Onderwijskunde: Onderwijsbeleid, Theorie & Context
HC 1: INLEIDING – BELEIDSCYCLUS – HET BESTEL EN ACTOREN
Onderwijskunde
- Beoordeling: 50% tentamen (open vragen, over elk college een vraag, essay-achtig); 50% paper (mag in duo’s
en zelfde thema als presentatie).
> Beide minimaal 5,5 zijn.
- Paper: beoordelingsformulier op BB (opbouw, taalfouten, wetenschappelijke media (bron))
> Invalshoek: stelling, vraag, casus? / Zelf weten of het beleid / theorie & context omvat of beide.
Wat is beleid?
- Akkers en Fenger: datgene wat een overheid bewust doet of nalaat.
> Maar niet alle beleid betreft overheidsbeleid, denk ook aan particuliere organisaties of het bedrijfsleven.
- Hoogerwerf: het streven naar het bereiken van bepaalde doeleinden met bepaalde middelen en bepaalde
tijdskeuzen Te vaag
- Extern beleid: naar buiten gericht beleid, zoals overheidsbeleid, m.b.t. onderwijs, milieu, gezondheidszorg.
- Intern beleid: gericht op eigen organisatie, zoals personeel, financiën, automatisering ook wel beheer of
management genoemd; vaak op microniveau.
- In eigen woorden: veel papier, wet- en regelgeving, top-down, betekenisgeving, instanties.
Het beleidsproces:
- Het beleidsproces is het dynamische verloop van handelingen, argumenten en interacties met betrekking
tot
een beleid.
- Dynamiek: beleid ontwikkelt zich binnen vastliggende structuren / verhoudingen én onder invloed van
tijdelijke
ontwikkelingen en processen.
- Interactie: wisselwerking tussen factoren (bijv. macht en informatie) en actoren (bijv. ministers, ambtenaren,
belangengroeperingen, media, politici)
- Verloop: opeenvolging van samenhangende reeks van gebeurtenissen.
DE BELEIDSCYCLUS: RODE DRAAD VAN AANKOMENDE COLLEGES!!
- Proces kent vaak een min of meer herkenbaar verloop of patroon, met verschillende deelprocessen of
stadia.
- Beleidsproces bestaat uit verschillende deelprocessen:
> Agendavorming o.b.v. PISA-onderzoek nieuw beleid schrijven; door verandering binnen de school nieuw
beleid schrijven)
> Beleidsvoorbereiding experts vinden.
> Beleidsbepaling (ook wel besluitvorming) aannemen/afwijzen van nieuwe wetten.
> Beleidsuitvoering (ook wel implementatie) van plan naar daadwerkelijk in de klas.
> Beleidsevaluatie
- Soms meer fasen onderscheiden (bijv. beleidshandhaving).
- De cyclus helpt om beleid te analyseren, niet beleid te maken. Het is geen stappenplan voor de praktijk,
maar een bril om naar beleidsvorming te kijken.
De beleidscyclus als analytisch hulpmiddel
- Beleidscyclus is een hulpmiddel voor de analyse van beleidsprocessen.
- Beleidsprocessen verlopen in de praktijk vaak afwijkend:
> Beleidsprocessen slaan soms stappen over.
> Beleidsprocessen kennen soms een andere volgorde van deelprocesen.
> Beleidsprocessen worden soms (vaak!) vroegtijdig afgebroken.
Maar juist door de beleidscyclus als analytisch hulpmiddel te gebruiken wordt dit goed zichtbaar.
- Wortel-, preek- en zweepbeleid:
> Elk beleid valt onder een van deze drie.
>> Wortel: Verandering wenselijk, subsidie aanvragen
>> Preek: Communicatie nodig om verandering te verwezenlijken
>> Zweep: Regels & Handhaving boete geven wanneer men het niet doet.
Actoren in beleidsprocessen:
- Beleidsproces is een multi-actorproces.
> Ministers, inspectie, leerkrachten, OR, beleidsstuk zelf, leerlingen en ouders, media, wetenschap
> Gezagdragers, bestuurders, politici, burgers/samenleving, media, leerlingen, ouders, professionals,
onderzoekers en belangenverenigingen
,Onderwijskunde: Onderwijsbeleid, Theorie & Context
, Onderwijskunde: Onderwijsbeleid, Theorie & Context
Voorbeelden van onderwijsbeleid
- Structureel probleem: segregatie
- Ontwikkelingen die om nieuw beleid vragen: krimp
- Top-down (bijv. EU-besluit): Lissabon Erkenningsconventie
- Bottum-up: andere schooltijden (continu-rooster).
- Belangenverenigingen, lobbyisten: groepsgrootte
- Incidenten: pesten (anti-pestbeleid n.a.v. verhoogd aantal zelfmoorden door pesten)
- Bezuinigingsmaatregel: passend onderwijs.
Onderaan de belangenverenigingen: LAKS, PO- en VO-raad.
De overheid heeft hun nodig, het geeft hun draagvlak en
daardoor subsidie. De verenigingen schuiven aan bij overleg
en moeten instemmen met beleid.
Schoolbesturen staan gelijk aan de gemeente, om
onafhankelijkheid te krijgen. Schoolbestuur heeft veeel macht,
grote aanhang.
NVAO is de inspectie van universiteiten en HBO’s.
VMBO en MBO is beroepsonderwijs dus groot aandeel in
bedrijfsleven. Dus veel organisaties: kenniscentra.
Samenwerking met bedrijfsleven.
De zorg van de overheid voor het onderwijs:
- Historisch perspectief is van belang: huidige beleid en organisatie van onderwijs is sterk historisch ingebed.
- De jarenlange schoolstrijd eindige in 1917 met de pacificatie. De luidde de verzuiling in.
> Welke zuilen kent het onderwijs? Openbaar, katholiek, islamitisch, etc.
- Gelijkstelling openbaar en bijzonder onderwijs (art. 23) Iedereen mag een school oprichten.
- In de Grondwet werd vastgelegd: het onderwijs is voorwerp van de aanhoudende zorg der Regeering.
- Met deze bepaling dichtte de landelijke overheid zichzelf een centrale rol toe in de aansturing van het
onderwijs. De overheid trekt macht naar zich toe. Wat is nou eigenlijk de rol van de overheid? Wat moet zij
doen?
Het Nederlandse Onderwijsstelsel
- Huidig stelsel vindt zijn oorsprong in de zogeheten Mammoetweg van 1986:
> Bevordering kansengelijkheid tussen verschillende groepen leerlingen
> Bevordering doorstroommogelijkheden tussen schooltypen
- MAVO, HAVO, VWO
- Beroepsonderwijs als volwaardig onderdeel van het bestel: avo vs. beroepsonderwijs.
Waar moet de overheid dan voor zorgen? En hoe?
- Voor welke maatschappelijke belangen moet de overheid zorgdragen? (de wat-vraag).
> Bijv. moet de overheid middels het onderwijs de opvoeding van ouders aanvullen/overnemen? (normen en
waarden, schoolmaaltijden, seksuele voorlichting, verzorging, enz.)
- Hoe moet die zorg gedragen worden of door wie? (de hoe-vraag)
> Bijv. moet de overheid het onderwijsaanbod aan de markt overlaten?
Dirigisme vs. zelfsturing
- De mate waarin de overheid het onderwijs direct aanstuurt (dirigisme) vs. de mate waarin dit aan de sector
zelf wordt overgelaten (zelfsturing).
- Deze verhouding veranderde gedurende de 20e eeuw:
> Tot de WOII hield de overheid meer afstand.
> Na WOII groeiende staatsbemoeienis met onderwijs
> Nu weer meer afstand: deregulering en decentralisatie
- Rijk, gemeente en schoolbestuur zijn belangrijkste actoren wie doet wat? VVE, VSV, …
Deregulering en Decentralisatie: afhankelijk vs. autonoom &
decentraal vs. centraal.