Wat werkt in de gesloten jeugdzorg –
Peer van der Helm & Joep Hanrath
Inhoud
Begrippen............................................................................................................... 2
Hoofdstuk 1. Inleiding: wat werkt?.........................................................................2
Hoofdstuk 2. Leefklimaat in de gesloten jeugdzorg: behandeling herstel en leren 3
Hoofdstuk 5. Een dag uit het leven van de pedagogische medewerker.................5
Hoofdstuk 8. Gesloten jeugdinrichtingen en hun ideologische drijfveren...............7
Hoofdstuk 9. Strategische interacties op de leefgroep...........................................9
Hoofdstuk 10. Gary.............................................................................................. 11
Hoofdstuk 11. Leefklimaat en behandelmilieu.....................................................11
Hoofdstuk 13. De invloed van responsiviteit op behandelmotivatie.....................14
Hoofdstuk 14. Minder bang en boos: gesloten behandeling van jongeren met LVB
............................................................................................................................. 16
Hoofdstuk 18. Pedagogisch handelen in de residentiële zorg...............................18
Hoofdstuk 19. Het werkklimaat van medewerkers in de gesloten jeugdzorg.......20
Hoofdstuk 20. Als team sta je sterk......................................................................21
,Begrippen
OTS = Onder Toezicht Stelling
RIBW = Regionale instelling voor begeleiding bij wonen
FOBA-afdeling = Forensische Onderzoeks en Begeleidings Afdeling. Het gaat
hier om een kliniek voor gevangenen of opgesloten jongeren met
psychiatrische aandoeningen. Zij worden daar behandeld totdat ze
weer stabiel genoeg zijn om in een gewone leefgroep begeleid te
kunnen worden.
PIJ = Plaatsing in een jeugdinrichting
SIV = Sociale informatieverwerkingstheorie
JJI’s = Justitiële jeugdinrichtingen
LVB = Licht Verstandelijke Beperking
Hostility bias = Negatieve sociale informatieverwerking
PM’er = Pedagogisch Medewerker
IPB = Individuele Basisrapportage
VGV = Voortgangsverslag
PEP = Persoonlijk Evaluatie Plan
IBT = Intern Bijstands Team
GW = Gedragswetenschapper
ODD = Oppositioneel Opstandige Gedragsstoornis
GBM = Gedragsbeïnvloedende Maatregel
SAVRY = Structured Assessment of Violence Risk in Youth. Een
gestandaardiseerde risicotaxatie met behulp van een
checklist met wetenschappelijk onderbouwde risicofactoren. Het is
een lijst van onderwerpen die specifiek gericht is op
risicofactoren bij adolescenten.
Hoofdstuk 1. Inleiding: wat werkt?
Uit onderzoek van Van der Helm (2012) blijkt dat er aan de effectiviteit van
gesloten jeugdzorg een belangrijke voorwaarde is verbonden: de behandeling
dient plaats te vinden in een ‘open’ of sociaal pedagogisch leefklimaat op de
groep. Eigenschappen van dit open leefklimaat zijn een therapeutische bedoeling
(responsiviteit van de pedagogische medewerkers en voldoende
ontplooiingsmogelijkheden voor de jongere) en zo min mogelijk repressief
optreden van de pedagogische medewerker. De taak van pedagogische
medewerkers bestaat er daarom uit de voorwaarden te scheppen voor zo’n
optimaal behandelingsklimaat.
Het werken in een gesloten jeugdinrichting is balanceren tussen enerzijds staan
voor dat wat er moet geburen, zoals het naleven van het dagprogramma, en
anderzijds aandacht hebben voor de persoonlijke situatie van een jongere.
Drie aspecten van het leefklimaat zijn: ondersteuning, groei en atmosfeer.
Binnen de sector is de afgelopen jaren een grote verandering aan de gang die je
zou kunnen karakteriseren als ‘van opsluiten naar behandelen’.
,Hoofdstuk 2. Leefklimaat in de gesloten jeugdzorg:
behandeling herstel en leren
Inleiding
Het opsluiten en gedwongen opvoeden c.q. behandelen van jongeren met
ernstige gedragsstoornissen en/of crimineel gedrag dient ervoor om de
maatschappij te beschermen, als straf en om rehabilitatie en herstel van
jongeren te bevorderen.
Extra leedtoevoeging zorgt ervoor dat de kansen op rehabilitatie en herstel stek
vermindert en recidive vergroot. Ook is gebleken dat opvoeding en behandeling,
in combinatie met een goede nazorg, de kansen op rehabilitatie en herstel
vergroten.
Opvoeden en behandelen in een orthopedagogisch leefklimaat
Doel van opvoeden en behandelen is, naast vermindering van recidive en
gedragsproblemen, ook het creëren van een veilige basis voor de jongere en het
– zo mogelijk – verwerven van een zelfstandige positie in de maatschappij, of in
ieder geval het participeren in de samenleving. Om dit in een leefklimaat binnen
een residentiële justitiële setting vorm te geven, is een goede balans nodig
tussen structuur en flexibiliteit op de leefgroep. Structuur is nodig voor veiligheid,
stabilisatie en herstel van psychische problematiek; flexibiliteit is nodig voor
groei, leren en rehabilitatie.
Neurobiologisch onderzoek laat zien dat de wijze waarop mensen sociale
informatie waarnemen en interpreteren voor een belangrijk gedeelte ons gedrag
bepaalt.
Onderzoek van Matthys (2001) liet zien dat er vier sociale probleemsituaties zijn
die voor jongeren met gedragsproblemen bijzonder moeilijk te hanteren zijn:
Sociaal in het nadeel zijn (bijv. uitgelachten of gepest worden);
Autoriteit accepteren;
Hulp vragen of geven;
Met competitie omgaan.
Jongeren in JJI’s reageren vaak agressief op de hierboven benoemde sociale
probleemsituaties, hetgeen vaak voor escalatie van sociale problemen en
agressie zorgt. Voor jongeren is dit een bevestiging van een vijandig wereldbeeld.
Een negatief (gesloten) leefklimaat kan deze neiging om anderen als vijand te
zien versterken. Een positief leefklimaat kan jongeren stabiliseren (minder bang
en boos) en groei van empathie bevorderen en denkfouten of criminele cognities
verminderen.
Een positief leefklimaat bevat een aantal belangrijke eigenschappen, namelijk
contactname, mogelijkheden voor groei en veiligheid/structuur.
Wat is een leer-, leef- en behandelklimaat
Vier elementen van een behandelklimaat
De kwaliteit van het behandelklimaat op de leefgroep kan gemeten worden met
het ‘Prison Group Climate Instrument (PGCI)’. De PGCI onderscheidt vier
elementen van een behandelklimaat, namelijk ondersteuning, groei en repressie
en sfeer. Van deze vier hebben ondersteuning en groei de meeste invloed op het
totale behandelklimaat.
Ondersteuning
Met ondersteuning worden de steun en responsiviteit van de pedagogische
medewerker bedoeld. Steun is in dit geval gebaseerd op positieve relaties tussen
jongere en pedagogische medewerker en responsiviteit betekent dat de jongere
, als persoon geaccepteerd wordt door de medewerker terwijl verkeerd gedrag
wordt afgekeurd. Om steun en responsiviteit te kunnen bieden, zijn vijf
karakteristieken van belang:
Hulp en steun -> het gaat over er daadwerkelijk ‘zijn’ voor de jongere en
niet op kantoor blijven zitten, maar op de groep oprecht geïnteresseerd
zijn in de persoon van de jongere;
Stimulans -> heeft betrekking op het niet afzijdig blijven van de groep,
maar daadwerkelijk met de jongere aan de slag gaan;
Betrouwbaarheid -> gaat over professioneel gedrag van de pedagogische
medewerker. Het goede voorbeeld geven.
Respect -> voor de jongere. Dit blijkt uit zonodig corrigeren van zijn gedrag
en zijn daden bespreken, maar niet het veroordelen van zijn person;
Consistentie -> machteloosheid is een gesloten setting leidt bij jongeren
vaak tot agressie. Door het gebrek aan consistent gedrag van
pedagogische medewerkers kan machteloosheid bij jongeren vergroot
worden. Angst en onzekerheid zorgen voor destabilisatie, agressie en
persoonlijkheidsproblematiek.
Groei
Het element groei verwijst naar zingeving en de omstandigheden in de instelling
die het voor de jongeren vergemakkelijken om te leren en zich voor te bereiden
op een goed leven binnen en buiten de instelling, al dan niet samen met het
steunend netwerk. Zonder hoop kan een mens niet groeien en machteloosheid,
zeker in geslotenheid, verhindert behandelmotivatie. Met name bij LVB-jongeren
is het bij het competentiegericht werken van belang om niet alleen vanuit de
beperkingen te redeneren, maar ook vanuit wat de jongere wel kan.
Incompetent sociaal gedrag is vaak een reactie op een verstoord evenwicht,
waarbij sociale probleemsituaties op een agressieve wijze worden opgelost (SIV).
Het competentiemodel binnen YOUTURN, mits op een juiste wijze toegepast, kan
een bijdrage leveren aan adequaat sociaal functioneren doordat het uitgaat van
een balans tussen taken en vaardigheden. In principe wordt daarmee voorkomen
dat de jongere (weer) overbelast raakt.
Repressie
Dit omvat de mate en eerlijkheid van controle door de pedagogische
medewerkers, de hoeveelheid regels en de handhaving ervan, de aanwezige
privacy en verveling onder de jongens. Repressie ontstaat juist door gebrek aan
structuur of door te veel aan structuur. Eerlijkheid, transparantie en contact
houden zijn de belangrijkste competenties van pedagogische medewerkers om
repressief optreden te voorkomen.
Sfeer
Sfeer geeft de maat weer waarin structuur, veiligheid en vertrouwen tussen de
jongeren gekoesterd worden door zowel de fysieke als sociale omgeving binnen
de instelling.
Medewerkers en organisatie
Binnen instelling is er sprake van ‘transactionele processen’: de medewerker
heeft invloed op de jongere, maar de jongere heeft ook invloed op de
medewerker. Medewerkers hebben in het aanzicht van agressie en geweld de
neiging om te vechten (coërcieve cyclus) of te vluchten.
Een organisatiecultuur die gericht is op herstel, leren en rehabilitatie in plaats
van straffen en vernedering van jongeren draagt aanzienlijk bij tot
recidivevermindering. Een negatieve organisatiecultuur draagt het risico in zich
van en selffulfilling prophecy en ‘niets werkt’-cognities bij medewerkers. Een
positieve cultuur kan worden neergezet door de leidinggevende door middel van
inspirerend leidinggeven.