich na
toestemming van een rabbijn heeft bekeerd tot jood en leeft volgens de voorschriften die JHWH de
joden heeft gegeven en die zijn opgeschreven in de Tenach.
Iemand behoort tot het joodse volk als hij of zij de joodse godsdienst aanhangt maar iemand kan ook
tot het joodse volk behoren, zonder de joodse godsdienst aan te hangen. Men is dan geboren uit een
joodse moeder of afstammeling van joodse voorouders en voelt zich uit nationale overwegingen
verbonden met het joodse volk.
De informatie op deze website heeft betrekking op de joodse godsdienst. De belangrijke
uitgangspunten van de joodse godsdienst zijn
- Het geloof in één god (monotheïsme)
, - Het joodse volk als het uitverkoren volk
- De verwachting van de Messias.
Het meest belangrijke uitgangspunt binnen de Joodse godsdienst is het bestaan van God, aan Zijn
bestaan wordt niet getwijfeld. In de Tenach wordt God aangeduid op verschillende manieren: JHWH,
Adonai, of ( י יtwee keer de letter 'joed' in het Hebreeuws). De letters JHWH kun je niet uitspreken en
eigenlijk ook niet uitschrijven met klinkers. Als joden dit tetragram zien staan, spreken ze dat uit als
'Adonai' (Heer), 'Almachtige', 'Eeuwige', 'Elohim' of 'HaSjem' (de Naam). In de Nederlandse taal
wordt JHWH ook wel aangeduid met G'd. G'd is de God van het gehele universum en kan niet
'gedeeld' worden. G'd is de Schepper. Hij is eeuwig, almachtig, alwetend, rechtvaardig, heilig en gaat
over goed en kwaad. Men gaat er binnen de Joodse godsdienst vanuit dat G'd zich bemoeit met de
mensheid maar de manier waarop is voor de gewone mens niet te bevatten. Uit respect wordt deze
naam nooit uitgesproken en wordt in geschreven teksten JHWH weergegeven. JHWH is de god van
het gehele universum en kan niet 'gedeeld' worden. JHWH is de Schepper. Hij is eeuwig, almachtig,
alwetend, rechtvaardig, heilig en gaat over goed en kwaad. Men gaat er binnen de joodse godsdienst
vanuit dat JWHW zich bemoeit met de mensheid maar de manier waarop is voor de gewone mens
niet te bevatten. In de Nederlandse taal wordt JHWH ook wel aangeduid met G'd. Het joodse volk is
het 'uitverkoren' volk. JHWH is met hen, via Mozes, een verbond aangegaan, zoals in de Thora te
lezen staat. Het joodse volk heeft van JHWH een bijzondere opdracht gekregen. Zij zijn uitgekozen
om JHWH's almacht en uniciteit te verkondigen. Uiteindelijke doel is het herstel van de
oorspronkelijke rechtvaardige en geweldloze wereld. De verwachting van een 'Messias' is een
belangrijk aspect binnen de joodse godsdienst. Messias betekent letterlijk 'de gezalfde'. De Messias
wordt gezien als degene die de belofte en bedoelingen van JHWH op aarde komt waarmaken. Als de
Messias op aarde komt, zal het een afstammeling zijn van de grote koning David, waarover
geschreven staat in de Tenach. Met de komst van deze Messias zal het Rijk van JHWH op aarde
worden gesticht en zal er verlossing van ellende komen voor de gehele mensheid. Tegelijk zal dan
ook de Tempel in Jeruzalem herbouwd worden en kunnen daar de erediensten hervat worden.
Het woord sjabbat komt van het Hebreeuwse woord sjavat dat 'ophouden' en' opnieuw ademen'
betekent. God schiep de wereld in zes dagen. Op de zevende rustte hij uit. De sjabbat begint op
vrijdagavond bij zonsondergang . Op zaterdagavond, als er drie sterren aan de hemel staan, is de
periode van rust afgelopen. Tijdens de sjabbat mag er niet gewerkt worden. Op vrijdagavond en
zaterdagochtend worden er in de synagoge sjabbat-diensten gehouden. Synagoge betekent 'bijeen-
koms-t' of 'huis van samenkomst' . Er moeten minimaal tien volwassen mannen aanwezig zijn om een
gebedsdienst te kunnen houden. Dit wordt het quorum van de minjan genoemd. De diensten in de
synagoge worden geleid door rechtsgeleerden (onderwijzers), rabbijnen, priesters ('cohen',
afstammelingen van de tempelpriesters) en voorzangers. De rabbijn geeft uitleg over de Tora en
houdt preken . Op het belangrijkste moment van de dienst wordt de Torarol uit de ark gehaald en op
de lessenaar, de biema, gelegd. Deze biema staat meestal voor de ark, in het midden van de
synagoge . De Tora wordt opengerold en het gedeelte dat bij de week hoort, wordt op een speciale
melodie voorgezongen door de voorzanger. De synagoge wordt ook wel sjoel genoemd, naar het
Duitse woord ' Schule'. De sjoel als plaats om (zichzelf) te onderwijzen is voor de joden van groot
belang.
G’d en andere belangrijke figuren
Binnen het Jodendom staat G'd centraal. Andere belangrijke figuren binnen de joodse godsdienst
zijn:
- Abraham