Begrippenlijst maw examen
Domein A: Vaardigheden
Hoofd en kernconcepten:
Vorming: Binding:
identiteit, socialisatie, acculturatie, politieke groepsvorming, sociale cohesie, politieke
socialisatie, cultuur, ideologie institutie, sociale institutie, representatie,
representativiteit, cultuur
Verandering: Verhouding:
rationalisering, staatsvorming, samenwerking, conflict, macht, gezag,
democratisering, institutionalisering, sociale (on)gelijkheid
individualisering, globalisering
1.1 Benodigde informatie verwerven en selecteren uit bronnen
Objectief: feitelijke informatie, kun je controleren op juistheid
Subjectief: bevat een mening, gevoel, vermoeden of waardeoordeel.
Hoor- en wederhoor: Het principe dat inhoudt dat, als iemand beschuldigd wordt, er
geluisterd moet worden naar wat de beschuldigde er op heeft te zeggen, voor er over hem
geoordeeld wordt.
Paradigma: Een paradigma is een theoretisch raamwerk of een wetenschappelijk
referentiekader dat bestaat uit een specifieke combinatie van uitgangspunten en
onderzoekstechnische voorschriften.
, Functionalisme-paradigma:
Uitgangspunt: de samenleving is een op consensus gericht systeem. Functionalisten zien de
samenleving als een systeem waarin alles zijn functie heeft en het voortbestaan
ondersteunt. Om evenwicht, consensus en continuïteit te bereiken heeft de samenleving
diverse instituties en functies.
Kenmerken: De samenleving wordt gezien als een systeem waarin alles zijn functie
heeft en het voortbestaan van de samenleving ondersteunt.
Conflictparadigma:
Dit paradigma gaat ervan uit dat maatschappelijke tegenstellingen en de daarbij horende
conflicten als een soort motor dienen voor maatschappelijke veranderingen. Ongelijkheid is
de kern van de samenleving. (Sociale ongelijkheid als macht, status en schaarse goederen
die niet gelijk verdeeld zijn). Mensen, groepen, samenlevingen en de wereld als geheel zijn
per definitie verdeeld en overeenstemming is (bijna) niet mogelijk. Als waarden en normen
wel dominant zijn en er dus overeenstemming is, stelt de conflict-denker vast dat er sprake
is van dwang.
Kenmerken: Maatschappelijke tegenstellingen en de daarbij horende conflicten dienen
als een soort motor voor maatschappelijke veranderingen./ Ongelijkheid is de kern
van de samenleving.
Sociaal constructivisme-paradigma:
Als mensen denken dat iets werkelijkheid/waar is, dan wordt de situatie waar, ongeacht of
die echt de werkelijkheid is, door de aanpassing van het gedrag van deze mensen. Dit
paradigma gaat ervan uit dat de actoren de (maatschappelijke) werkelijkheid van betekenis
en definitie voorzien.
Kenmerken: Gedrag van mensen wordt bepaald door hoe zij de werkelijkheid zien./ De
sociale wereld bestaat uit denkbeelden over de maatschappelijke werkelijkheid die
ontstaan door interactie met mensen.
Rationele actor-paradigma:
Sociaal gedrag van actoren komt volgens dit paradigma voort uit eigenbelang en een
kosten-baten afweging. De mens, maar ook instellingen en organisaties, gaan ervan uit dat
iedereen doet aan nutsmaximalisaties.
Kenmerken: actoren streven hun eigenbelang na en wegen hun kosten en baten af,
actoren streven naar nutsmaximalisatie.
3.1 De kandidaat kan gegeven onderzoeksresultaten beoordelen op betrouwbaarheid,
validiteit, representativiteit en generaliseerbaarheid. (onderzoekseisen)
Betrouwbaarheid: er mag geen sprake zijn van toeval en willekeurige meetfouten. Door
middel van een herhalingsonderzoek kun je achterhalen of iets ‘toevallig’ waargenomen
wordt. (Definitie: de informatie die is waargenomen klopt).
Validiteit: is de onderzoeksmethode geschikt voor het te onderzoeken onderwerp?
(Definitie: meet iets wat je wilt dat het meet).
Representativiteit: Komen de kenmerken van de groep respondenten overeen met de
gehele groep? (Definitie: mate waarin iets als een voorbeeld kan gelden voor een groep).