Oefenmateriaal werkcollege II
VRAAGSTUK I
De heer Zijdeveld is in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met mevrouw Ysbrands.
Uit het huwelijk zijn drie kinderen geboren, Felicia, George en Hidde. Alle drie de kinderen
zijn meerderjarig. Felicia is getrouwd met Mark en zij hebben twee kinderen, Camilla en
Ruben. Hidde is getrouwd met Nora en zij hebben een dochter, Saar. Ysbrands overlijdt.
Ysbrands heeft Hidde bij uiterste wilsbeschikking onterfd vanwege zijn drugsproblemen.
Deze uiterste wil bevat geen andere beschikkingen.
Vraag:
1. Geef aan wie de erfgenamen zijn en op welke wijze de nalatenschap vererft.
De heer Zijdeveld als echtgenoot zijnde en Felicia, George als kinderen zijnde ex 1:10
lid 1 sub a. Hidde is onterfd, dus verkrijgt niets, maar zijn dochter Saar kan bij
plaatsvervulling wel voor hem verkrijgen ex 1:11
Z -------------------------------------------------Y
I I I
Mark---Felicia George Hidde------Nora
I I I
Camilla Ruben Saar
Erfgenamen zijn Z, Felicia, George en Saar
Zij (Z, Felicia en George) erven ex 4:10 lid 1 onder a uit eerste parentele zijnde
echtgenoot en kinderen.
Saar erft ex 4:10 lid 2 jo. 4:12 lid 1 bij plaatsvervulling voor Hidde, die onterft is ex 4:1
jo. 4:115
Z, Felicia en George erven voor gelijke delen uit eigen hoofde ex 4:11 lid 1, dus ieder
1/4de
Saar erft als plaatsvervuller staaksgewijs ex 4:12 lid 2, dus ook 1/4 de
Standaardantwoord:
Stel, mevrouw Ysbrands heeft niet alleen Hidde maar ook George onterfd. Felicia is
onwaardig.
Vraag:
2. Geef aan wie in dit geval de erfgenamen zijn en op welke wijze de nalatenschap vererft.
Nog steeds de heer Zijdeveld als echtgenoot zijnde en nu Felicia onwaardig is, zullen
haar kinderen (Camilla en Ruben) voor haar in de plaats treden en voor George
treedt niemand in de plaats, maar voor Hidde zal weer dochter Saar in de plaats
treden
, Erfgenamen zijn Z, Camilla, Ruben en Saar
Z als echtgenoot zijnde uit eigen hoofde ex 4:10 lid 1 onder a
Camilla, Ruben en Saar via plaatsvervulling ex 4:10 lid 2 jo. 4:12 lid 1
Z erft uit eigen hoofde voor gelijk deel ex 4:11 lid 1 en dus 1/3 de
Camilla, Ruben en Saar erven als plaatsvervullers staaksgewijs ex 4:12 lid 2 en dus
moeten Camilla en Ruben hun 1/3 de deel onderling verdelen en verkrijgen ze dus
ieder 1/6de en Saar krijgt 1/3de
Standaardantwoord:
Op het moment van overlijden behoort – voor zover hier relevant – tot de ontbonden
huwelijksgoederengemeenschap een vakantiehuis in Friesland ad € 60.000,-, de echtelijke
woning ad € 300.000,- die door Zijdeveld en Ysbrands gezamenlijk werd aangeschaft,
alsmede een saldo op een ten name van Zijdeveld en Ysbrands gestelde bankrekening ad €
8.000,-. Ter financiering van de woning werd een (eveneens gezamenlijke) hypothecaire
geldlening afgesloten ad € 248.000,-.
Over de waarde van de verkrijging door ieder van de kinderen is € 300,- erfbelasting
verschuldigd.
U mag er bij de navolgende vragen vanuit gaan dat Cor, Beate en Aafke niet onterfd of
onwaardig zijn en derhalve erfgenaam zijn.
Vragen:
3. Geef de omvang van de vorderingen aan die Aafke, Beate en Cor verkrijgen krachtens
artikel 4:13 lid 3 BW. Kan het bedrag van de vordering nog veranderen?
Omvang: geldvordering komt overeen met de waarde van het erfdeel ex 4:13 lid 3.
Dus eerst erfdeel bepalen. Erfdeel kinderen is 1/4 de van de nalatenschap.
Nalatenschap is helft van de ontbonden huwelijksgemeenschap (vakantiehuis twv
60.000, woning twv 300.000 en geldlening twv 8.000 MIN geldlening twv 248.000 =
120.000 wat overblijft. De HELFT daarvan zit daadwerkelijk in nalatenschap = 60.000)
PLUS privégoederen (zijn er niet).
Omvang is dus 60.000 euro en de kinderen hebben recht op een KWART daarvan =
15.000 en daar kan erfbelasting nog van af
Het bedrag kan nog veranderen, bijvoorbeeld als er een erfgenaam bij komt of als er
later nog schulden bekend worden en OOK op de gronden ex 4:15 lid 2
Standaardantwoord:
De geldvordering van een kind komt overeen met de waarde van zijn erfdeel (art.
4:13 lid 3 BW). De erfdelen van de kinderen bedragen ¼, aangezien de drie kinderen
tezamen met de echtgenoot als erfgenamen opkomen (art. 4:10 lid 1 onder a BW) en
zij voor gelijke delen erven (art. 4:11 lid 1 BW). Ieder kind heeft dus recht op een
kwart van de nalatenschap.