Inhoudsopgave
Inhoudsopgave................................................................................................................................................................1
Leerdoelen......................................................................................................................................................................1
College 1 – Klassieke & Moderne theorieën....................................................................................................................3
College 2 – Emotionele ontwikkeling & emoties.............................................................................................................6
College 3 – Emotionele ontwikkeling & emoties.............................................................................................................9
College 4 – Piaget, Vygotsky en sociale informatieverwerkingstheorie (cognitie).........................................................12
College 5 – Temperament & sociaal-emotionele ontwikkeling.....................................................................................15
College 6 – Sociale ontwikkeling....................................................................................................................................17
College 7 – Ontwikkeling agressie.................................................................................................................................20
College 8 – Morele ontwikkeling...................................................................................................................................22
College 9 – Ontwikkeling van het zelf en sociale cognitie..............................................................................................26
College 10 – Bronfenbrenner en het gezin....................................................................................................................29
Leerdoelen
Verloop van normale SEM-ontwikkeling herkennen en beschrijven
o Kunnen verklaren in termen van de relevante ontwikkelingstheorieën
o Belangrijke concepten benoemen en beschrijven
Relatie tussen concepten en theorieën kunnen beschrijven en onderbouwen en relevante concepten en
theorieën in andere domeinen van de normale ontwikkeling kunnen beschrijven en onderbouwen
Kritiekpunten benoemen bij concepten en theorieën van de normale SEM-ontwikkeling
College 1
Kennis van de diverse theoretische stromingen en begrippen
Begrip van invloed/kritiekpunten per stroming en overlap/overeenkomst tussen stromingen
College 2
Ontstaan en ontwikkeling van basisemoties versus complexe emoties
Herkenning en begrip van emoties
(Ontwikkeling van) regulatie van emoties
Inzicht krijgen in hoe deze kennis is verworven en wat dit voor implicaties heeft
College 3
Kennis over ontwikkeling hechting en huilen als signaalfunctie
Begrip hechtingstheorie en waarom hechting kans heeft om sociaal- emotioneel functioneren te bepalen
Begrip van leeftijdsafhankelijke stabiliteit hechting en factoren die hechting bepalen
Kennis over gevolgen hechting
College 4
Weten wat een goede wetenschappelijke theorie is en waarom we deze theorieën moeten kennen
Weten wat Piaget onder intelligentie verstaat en dit kunnen toepassen op praktijkvoorbeelden
Weten hoe het proces van cognitieve groei volgens Piaget verloopt
o Weten welke ontwikkelstadia er zijn volgens Piaget (ook de subfases!)
o Kunnen toepassen op praktijkvoorbeelden
o Kritiekpunten weten
,College 5
Kennis en begrip van de (ontwikkeling van) diverse en actuele temperamentmodellen
Kennis en begrip van relatie temperament met hechting/opvoeding en sociaal-emotioneel functioneren
Begrip van link tussen temperament & persoonlijkheid en begrip van vormen van stabiliteit
College 6
Kennis van ontwikkeling (peer) sociabiliteit & interactie leeftijdgenoten
Peer acceptatie: Begrip sociometrie, antecedenten & gevolgen
Begrip recente inzichten onderzoek qua vrienden als buffer bij peer afwijzing
Kennis van de (ontwikkeling van) diverse vormen van spel en relatie spel-ontwikkeling
College 7
Kennis en begrip van vormen agressie, theorieën agressie & link tussen beiden
Kennis van ontwikkeling agressie
Globale kennis: Gevolgen van en risicofactoren voor agressie
Focus normale ontwikkeling
College 8
Kennis en begrip hebben van het concept altruïsme.
o Kennis en begrip hebben van de drie theorieën omtrent altruïsme.
o Kennis en begrip hebben van de invloed van cognitieve, affectieve, sociale en culturele
determinanten ten aanzien van altruïsme. Weten wat best practice is om altruïsme te bevorderen.
Weten wat empathie is en hoe dit verband houdt met pro-sociaal gedrag.
Kennis hebben van het concept moraliteit.
o Kennis en begrip hebben van de drie theorieën die de ontwikkeling van moraliteit beschrijven.
o De drie stadia van morele ontwikkeling volgens Piaget weten en begrijpen.
o De 3 stadia en 6 sub-fases van moreel redeneren volgens Kohlberg weten en begrijpen.
o Weten op welke manier disciplineren een rol speelt in de ontwikkeling van moreel gedrag
College 9
Kennis I versus me
Kennis en begrip van eerste ontwikkeling van I en zelfherkenning en factoren die zelfherkenning bevorderen
Kennis ontwikkeling zelfbeschrijving (me)
Kennis en begrip van de ontwikkeling van Theory of Mind;
o Desire-theory, Belief-desire theorie en het begrijpen van foutieve gedachten
o Factoren die ToM bevorderen.
o Zie ook Shaffer: Selman’s Role-Taking Theory! Sociaal-cognitieve theorie – ToM in actie - link Piaget
Kennis en begrip qua ontwikkeling en stabiliteit van zelfwaardering, het belang van zelfwaardering en
factoren die zelfwaardering bevorderen
Kennis beschrijving anderen
Kennis en begrip van de stadia van identiteitsontwikkeling (James Marcia) en factoren die
identiteitsontwikkeling kunnen bepalen
College 10
Het bio-ecologisch model van Bronfenbrenner kennen en kunnen toepassen op concrete situaties.
Kennis en begrip hebben van het gezin als systeem.
o De vier verschillende opvoedingsstijlen kennen met bijbehorende dimensies.
o Kennis hebben over welke opvoedingsstijl vanuit de wetenschap als effectief wordt beschouwd.
o Begrip hebben van de culturele en etnische invloeden op opvoedingsstijl.
Kennis hebben van de positieve en negatieve invloed van broers en zussen relaties.
Kennis hebben van de verschillende diverse gezinsvormen en de bijbehorende uitdagingen.
Kennis hebben van kindermishandeling en welke factoren een rol (kunnen) spelen
,College 1 – Klassieke & Moderne theorieën
Psychoanalytische visie
Freud
Psychoseksuele theorie -> groei van seksinstincten (Eros) is onderliggend aan de stadia van
persoonlijkheidsontwikkeling. De manier waarop ouders omgaan met deze seksuele impulsen bepalen de
trekken die kinderen vertonen. Ook agressieve instincten (Thonatos)
O Persoonlijkheidsconstructen -> ID (aangeboren), Ego (rationeel) en Superego (moreel)
O Onbewuste motieven -> gevoelens, ervaringen en conflicten die het denken en gedrag van
een persoon beïnvloeden maar buiten het bewustzijn blijven
Attentional Bias (via eye-tracking system) -> de vraag is of dit training of approach bias
is en of de training onbewust is.
Belang -> (1) vroege ervaringen en emoties en (2) onbewuste motieven en conflicten
Kritiek -> te vaag -> niet falsifieerbaar
Erikson
Psychosociale theorie -> Benadrukt socioculturele determinanten van ontwikkeling en veronderstelt
dat er 8 conflicten zijn die mensen moeten oplossen om te komen tot een gezonde psychische aanpassing.
o Egopsychologen (ook Anna Freud) -> gaan om met sociale realiteit
(1) minder passief, (2) focus op socioculturele invloeden en (3) loopt door in de volwassenheid
Kritiek -> (1) descriptief/stadia en (2) lastig falsifieerbaar
Behavioristische visie
Watson
Behaviorisme -> school van denken binnen psychologie die ervan uitgaat dat conclusies over de
menselijke ontwikkeling gebaseerd zijn op gecontroleerde observaties van openlijk gedrag in plaats van
speculatie over onbewuste motieven of andere fenomenen; filosofische fundament voor sociaal-leer
theorieën.
o Tabula rasa
o Ontwikkeling is een continu proces van gedragsmatige verandering
o Gewoonten -> aangeleerde associatie tussen externe stimuli en observeerbare reacties
(responses) die de stabiele aspecten van persoonlijkheid representeren.
Pavlov
Klassieke conditionering -> methode van leren die als eerste onderzocht werd in begin 20e eeuw.
o Passieve vorm van conditionering -> bepaalde gedragingen kunnen worden ontlokt door middel van
een neutrale stimulus (normaal niet-stimulerend), omdat deze stimulus een aangeleerde associatie
heeft met een meer krachtige stimulus.
Skinner
Operante conditionering -> vorm van leren waarbij vrijwillige handelingen (operants) meer of
minder vaak gaan optreden afhankelijk van de consequentie die ze teweeg brengen.
o Operant -> consequentie
o Bekrachtiger (reinforcer) -> hiermee kan je veel meer bereiken
o Bestraffing (punisher) -> elk gevolg van een handeling die ervoor zorgt dat de handeling
onderdrukt wordt en die de kans dat de handeling opnieuw zal optreden vermindert.
Actief proces omdat er nieuw gedrag gevormd wordt
, Cognitieve Sociaal-leren theorie
Bandura
Leren is meer dan operationele conditionering. We hebben invloed op omgeving
(reciprocal/wederkerig determinisme)
Mensen zijn cognitieve wezens -> denken over gedrag en consequenties, ook op lange-termijn
Observationeel leren -> no-trial -> centraal ontwikkelingsproces -> leren is het gevolg van de
observatie van het gedrag van anderen
o Beschikbaarheid, motivatie, aandacht, onthouden en motorische reproductie
o Emulatie -> reproductie van de uitkomst van een model op een andere manier dan zoals
door het model tentoongespreid werd.
o Deferred/verschoven imitatie -> latere reproductie van een activiteit van een model dat
eerder is geobserveerd (6 mnd.)
(Moderne) evolutionaire perspectieven
Natuurlijke selectie -> een evolutionair proces verondersteld door Darwin dat ervan uitgaat dat
individuen die aan de omgeving aangepaste eigenschappen bezitten overleven terwijl individuen die deze
adaptieve eigenschappen niet hebben uitsterven
Ethologie -> doet onderzoek naar de bio-evolutionaire basis van gedrag en ontwikkeling
o Moderne evolutionaire theorie -> genen van individu centraal ipv. individu zelf
Sensitieve periode -> bepaalde periode die optimaal is voor de ontwikkeling van bepaalde
capaciteiten of gedragingen en tijdens welke het individu specifiek sensitief is voor omgevingsinvloeden die
deze capaciteiten of gedragingen stimuleren.
o Verschilt met een kritieke periode (wolfskind)
Altruïsme -> onzelfzuchtig rekening houden met het welzijn van anderen dat geuit wordt via prosociale
gedragingen zoals delen, samenwerken, helpen en anderen troosten
o Predispositie/vatbaarheid altruïsme – survival of the fittest
o Empathie -> het vermogen om dezelfde emoties te ervaren als iemand anders (meevoelen)
o Empathische bezorgdheid -> mate waarin iemand de behoeften van een ander herkent en
bezorgd is over het welbevinden van de ander -> hiermee kan je iemand vervolgens helpen
‘sympathie’ of ‘cognitieve empathie’
Social baseline theory -> brein verwacht sociale bronnen. Schending hiervan leidt tot stress
o Experiment van Coan -> Doordat de vrouw de hand van haar man (oorlogsveteraan) vastpakte,
durfde de man zijn ervaringen te delen (de vrouw deed de therapie).
Intimate toch deprivate -> eenzaamheid en angst
o Kritiekpunten -> (1) Lastig falsifieerbaar van ‘social baseline’ als default of ‘empathie is aanwezig bij
geboorte’, (2) Retrospectief -> post-hoc verklaringen en (3) Genetica wordt ‘overruled’ door
leerervaringen. Zelfs prenataal: eend embryo – kip geluid voorkeur als daaraan blootgesteld
Gedragsgenetica
Tweelingonderzoek -> onderzoek waarin paren van monozygote en dizygote tweelingen worden
vergeleken om de erfelijkheid van een bepaalde eigenschap te meten
Verwantschap -> de mate waarin twee individuen dezelfde genen hebben
Erfelijkheid (van trek) -> hoeveelheid variatie in een trek die toe te kennen valt aan erfelijke factoren
Adoptieonderzoek -> type onderzoek waarin geadopteerde mensen worden vergeleken met
biologische en niet-biologische familieleden om erfelijkheid van bepaalde eigenschap te meten
Erfelijkheidscoëfficiënt (H) -> schatting variërend van 0 tot 1 om de hoeveelheid variatie in een
eigenschap ten gevolge van erfelijke factoren weer te geven -> (1) zegt niets over een individu, (2)
overschatting bij te weinig variatie in omgeving en (3) verandering mogelijk (omgeving – expressie genetica =
epigenetica)
Niet-gedeelde omgevingsinvloed (NSE) -> omgevingsinvloed uniek voor persoon. Dus niet
gedeeld voor mensen die samenleven -> maakt mensen verschillend
Gedeelde omgevingsinvloed (SE) -> omgevingsinvloed die identiek is voor mensen die
samenleven en die mensen meer gelijkend maakt
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper anne16. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,99. Je zit daarna nergens aan vast.