Aantekeningen ontwikkelingspsychologie herkansing
MC Toets: Hoofdstukken 2,5,6,7,8,9
Les 1
Hoofdstuk 2: Ontwikkelingstheorieën
Ontwikkelingstheorieën
- De theorie van Piaget over de cognitieve ontwikkeling
- De socioculturele theorie van Vygotsky
- De informatieverwerkingstheorie
- De psychoanalytische theorie van Freud
- De psychosociale stadia van Erikson
- De leertheorie
De theorie van Piaget over de cognitieve ontwikkeling
- Ontwikkeling van waarneming, aandacht, geheugen, redeneren, taal,
intelligentie
- Begrippen die hierbij horen; schema’s, adapteren, assimilatie,
accommodatie
- Schema’s zijn strategieën waarmee kinderen de buitenwereld benaderen
-> Bijvoorbeeld het grijpschema, kijkschema, zuigschema
- Adapteren is het proces waarmee kinderen veranderen in denken en
gedrag om effectiever te kunnen functioneren
- Assimilatie is bestaande kennis en vaardigheden gebruiken in een
nieuwe situatie
- Accommodatie is het aanpassen van bestaande kennis en vaardigheden
om met een nieuwe situatie om te kunnen gaan
- Equilibratie houdt in dat de verwachtingen van de omgeving in evenwicht
staan met wat het kind daadwerkelijk kan
-> Equilibratie is de drijvende kracht achter de ontwikkeling
Stadia over de cognitieve ontwikkeling van Piaget
- Sensomotorische periode (0 - 2 jaar)
- Pre-operationele periode (2 - 7 jaar)
- Concreet- operationele periode (7-11 jaar)
- Formeel- operationele periode (11 > jaar)
Sensomotorische periode (0 – 2 jaar)
- Reflexen (0 – 1 maand)
- Primaire circulaire reacties (1 – 4 maand)
-> Primair is aan het lichaam, bijvoorbeeld duim in de mond of voet
vastpakken
- Secundaire circulaire reacties (4 – 8 maanden)
-> Secundaire is buiten het lichaam, bijvoorbeeld slaan op een
rammelaar
- Coördinatie van secundaire schema’s (8 – 12 maanden)
-> Coördinatie is het bewust herhalen van de reacties, dus bewust
slaan op de rammelaar of bewust de duim in de mond doen
- Tertiaire circulaire reacties (12 – 18 maanden)
, -> Tertiaire is het experimenteren, bijvoorbeeld het speelgoed
steeds op de grond gooien
- Het eerste denken (18 – 24 maanden)
-> Ze kunnen iets in hun hoofd bedenken wat nog niet echt aan de
hand is, je kan ook denken aan in je hoofd het woord al maken en
dan pas uitspreken
De pre-operationele periode (2 – 7 jaar)
- Egocentrisme -> Kind staat zelf centraal in eigen wereld
- Animisme -> Het leven toedichten aan dingen die niet levend zijn
- Artificalisme -> Het idee dat alles door de mens is gemaakt
- Realisme -> Psychische fenomenen echt maken
Logisch denken volgens Piaget
- Experimenteren
-> Begrip van rangorde
-> Conservatie van aantal
-> Conservatie van volume en gewicht
Objectpermanentie
- Het besef dat wanneer iets uit het zicht is, niet meteen voorgoed
verdwenen is, dus als mama naar werk gaat komt ze ook weer terug
- Gerelateerd aan de sensomotorische periode
-> Ingedeeld in stadia
- Eindigt met het mentaal kunnen representeren van een voorwerp
De socioculturele theorie van Vygotsky
- Een kind ontwikkelt zich door sociale context; dus door interactie met
volwassenen
- De zone van de naaste ontwikkeling
-> Je kan iets zelf, of met hulp, of helemaal niet
De informatieverwerkingstheorie
De psychoanalytische
theorie van Freud
- ID/ ES-> Aangeboren driften, met name gericht op agressie en
seksualiteit
- Ego/ ICH -> Brengt deze driften in goede banen, zorgt dat de driften
worden voorzien, streeft naar oplossingen tussen ID en Superego