Psychiatrie: diagnose en behandeling van mentale stoornissen.
Pseudopsychologie: niet onderbouwde psychologische aannamen die als wetenschappelijke
waarheden worden gepresenteerd.
Anekdotisch bewijsmateriaal: getuigenissen die ervaringen van iemand schetsen maar ten onrechte
voor wetenschappelijk bewijsmateriaal worden aangezien.
Bias: vooroordeel, vervorming of vertekening van de situatie op basis van persoonlijke ervaringen.
1. Emotionele bias: oordelen op basis van gevoelens i.p.v ratio. Bijv. straffen misdaad.
2. Confirmation bias: de neiging om info tegen je stelling te bekritiseren en bevestigende info te
zoeken voor je eigen opvattingen. Bijv. astrologie.
Methoden van empirisch onderzoek:
- Jezelf en anderen observeren
- Testen ontwikkelen
- Het experiment
- MRI-scan
Metaforen ontstaan uit de mentale (cognitieve) behoefte nieuwe inzichten te benoemen vanuit een
overeenkomst met het reeds bekende.
,Zes perspectieven: pag. 18
1. Biologisch perspectief. Descartes
scheiding lichaam en geest.
Zintuigen zetten stimulatie om in zenuwimpulsen en spierreacties. Dus geen spirituele
krachten. Rationalisme.
Basis voor biologische perspectief: zoekt oorzaken gedrag in genen, zenuwstelsel en
endocrien stelsel (hormonen). Hierop 2 variaties:
- Neurowetenschap: begrip hoe hersenen, gedachten, gevoelens etc creëren.
- Evolutionaire psychologie: mentale processen beschouwen op basis hun genetische
aanpassingen aan overleving en voortplanting. (Lorenz)
Maar kritiek vanuit empirisme. Zij vinden denken onnodig en storend tijdens wetenschap.
Enige waarheid is een onderzoek/ experiment. Locke en Bacon.
Tabula rasa: mens is een onbeschreven blad bij geboorte en leert door ervaring en
leerprocessen.
2. Cognitief perspectief. Wundt en James
Chemische elementen vanuit scheikunde brachten structuur door periodiek systeem. Wundt,
de eerste psycholoog, wilde de menselijke geest ook zo simplificeren en structureren.
Introspectie: beschrijving van eigen innerlijke bewuste ervaringen. Wundt ging opzoek naar
de elementen van het bewustzijn (= structuralisme, Titchener). Resultaat: geheugen,
aandacht, emotie, denken, leren en taal.
Maar kritiek van de Gestaltspsychologen. Zij focussen zich op het geheel van onze
bewustzijnservaringen en proberen perceptuele gehelen te vormen.
Ook van James’ opvattingen: functionalisme: psychische processen begrijpen in het licht van
adaptieve nut en functie. (begin toegepaste psychologie)
Cognitief perspectief (2e helft 20ste eeuw): nadruk op mentale processen, leren, geheugen en
denken als vorm van informatieverwerking.
3. Behavioristisch perspectief. Watson en Skinner
Behaviorisme: vonden dat psychologie zich moest richten op gedrag als gevolg van meetbare
gebeurtenissen, en geen mentale processen aangezien de geest subjectief was en misschien
niet eens bestond. Psychologie moest een objectieve wetenschap zijn. empirisme
Er worden geen aannames gemaakt over de interne aanleiding voor extern gedrag.
STIMULUS (fysieke stimuli) → BLACK BOX → RESPONS (reactie)
NURTURE, tabula rasa
Watson
, 4. Perspectief van de gehele persoon
Psychodynamische psychologie, Freud
Psychische stoornissen en persoonlijkheid komen voort uit het onderbewuste.
Psychoanalyse: benaderingen gebaseerd op de veronderstellingen van Freud die de nadruk
legt op onbewuste processen. Richt zich op de behandeling van veel psychische stoornissen.
Kritiek: Niet toetsbaar.
Humanistische psychologie, Rogers en Maslow
Nadruk op menselijke groei en potentie, en niet op stoornissen.
Mens is een organisme met vrije wil en maakt keuzes die hun leven beïnvloeden.
Pag. 19 Roos’ levensboom theorie.
Psychologie van karaktertrekken en temperament, oude Grieken
Individu begrijpen door hun blijvende karakter trekken en temperament. Deze
persoonlijkheid werd geregeerd door 4 humores (vloeistoffen):
Bloed: sanguinisch, opgewekt.
Slijm: traag en behoedzaam.
Zwarte gal: melancholiek (depressief).
Gele gal: boos en agressief.
5. Ontwikkelingsperspectief. Ainsworth en Piaget
Mensen veranderen voorspelbaar als gevolg van een interactie tussen erfelijke
eigenschappen en de omgeving.
Nature/ nurture
6. Sociocultureel perspectief. Milgram en Zimbardo
Sociale en culturele invloeden overstemmen van alle andere factoren die gedrag
beïnvloeden.
Crossculture psycholoog: specialist geïnteresseerd in de manier waarop psychologische
processen verschillen tussen mensen van verschillende culturen.
Holisme: visie die totaliteit belangrijker vindt dan de som der delen.
Operationele definitie: specifieke definitie van een onderzoeksobject.
5 soorten van psychologisch onderzoek:
1. Experiment
2. Correlatieonderzoek tussen -1 en +1
Negatief: een omhoog ander omlaag <->
Positief: een omhoog ander omhoog
3. Survey
4. Natuurlijke observaties
5. Gevalstudie, onderzoek van een enkel geval/ object.
, 2. Neurowetenschappen
Biopsychologie: interactie met biologie, gedrag en de omgeving bestudeert. neurowetenschap:
erfelijkheid en evolutie.
Evolutie: het geleidelijke proces van biologische verandering van een soort door aanpassing aan de
omgeving.
Genetica: studie van moleculaire mechanismen die variatie in erfelijke eigenschappen mogelijk
maken.
Creationisme: religieuze opvatting dat het universum hun bestaan te danken hebben aan een
schepper.
Natuurlijke selectie: omgeving ‘’selecteert’’ de best aangepaste organismen.
Adaptief kenmerk: kenmerk van een soort dat is ontstaan gebaseerd op aanpassing aan een
specifieke omgeving.
Genotype: kenmerken van een organisme zoals die genetisch zijn vastgelegd. Erfenis genen van je
ouders. Verschil van alle andere mensen op aarde. Blauwdruk.
Fenotype: waarneembare fysieke kenmerken van een organisme, van de blauwdruk. Niet volledig
door erfelijkheid, denk aan voeding/ stress. Eiwitten als bouwstenen.
Gedrag: angst, agressie, sociaal gedrag.
Genen en erfelijkheid
Genoom: 1 complete set van chromosomen.
Epigenoom: een reeks chemische codes die aanvullende ervaringen op het DNA vormen. Past zich
aan de omgeving aan door genen aan en uit te zetten. Aanvullende ervaringen aan de
oorspronkelijke blauwdruk.
Chromosoom: lange dunne spiraal vormige draad waarlangs de genen zijn gerangschikt. 46 = 23 paar.
Geen geslachtschromosomen: autosomen, de 22 andere paren.
Geslachtschromosoom: bepaald onze lichamelijke geslachtskenmerken. Vrouwen 2 X, mannen 1 X en
1 Y. vader bepaald geslacht, moeder geeft altijd een X. Deze XX of XY vormen een paar.
DNA: lang complex molecuul met informatie over alle genetische eigenschappen. Helixstructuur.
DNA wikkelt zich om het eiwit Histoon als een spiraal.
Genen: stukjes chromosoom waarin codes van erfelijke eigenschappen van een organisme zijn
opgeslagen. Functionele elementen van een chromosoom.
Nucleotiden: afzonderlijke letters in de genetische woorden.
Vrije wil Vs. determinisme
Van klein naar groot: nucleotiden (4) genen (bouwinstructie) DNA om de histonen
chromosoom (23 paar) genoom cel
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper 51199. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €10,49. Je zit daarna nergens aan vast.