• R.B. van Hees, ‘Boek 10 BW, Titel 8 (Corporaties), art. 10 :117-124 BW’, WPNR nr. 6847 (2010), p.
493-498 (Brightspace).
Titel 8 (art. 10:117-124 BW) bevat de conflictenrechtelijke bepalingen omtrent corporaties
Definities ex 10:117 BW:
1. Het begrip corporatie is blijkens de memorie van toelichting een ruim uit te leggen
verzamelbegrip voor naar buiten optredende lichamen en samenwerkingsverbanden die
door het recht als zodanig worden erkend. Rechtspersoonlijkheid is niet vereist.
Voldoende is dat een vennootschap die geen rechtspersoon is, als zelfstandige eenheid
naar buiten optreedt. Het behoeft daarbij niet te gaan om een economische of
bedrijfsmatige zelfstandigheid.
2. Functionaris: “hij die, zonder orgaan te zijn, krachtens het op de corporatie toepasselijke
recht en haar statuten of samenwerkingsovereenkomst bevoegd is deze te
vertegenwoordigen”. Gedacht kan worden aan een gedelegeerd commissaris of een
procuratiehouder die zijn bevoegdheid aan de statuten ontleent. Voor alle duidelijkheid:
niet binnen deze omschrijving vallen derhalve personen die hun bevoegdheid tot
vertegenwoordiging ontlenen aan een individuele volmacht
In het Nederlandse recht geldt het incorporatiestelsel, op grond waarvan een corporatie
beheerst wordt door het recht van de staat naar welks recht zij is opgericht. Hier tegenover
staat het stelsel van de werkelijke zetel, waarin - de naam zegt het al - ter bepaling van het
recht dat van toepassing is op de corporatie wordt uitgegaan van het recht van de staat waar
de corporatie haar werkelijke zetel heeft. Art. 10:118 BW belichaamt het in Nederland als
aanknopingspunt gehanteerde incorporatiestelsel
Art. 10:121 BW is een uitzondering op de hiervoor uiteengezette hoofdregel dat het
incorporatierecht van toepassing is op de corporatie
De onderwerpen die beheerst worden door het recht dat op grond van art. 10:118 BW op de
corporatie van toepassing is, worden opgesomd in art. 10:119 BW.
Een voorovereenkomst tot oprichting wordt echter beheerst door het recht dat wordt
aangewezen door het EVO, dan wel, indien die overeenkomst is gesloten op of na 17
december 2009, door de Rome I-verordening.
Ten aanzien van de vraag in hoeverre jegens derden door de corporatie een beroep kan
worden gedaan op de onbevoegdheid van haar orgaan of functionaris, geldt de in art. 10:11
lid 2 BW neergelegde Lizardi-regel. Deze regel biedt bescherming aan de wederpartij van een
persoon die zich erop beroept dat hij naar zijn nationale recht handelingsonbevoegd is,
, terwijl hij naar het recht van het land waar hij handelt, wél bevoegd is om de betreffende
handeling(en) te verrichten. Die bescherming bestaat echter niet indien de wederpartij wist
of behoorde te weten dat die persoon onbevoegd was naar het nationale recht van
laatstgenoemde. Art. 10:11 lid 2 BW verwijst naar art. 13 Rome I-verordening. Deze regel was
ook al gecodificeerd in art. 11 EVO. Ofschoon de Lizardi-regel beperkt is tot natuurlijke
personen, is het van overeenkomstige toepassing op rechtspersonen.
Door de (statutaire) zetel van een corporatie te verplaatsen van de ene staat naar de andere
kan - onder omstandigheden - een wijziging van het op de corporatie toepasselijke recht
plaatsvinden zonder onderbreking van rechtspersoonlijkheid (re-incorporatie). De corporatie
wisselt dan in feite van nationaliteit. Onderscheid moet worden gemaakt tussen een
dergelijke zetelverplaatsing mét en de verplaatsing van de zetel zónder wijziging van het
recht dat van toepassing is op de corporatie.
Het Hof van Justitie EG heeft in het Cartesio-arrest18 - kort gezegd - overwogen dat de art.
43 en 48 EG (thans na de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon: art. 49 en 54
VWEU) zich niet verzetten tegen een regeling van een lidstaat die verhindert dat een
krachtens zijn nationale recht opgerichte vennootschap haar zetel verplaatst naar een
andere lidstaat met behoud van rechtspersoonlijkheid naar het oorspronkelijke recht. Het
belemmeren van een grensoverschrijdende zetelverplaatsing mét wijziging van het op de
vennootschap toepasselijke recht is daarentegen wel een op grond van art. 43 EG (art. 49
VWEU) verboden beperking van de vrijheid van vestiging
Art. 10:120 BW is de opvolger van art. 4 WCC en regelt ten eerste de erkenning van het
voortbestaan van een corporatie in het geval de corporatie haar statutaire zetel verplaatst
naar een ander land. Ik benadruk dat de regeling alleen ziet op zetelverplaatsingen waarbij
Nederland niet de staat van ontvangst of van vertrek is.
Als hoofdregel geldt dat vanaf het moment van zetelverplaatsing het recht van de staat van
ontvangst van toepassing is op de in art. 10:119 BW genoemde onderwerpen. Dat lijdt echter
uitzondering indien het recht van die staat voorschrijft dat het recht van de staat van vertrek
van toepassing blijft. Het voortbestaan van de corporatie die haar statutaire zetel
grensoverschrijdend heeft verplaatst als rechtspersoon wordt naar Nederlands recht erkend,
mits zowel de staat van vertrek als de staat van ontvangst het voortbestaan van de
corporatie als rechtspersoon erkennen. Daarvoor geldt als peildatum het tijdstip van de
zetelverplaatsing
Aansprakelijkheid van bestuurders en commissarissen bij faillissement (art. 10:121 BW). Art.
10:121 BW geldt dus niet voor (personen die vallen binnen het bredere begrip)
functionarissen, doch uitsluitend voor bestuurders, commissarissen en lokale managers.
Het recht dat van toepassing is op de corporatie, is ten gevolge van deze bepaling niet van
toepassing op de hier bedoelde aansprakelijkheid. Volgens de heersende leer zal de rechter
bij de beoordeling van de vraag of de in art. 10:121 BW genoemde personen op basis van het
bepaalde in de art. 2:138/149 BW aansprakelijk zijn, echter wel rekening moeten houden
met de in het incorporatierecht levende opvattingen omtrent de (on)behoorlijke
taakvervulling van het bestuur
Doel of werkzaamheid corporatie in strijd met openbare orde/van rechtswege verboden
corporaties (art. 10:122-123 BW). Op grond van art. 10:122 BW kan het openbaar ministerie
de Rechtbank Utrecht vragen voor recht te verklaren dat het doel of de werkzaamheid van
een corporatie in strijd is met de (Nederlandse) openbare orde als bedoeld in art. 2:20 BW.
Van strijd met de openbare orde als bedoeld in art. 2:20 BW is slechts sprake in geval van
handelingen die inbreuk maken op de algemeen aanvaarde grondvesten van ons
rechtsstelsel. Het gaat dan om handelingen die, indien op grote schaal toegepast, een
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Notarieelrechtenstudent. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.