Samenvatting H5: verzorgingsstaat, §1 Wat is een verzorgingsstaat?
Verzorgingsstaat= dat de overheid zich actief bemoeit met de welvaart en het welzijn van
haar inwoners.
Welvaart: de mate waarin mensen over voldoende middelen beschikken om hun
behoefte te vervullen.
Welzijn: de mate waarin mensen tevreden zijn over hun lichamelijke e geestelijke
gezondheid.
De solidariteitsgedachte staat hierbij centraal: in een groep of samenleving is er bereidheid
om risico’s met elkaar te delen. Er is ook sprake van een collectief belang: jij betaalt mee aan
iets wat jij misschien zelf ook ooit nodig zal hebben.
Overheid levert ook collectieve goederen: goederen waarvan niemand uitgesloten kan
worden, ook niet degenen die er niet voor betalen. Hier kunnen dilemma’s over ontstaan.
‘free riders’
De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid onderscheidt 4 belangrijke functies
van de verzorgingsstaat:
Verzorgen: staat biedt zorg voor wie door fysieke of psychische aandoeningen hulp
nodig heeft. Kraamhulp
Verzekeren: de staat regelt dat we verzekerd zijn tegen verlies van inkomen. Sociale
premies, belasting deze regelingen samen= het socialezekerheidsstelsel: dat
mensen verzekert van een inkomen bij werkeloosheid, ziekte, ouderdom,
arbeidsongeschiktheid.
Verheffen: staat geeft iedereen de kans om zijn talenten te ontplooien en zich te
ontwikkelen. Goed onderwijs.
Verbinden: de staat zorgt voor binding tussen mensen en versterkt daarmee de
sociale cohesie. Door het socialezekerheidsstelsel, omdat overheidsbemoeienis de
sociale ongelijkheid tussen mensen kan verkleinen. (Overbruggen van verschillen
moeilijkste bindingsopgave)
Sociale grondrechten (niet afdwingbaar): grondwet verplicht overheid om er actief naar te
streven:
Voldoende werkgelegenheid
Bestaanszekerheid en spreiding van welvaart
De bewoonbaarheid van het land, de bescherming en verbetering van het leefmilieu.
Volksgezondheid, voldoende woongelegenheid en maatschappelijke en culturele
ontplooiing.
Goed onderwijs
Ook plichten zoals de sollicitatieplicht. Overheid probeert iedereen aan een baan te helpen,
maar dan moet iedereen die kan werken, een baan proberen te vinden. Of geen uitkering.
En betalen van premies. Zonder deze plichten kan er geen verzorgingsstaat bestaan.
Communistische, socialistische denkbeelden zijn gebaseerd op het ideaal van gelijkheid. In
de communistische staatsopvatting neemt de staat daarom totale verzorging van zijn
burgers op zich. Door bv. Een planeconomie. China: communisme +planeconomie= fout
Kapitalistische vrijemarkteconomie (vs): vrijheid staat centraal, overheid grijpt niet actief in
de economie in. Belastingen laag, zelf verzekeren, duur onderwijs en zorg.
, !Samenlevingen waar individuele vrijheid sterk wordt benadrukt, kennen minder bereidheid
om risico’s met elkaar te delen en kiezen daarom voor een systeem met weinig collectieve
voorzieningen en lage belastingen.
Verzorgingsstaat gebaseerd op de waarden solidariteit en gelijke kansen. Politicoloog Esping-
Anderson heeft typologie van westerse verzorgingsstaten ontwikkeld. (Afhankelijkheid
burgers van markt of overheid). 3 Typen:
Sociaaldemocratische verzorgingsstaat: rol overheid groot, uitgebreid stelsel van
sociale voorzieningen, gelijkheid= belangrijkste waarde. Scandinavische model.
Flexibele arbeidsmarkt (snel ontslagen, snel gevonden), sociale zekerheid: hoge
uitkeringen, uitgebreide verlofregelingen. Wel hoge collectieve lastendruk.
Liberale verzorgingsstaat: rol overheid beperkt, van de markt juist groot. Sociale
voorzieningenniveau vrij laag. (vs, vk). Eigen verantwoordelijkheid, vrijheid en
particulier initiatief zijn belangrijker. Angelsaksische model. Overheid geeft
prioriteiten aan goed ondernemingsklimaat: loonvorming bij markt, flexibele
arbeidsmarkt. Zelf zorg en onderwijs. Uitkering onder strenge eisen, korte duur.
Maar de collectieve sector is kleiner, dus overheidsuitgave zijn lager, minder
belasting en premies.
Corporatistische verzorgingsstaat: een mengeling, vrije markt flink ingeperkt door
sterk ontwikkelde collectieve sector en samenwerking tussen overheid,
werkgeversorganisaties en vakbonden. Wel sociale zekerheid -> werknemers goed
beschermd tegen risico’s van ontslag of ziekte. Verplicht pensioenpremies.
Bescherming van het gezin belangrijk <- kinderbijslag
NL tot 1960 een corporatistische, werknemers- en werkgeversorganisaties met overheid
afspraken over loonontwikkeling of werkeloosheidsuitkeringen. -> steeds meer richting de
sociaaldemocratische <- onder druk door kosten en door politieke keuzes sinds jaren 90
meer marktwerking.
Via samenspraak tussen bevolking, politici, wetenschappers krijgt de verzorgingsstaat vorm.
§2 het ontstaan van de verzorgingsstaat
1ste helft 19e eeuw nl een nachtwakersstaat: een staat waarin de overheid zich vooral beperkt
tot het handhaven van de openbare orde en veiligheid.
Liberaal. Met een vrije markt: vrije productie, geen regels over minimumloon, zomaar
ontslag. Ook staatsonthouding op economisch gebied (niet direct bemoeien met
particulieren). Zieken en ouderen via liefdadigheidsinstellingen gefinancierd door rijke
burgers uit barmhartigheid. Zorg was een gunst en geen recht (dankbaar, fatsoenlijk)
Beginsel van de zorgplicht door de Armenwet van 1854, geen kerkganger, maar echt echt
hulp nodig? -> steun van overheidsorgaan (meestal gemeente). Daarna ook andere sociale
verzekeringen, arbeidsbeschermende wetgeving. ‘Begin collectieve regelingen’.
Kinderwetje van Van Houten(1874), Ongevallenwet(1901), Ivaliditeitswet(1913),
Werkeloosheidsbesluit(1917)
Omdat gezonde arbeiders beter presteren dan ongezonde, oververmoeide werkers.
Woningwet (1901): met overheidssteun arbeiderswoningen gebouwd.