In deze samenvatting is een overzicht te vinden van alle relevante tentamenstof van het vak Inleiding Europees Recht aan de Universiteit Utrecht. De samenvatting bevat onder andere de stappenplannen, waarin ook alle voorgeschreven arrest (met rechtsoverwegingen) zijn opgenomen. De arresten zijn te...
Inleiding Europees Recht
Samenvatting 2021-2022
Lucas Spoelstra
1. Hoofdstructuur van de Europese Unie:
1.1. Ontstaan van de Europese Unie:
Het grondidee van het ontstaan van de EU: hoe garandeer je vrede en veiligheid in Europa?
Antwoord was niet het oprichten van een federale staat, maar het voeren van oorlog simpelweg
onmogelijk maken.
1.1.1. Het ontstaan:
Het doel was dus: vrede & veiligheid. Dit vervolgens bewerkstelligen via pragmatische middelen:
1. Europese Gemeenschap Kolen & Staal: door ‘pooling’ van de grondstoffenindustrie (die je
nodig hebt voor het voeren van oorlog), oorlog voeren ‘materieel’ onmogelijk maken.
a. Supranationaal ingerichte gemeenschap.
2. Europese Economische Gemeenschap: economische samenwerking & versterken van de
verbinding tussen verschillende landen en welvaart. Economisch zo nauw verbonden raken dat
je geen oorlog wilt voeren, omdat dit ook schadelijk zou zijn voor de eigen welvaart.
a. Als hart: interne markt.
Effecten hiervan:
• Functionalistisch;
• ‘spill-over’ methode: kwam ook samenwerking op gebieden die minder noodzakelijk waren;
o Hetgeen tegenwoordig zeer sterk het geval is, is het niet te veel?
• Non-politiek: de EU is non-politiek geworden.
1.1.2. De jaren 1990-2004:
Drie grote veranderingen te onderscheiden:
• Verbreding: er kwamen nieuwe beleidsterreinen bij voor EU: strafrecht, migratiebeleid,
gemeenschappelijke munt etc.
o Hier hebben de lidstaten zelf voor gekozen.
• Verdieping: intensievere samenwerking op bestaande terreinen, met name de interne markt.
o Dit ligt politiek gevoelig.
• Uitbreiding: van 1992 tot en met 2013 zijn er meer landen aangesloten bij de EU:
o Verdubbeling van lidstaten na het vallen van het ijzeren gordijn;
o In 2004 kwamen er nog eens tien lidstaten bij.
o Na de Brexit: 27 lidstaten.
1.2. De Europese Unie en het recht:
1.2.1. Europees recht als apart rechtsgebied:
Het EU-recht maakt integraal onderdeel uit van het nationaal recht. Het wordt decentraal toegepast door
Nederlandse rechter etc. Er is geen enkel terrein meer immuun voor het EU-recht: simpelweg alles wordt
beïnvloed.
‘Integration through law’-aanpak: constitutionele bepalingen over monisme of dualisme zijn voor de
doorwerking van het EU-recht niet relevant; EU-recht is een autonome rechtsorde. Zie ook art. 2 VEU:
rechtsgemeenschap.
1
,1.2.2. Dilemma’s:
1. Nationale soevereiniteit vs. Effectiviteit: lidstaten hebben geaccepteerd dat zij hun soevereiniteit
begrensd hebben door lid te zijn van de EU.
a. Dit zorgt voor een spanning in het EU-recht: soevereiniteit is niet volledig weg; het
moet constant worden afgewogen tegen de effectiviteit van de EU. Denk bijvoorbeeld
aan de aanpak van terrorisme.
2. Legitimiteit: via de lidstaten of via de EU?
a. Normen van minimumharmonisatie spelen hierbij een belangrijke rol.
3. Concreet: bevoegdheden, veto’s en handhaving?
a. EU heeft beperkte wetgevende bevoegdheid: slechts voor zover lidstaten geaccepteerd
hebben moet er een expliciete grondslag zijn.
1.2.3. De structuur en de verdragen:
Drie verdragen die de structuur van de EU vormen:
1. Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU): het basisverdrag.
2. Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU): uitwerking van het
basisverdrag.
3. Handvest van de grondrechten (Hv): bevat een aantal grondrechten.
Samen vormen deze drie verdragen de ‘grondwet’ van de EU.
Na Verdrag van Lissabon:
Eenvormige institutionele structuur, geen pijlers meer en het einde van de Europese
Gemeenschap. Zo een versterking van supranationale en intergouvernementele karakter.
Supranationaal Instellingen boven de lidstaten nemen de besluiten. Lidstaten
hebben bevoegdheden overgedragen.
Communautair Alle zaken waarvoor de lidstaten bevoegdheden hebben
overgedragen aan de EU.
Intergouvernementeel Tussen regeringen. Besluiten worden uitsluitend door de
lidstaten genomen; niet door een instelling die boven de
lidstaten staat.
1.2.4. Bevoegdhedencatalogus:
Art. 3 VEU geeft een opsommingen met doelstellingen van de EU. Op grond van art. 6 VEU streeft de
Unie deze doelstellingen met de passende middelen na, na gelang van de bevoegdheden die haar daartoe
in de verdragen zijn toebedeeld.
Art. 5 VEU bevat de grondregels: EU heeft alleen de bevoegdheden die haar zijn toegekend. Voor de
uitoefening dient het beginsel van subsidiariteit en evenredigheid nageleefd te worden.
Beleidsterreinen: uit art. 2-6 VWEU blijken de klassieke beleidsterreinen. Er kan een onderscheid
gemaakt worden tussen exclusieve en gedeelde bevoegdheden.
Art. 3 VWEU Exclusief; lidstaten hebben deze bevoegdheden zelf niet meer.
Art. 4 VWEU Gedeeld: EU & lidstaten vormen een ‘gedeeld bestuur’
Art. 5-6 VWEU Bijkomende bevoegdheden. EU is bevoegd optreden van lidstaten te
ondersteunen, aan te vullen of te coördineren.
1.3. De instellingen van de Europese Unie:
1.3.1. Besluitvorming:
Geen Trias Politica, maar: institutioneel evenwicht. Dit om willekeur en machtsconcentratie tegen te
gaan. Balanceren tussen supranationale en intergouvernementele krachten. Zie ook: art. 13 VEU.
2
,1.3.2. De instellingen:
De volgende vier instellingen bepalen in grote lijnen wat de EU doet:
1. Europees Parlement (wetgevende macht) – volksvertegenwoordiging:
Supranationaal. Zie ook: art. 223 VWEU.
a. Art. 14 lid 1 VEU: samen met de Raad de wetgevingstaak en begrotingstaak + kiest
de voorzitter van de Commissie. Onder bepaalde voorwaarden ook politieke controle
en adviserende taak.
b. Art. 14 lid 2 VEU: bestaat uit vertegenwoordigers van de burgers van de Unie. Niet
meer dan 750 + één voorzitter, minimum van 6 leden per lidstaat en geen enkele
lidstaat meer dan 96 zetels.
c. Art. 14 lid 3 VEU: door middel van rechtstreekse, vrije en algemene verkiezingen
gekozen voor een periode van vijf jaar.
2. Europese Raad (uitvoerende macht):
Intergouvernementeel,
a. Art. 15 lid 1 VEU: geeft nodige impulsen voor de ontwikkeling van de Unie en
bepaalt de algemene politieke beleidslijnen en prioriteiten. Voert geen wetgevingstaak
uit.
b. Art. 15 lid 2 VEU: bestaat uit staatshoofden en regeringsleiders, voorzitter en
voorzitter van de Commissie.
3. De Raad (wetgevende & uitvoerende macht) – belang nationale regeringen:
Intergouvernementeel. Zie ook: art. 237 jo. 291 lid 2 VWEU.
a. Art. 16 lid 1 VEU: samen met EU Parlement wetgevingstaak en begrotingstaak.
Onder voorwaarden beleidsbepalende en coördinerende taken.
b. Art. 16 lid 2 VEU: bestaat uit vertegenwoordiger van ieder lidstaat op ministerieel
niveau.
c. Art. 16 lid 6 VEU: scheiding tussen uitvoerende en wetgevende macht aangebracht.
4. De Commissie (uitvoerende macht & wetgevende macht) – dagelijks bestuur, Uniebelang:
Supranationaal.
a. Art. 17 lid 1 VEU: bevordert algemeen belang van de Unie. Ziet toe op toepassing van
Unierecht onder toezicht van Hof van Justitie. Neemt initiatief in wetgevingsproces.
b. Art. 17 lid 2 VEU jo. 294 VWEU: initiatiefrecht.
c. Vertegenwoordigt de Europese Unie extern.
d. Beheren van verschillende programma’s: Erasmus etc.
e. Controle: nazien op goede naleving van de verdragen. Hoedster van de verdragen.
Kan ‘inbreukprocedures’ starten.
Let op: Europese Raad vertegenwoordigd op hoogste politieke niveau, de Raad op ministerieel niveau.
De Raad voert wetgevende taken uit, de Europese Raad is bekleed met de uitvoerende macht
(uiteenzetten van politieke lijnen, uitvoeren van wetgeving).
Andere belangrijke instellingen:
5. Hof van Justitie;
6. Europese Rekenkamer.
1.3.3. Wetgevingsprocedures:
De EU-wetgever bestaat uit: Commissie, de Raad en het Europees Parlement.
Sinds het Verdrag van Lissabon wordt er gesproken van een gewone wetgevingsprocedure ex art. 289
lid 1 VWEU. Deze procedure is vastgelegd in art. 294 VWEU. Deze ziet er als volgt uit:
• Voorstel (lid 2): de Commissie dient een voorstel in bij het Europees Parlement en bij de Raad.
o Tot het wetsvoorstel definitief is vastgesteld, kan de Commissie het voorstel intrekken
(art. 293 lid 3 VWEU)
o Exclusief recht van de Commissie!
• Eerste lezing (lid 3):
3
, o Allereerst het Parlement: stelt standpunt vast een deelt dit mede aan de Raad.
o De Raad:
§ Eens met het standpunt? Handeling wordt vastgesteld.
§ Oneens met het standpunt? Stelt eigen standpunt vast en deelt dit mede aan het
Parlement.
• Tweede lezing (lid 7):
o Het Parlement is weer aan zet, binnen drie maanden:
§ Standpunt van de Raad goedkeuren, of zich er niet over uitspreken à handeling
wordt geacht te zijn vastgesteld.
§ Standpunt van de Raad met meerderheid verwerpen à voorgestelde handeling
geacht niet te zijn vastgesteld.
§ Amandementen uitbrengen op standpunt van de Raad met meerderheid van de
stemmen.
• De Raad aan zet, binnen drie maanden, met gekwalificeerde
meerderheid van stemmen:
o Alle amendementen goedkeuren à handeling vastgesteld;
o Niet alle amendementen goedkeurt à binnen zes weken een
bemiddelingsscomité bijeenroepen.
§ Bemiddeling volgt (lid 10).
• Derde lezing (lid 13): indien bemiddelingscommité een gemeenschappelijke ontwerptekst
goedkeurt, hebben het Parlement en de Raad zes weken om handeling goed te keuren.
o Parlement besluit met meerderheid van de uitgebrachte stemmen;
o De Raad besluit met een gekwalificeerde meerderheid van stemmen.
o Indien dit niet gebeurt, is de handeling niet vastgesteld.
Dit is hoe het op papier in werking gaat. In de realiteit kennen we echter het systeem van trilogen. Dit
houdt in dat deze drie instellingen informeel overleggen over het vaststellen van een handeling. Dit vindt
vaak plaats in de vroege fase van het wetgevingsproces. Op deze manier kan er eerder overeenstemming
worden gevonden en kan het tamelijk snel worden vastgesteld. Nadeel is dat de transparantie hiervan
beperkt is.
In sommige gevallen zijn er echter bijzondere wetgevingsprocedures van toepassing, die verschillend
van aard kunnen zijn.
Beide wetgevingshandelingen worden verplicht bekend gemaakt in het Publicatieblad van de Europese
Unie.
4
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper studielucasspoelstra. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,09. Je zit daarna nergens aan vast.