Week 5: Erfrecht
Onderwerpen
Erfopvolging (bevoegdheid, toepasselijk recht, erkenning en tenuitvoerlegging).
Te bestuderen stof
Literatuur:
• Strikwerda/Schaafsma, nrs. 74-75, 157, 211-217, 278-279.
• J.G. Knot, ‘De Europese Erfrechtverordening: nieuwste loot aan de stam van het Europese IPR’,
NtER 2012, p. 278-287 (Brightspace).
Doelstelling van Erfrechtverordening: De goede werking van de interne markt moet worden
vergemakkelijkt door het wegnemen van de belemmeringen voor het vrije verkeer van
personen die thans moeilijkheden ondervinden om hun rechten te doen gelden in het kader
van een erfopvolging met grensoverschrijdende gevolgen. In de Europese justitiële ruimte
moeten burgers op voorhand hun erfopvolging kunnen organiseren
Denemarken, het Verenigd Koninkrijk en Ierland hebben niet deelgenomen aan de
aanneming van de verordening
Dezelfde begrippen als in het Haags Erfrechtverdrag worden gehanteerd, maar de inhoud
van de begrippen is niet gelijk
In grensoverschrijdende zaken van erfopvolging komt volgens de verordening rechtsmacht
toe aan de gerechten van de lidstaat waar de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats had.
Indien derhalve een Duits/Turkse erflater in Turkije komt te overlijden, waar hij zijn gewone
verblijfplaats had, zich goederen van zijn nalatenschap in zowel Duitsland als Nederland
bevinden en de erflater voordat hij – twee jaar voor zijn overlijden – naar Turkije verhuisde
zijn gewone verblijfplaats in Nederland had, dan is de Duitse rechter met uitsluiting van de
Nederlandse bevoegd. Weliswaar voldoet de casus in beginsel ook aan de vereisten voor
subsidiaire bevoegdheid voor de Nederlandse rechter, maar omdat het criterium
‘nationaliteit’ hoger wordt aangeslagen dan dat van de ‘vorige gewone verblijfplaats binnen
vijf jaar voor overlijden’ gaat de bevoegdheid van de Duitse rechter voor en moet de
Nederlandse rechter zich onbevoegd verklaren. De rechtsmacht van de aldus bevoegde
lidstaatrechter strekt zich uit over de gehele nalatenschap.
Eenheidsstelsel: Roerende en onroerende nalatenschapsgoederen, gelegen in binnen- of
buitenland, worden alle door een en hetzelfde rechtsstelsel beheerst.43 En aangezien dit
uitgangspunt van de verordening ook in de andere lidstaten geldt, zal dat ene toepasselijke
erfrecht straks dus ook ten aanzien van het onroerende vermogen dat in andere lidstaten is
gelegen worden toegepast. Het alom bekende probleem van de aanknopingsovermacht ten
aanzien van bijvoorbeeld de Franse vakantiewoning zal daarmee tot het verleden behoren.
Er is voor de gewone verblijfplaats gekozen, omdat deze een nauwe en duurzame band
tussen de erflater en het betrokken land vertegenwoordigt. De bedoeling is dus dat de
erfopvolging wordt beheerst door een recht waarmee het nauw is verbonden.
Slechts wanneer door toepassing van buitenlandse erfrecht fundamentele waarden en
normen uit het eigen recht, bijvoorbeeld omtrent de gelijkheid tussen man en vrouw,
, dreigen te worden geschonden, is het inroepen van de openbare ordeexceptie
gerechtvaardigd
Uit deze overweging blijkt heel aardig wat met het invoeren van de Europese
erfrechtverklaring wordt beoogd: het bieden van een mogelijkheid aan erfgenamen,
legatarissen en executeurs zich eenvoudig in de andere lidstaten als zodanig te legitimeren.
Een dergelijke erfrechtverklaring dient door middel van een daartoe vastgesteld
standaardformulier te worden aangevraagd in de lidstaat waarvan de gerechten volgens de
verordening bevoegd zijn de erfopvolging ter hand te nemen
Regelgeving (zie AAe-Wetseditie):
• Art. 1-14 Rv.
• Art. 10:145-10:152 BW (Titel 12, Boek 10 BW).
• Erfrechtverordening (PbEU 2012, L 201/107).
• Uitvoeringsverordening Erfrechtverordening (PbEU 2014, L 359/30) (Brightspace).
• Haags Erfrechtverdrag 1989 (Trb. 1994, 49).
• Haags Testamentsvormenverdrag 1961 (Trb. 1980, 54).
• Uitvoeringswet Erfrechtverordening (Stb. 2014, 430).
Rechtspraak:
• HR 16 maart 1990, NJ 1991, 575 (Bredius) (AAe-Jurisprudentie, nr. I-3).
Uit de bewoordingen van het testament blijkt dat de bedoeling van de erflater is geweest dat
de gelegateerde collectie als één geheel in stand blijft en wordt geëxposeerd
• HvJ EU 1 maart 2018, zaak C-558/16, ECLI:EU:C:2018:138 (Mahnkopf) (Brightspace).
Prejudiciële verwijzing
Ruimte van vrijheid, veiligheid en recht
Erfopvolgingen en Europese erfrechtverklaring
Werkingssfeer
Mogelijkheid om het erfdeel van de langstlevende echtgenoot in de Europese
erfrechtverklaring op te nemen
Artikel 1, lid 1, van verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad
van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de
tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van
authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een
Europese erfrechtverklaring, moet aldus worden uitgelegd dat een nationale bepaling als die
welke in het hoofdgeding aan de orde is, die bij het overlijden van een van de echtgenoten
voorziet in een forfaitaire verrekening van de vermogensaanwas door een verhoging van het
erfdeel van de langstlevende echtgenoot, binnen de werkingssfeer van die verordening valt.