Samenvatting Handelingstheorie boek 1
H1
Samen (met andere professionals) naar een oplossing zoeken. Als SPH’er heb je
van alles een beetje. Je bent vooral ondersteuner en veel betrokken. Hierdoor
weet je veel van de cliënt af.
Probleem oplossen = handelen, maar eerst wordt er nagedacht en onderzocht.
Plancyclus:
1. Oriënteren wat is het probleem? Je kijkt naar het probleem(gedrag) en
naar de context. Je stelt vragen om tot een probleemanalyse en uiteindelijk
een probleemdefinitie te komen.
2. Onderzoeken Wat is de oorzaak van het probleem? D.m.v. observaties
en gesprekken kom je tot een conclusie of diagnose.
3. Plannen Hoe gaan we het oplossen? Welk(e) doel(en) wil je bereiken,
wanneer en hoe? Je maakt een concreet werkplan.
4. Uitvoeren
5. Evalueren Wat hebben we bereikt en hoe? Is het doel bereikt? Waarom
is het fout/goed gegaan?
Deze cyclus kan meerdere malen doorlopen worden.
Classificatie= indelen in een categorie
Diagnostiek = zoeken (onderzoeken) naar een verklaring voor (probleem) gedrag.
Diepgaande beschrijving van een probleem, het plaatsen van het probleem in
breder perspectief en het vinden van een verklaring.
Plancyclus = model van/voor de werkelijkheid
H2
Werken met de plancyclus is cultureel en tijdsgebonden. Het houdt verband met
de normen en waarden van de samenleving.
Cultuurverschillen
Ontwikkeling of rijping?
Binnen sommige culturen gaan ze ervanuit dat kinderen zich ontwikkelen. De
ouders spelen hierbij een grote rol en als het niet loopt zoals het zou horen moet
er wat aan gedaan worden. In andere culturen gaan ze ervan uit dat een kind zich
vanzelf ontwikkeld (rijping). Kinderen merken vanzelf wel hoe het hoort.
Binnen de zorg zijn er ook cultuurverschillen. Gaan jouw ouders in een
bejaardenhuis of komen ze bij je in huis wonen? De samenleving is altijd in
beweging en de problemen en verschillen veranderen steeds. Veranderingen in
de zorg:
16de eeuw (wees) kinderen leefde in instellingen en gestichten. In de
17de eeuw werden ze in pleeggezinnen geplaatst.
Psychiatrische patiënten en mensen met een beperking zaten vooral bij
familie of in een instelling (19de eeuw). Binnen de psychiatrie verschoof het
ziekte beeld in de jaren ’20 van ‘gek’ naar ‘ziek’. Tot na de 2 de wereldoorlog
lag er een taboe op psychiatrisch zieke mensen. De ‘normale’ mensen
wilde niet geconfronteerd worden met ze. In de loop van de 20 ste eeuw
begon de zorg te professionaliseren en te differentiëren. Dit kwam vooral
doordat er meer gekeken werd naar de biologische oorzaak van ziekte.
, In het begin van de verzorgingsstaat werd er vooral ‘gezorgd’ later werd er
breder gekeken, d.m.v. onderzoeken doen.
In de jaren ’60 kwam de nadruk te liggen op een zo normaal mogelijk leven
leiden. Iedereen was ‘maakbaar’ werd er gedacht.
Erving Goffmann kritiek op de totale instituties. Hij zei dat je van binnen een
beetje dood ging binnen een instelling (mortificatie).
Conversie precies doen wat er van je verwacht wordt.
Kolonisering opbouwen van een stabiel en redelijk tevreden leven binnen de
instelling.
Reanimatie eigen ik van voor het dakloos zijn komt naar boven.
Dennendal affaire !!!
Normalisatie iedereen heeft recht op een normaal leven, iedereen moet
normaal worden behandeld en bepalen wat goed is voor zichzelf.
H3
Van medisch naar biopsychosociaal
Nature vs Nurture
Eerst werd er vooral naar het medische gekeken, toen nadruk op de omgeving en
eind 20ste eeuw werd er weer gefocust op het medische, maar het sociale bleef
bestaan. Binnen de psychiatrie is het medische nooit verdwenen.
Mens als geheel lichaam, geest en de wereld rondom ons.
Kars 3 invalshoeken:
1. Individueel-psychologisch: uniek individu, persoonlijke eigenschappen,
karakter en eigenaardigheden.
2. Medisch-biologisch: lichaam en de staat van het lichaam.
3. Ecologisch/sociaalpsychologisch: mens in de omgeving.
Binnen het boek wordt er gebruik gemaakt van het biopsychosociaal model met
de invalshoeken van Kars.
Tot de jaren ’90 werd er vooral aanbodgericht gewerkt. Tegenwoordig wordt er
vooral vraaggericht gewerkt. De cliënt wordt tegenwoordig gezien als een
volwaardige burger. Door vermaatschappelijking wonen veel cliënten in een wijk
i.p.v. een instelling.
Tegenstrijdigheid met ‘volwaardige burgerschap’ in 2002 werd er geadviseerd
dat mensen met een IQ onder de 60 beter geen ouders konden worden. Als er
voldoende steun uit de omgeving was en de personen openstonden voor
hulpverlening moest het wel kunnen. Het verhaal van baby Hendrikus laat zien
dat het in de praktijk soms anders loopt.
Dialoog gestuurd werken d.m.v. gesprekken ingaan op doelen.
Overheid trekt zich steeds meer terug. Andere regels omgaan met cliënten; wet
zorg en dwang en wet geneeskundige behandelingsovereenkomst. Daarom meer
verantwoordelijkheid voor hulpverleners en meer samenwerking zorgaanbieders.
Zorgprogrammering alle vormen van behandeling voor problematiek specifieke
doelgroep. Alleen de bewezen effectieve interventies komen hier in voor.
Ketenzorg afstemming van de opeenvolgende stappen hulpverlenersketen.
Waarbinnen 1 persoon de regie heeft; casemanager.
Door rugzakje/persoonsgebonden budget wordt de cliënt een klant. Dit zorgt
ervoor dat zorgaanbieders met elkaar concurreren, maar ook dat de zorg alleen
maar draait om goedkoop en efficiënt en niet meer om kwaliteit. Nadeel van zelf
je zorg moeten kiezen is dat je vrij goed moet weten hoe alle bureaucratie werkt.
, Overheid wil graag de controle houden. Daarom moeten hulpverleners
registreren en verantwoording afleggen. Hierdoor ontstaat er de ‘papieren zorg’
en de hulpverleners klagen dat ze niet meer toekomen aan het echte werk.
Zorgzwaartepakket hoeveel geld en hoeveel uur aan bepaalde zaken
besteden? Hoeveel zorg en op welke gebieden?
Zorgplan globaal en volledig overzicht van hoe het leven van de cliënt eruit
ziet, wie de cliënt is en welke zorg nodig is. Beperkingen en mogelijkheden en
lange termijn perspectief. Wordt geschreven door de hulpverlener en cliënt en
loopt als een cyclus.
H4
Oriëntatie fase
Onderzoeken van de eigen indruk, eerste onderzoek probleem en het resultaat is
een concrete en duidelijke probleemdefinitie waar iedereen tevreden mee is.
1. Signaleren concreet opschrijven wat je opmerkt. Geen conclusies
trekken, maar objectief blijven.
2. Eigen indruk aan de hand van je signalering. Wat je signaleert zegt iets
over jou, omdat je altijd subjectief naar een situatie kijkt. Vraag je af
waarom jou dit opvalt en waarom je er deze betekenis aan geeft.
Intersubjectief: subjectieve indrukken van meerdere personen
samenvoegen tot een gezamenlijke indruk. Soms ligt het probleem bij de
hulpverleners.
3. Problematiseren stellen van onderzoekende vragen. Soms kan het zijn
dat de normen en waarden van de cliënt en de hulpverlener botsen of is de
context de probleemvergroter. Om gedrag beter te begrijpen kan er
gebruik worden gemaakt van het biopsychosociaal model. Hierdoor leer je
meer over de cliënt, waarom van het gedrag en de mogelijke trigger. Door
met de familie/vrienden van de cliënt of de cliënt zelf in gesprek te gaan
leer je meer over de persoon. Soms kom je tot de conclusie dat er geen
probleem is, dat het probleem in de organisatie/instelling zit of het
probleem is al verdwenen door de extra aandacht. De volgende vragen kun
je gebruiken bij het problematiseren:
Wat heb ik gezien? Hebben anderen hetzelfde gezien?
Waar en wanneer vertoont de cliënt dit gedrag?
Wie heeft er een probleem? Hebben alle betrokkenen hetzelfde
probleem?
Is het een probleem van de cliënt of van de context?
Waarom is het een probleem?
Hoe past dit gedrag in het algemene beeld van de cliënt?
Is het gedrag mogelijk ‘normaal’ gezien de
ontwikkelingsfase/stoornis/persoonlijkheid en hebben anderen
problemen met dit gedrag?
Waarom vertoont de cliënt dit gedrag en geen ander gedrag?
Waarom vertoont de cliënt dit gedrag op dit moment?
4. Probleemdefinitie Als het blijkt dat er een probleem is ga je dit probleem
omschrijven. Korte kernachtige omschrijving: Sinds wanneer? Concrete
gedrag/situatie en de situaties waarin het gedrag voor komt.
H5
Diagnostische of onderzoeksfase
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper christelll1996. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,49. Je zit daarna nergens aan vast.