Successiewet en Estate Planning 2021/2022
Werkgroepopgaven week 5
NB opgave 4 van week 4 (C,D en E zullen eerst worden behandeld)
Opgave 1
Welke redenen kunnen worden aangedragen voor het bestaan van de fictiebepalingen in de
Successiewet 1956?
Voorkomen belastingontwijking: anders zou je via huwelijksvermogensrechten zaken
zo kunnen structureren dat het buiten de scoop van belasting blijft.
De Successiewet 1956 volgt in beginsel het civiele recht. Maar er zijn verkrijgingen die naar
het civiele recht niet aangemerkt kunnen worden als verkrijgingen krachtens erfrecht of
schenking, maar die in economisch opzicht vergelijkbaar zijn met verkrijgingen krachtens
erfrecht of schenking. Die economisch vergelijkbare handelingen worden door de
fictiebepalingen net zo behandeld als ‘echte’ verkrijgingen krachtens erfrecht of schenking
Opgave 2
Eric (41) en Natalie (43) zijn met elkaar getrouwd onder huwelijkse voorwaarden
(inhoudende ‘koude uitsluiting’) en hebben samen twee kinderen. Eric komt onverhoopt te
overlijden, zijn nalatenschap bedraagt € 900.000. De wettelijke verdeling is van toepassing.
In zijn testament is opgenomen dat de langstlevende echtgenoot over de
overbedelingsschuld een enkelvoudige rente is verschuldigd die gelijk is aan 6%
samengesteld, rekening houdende met haar statistische levensverwachting. Deze rente is,
net zoals de vordering, pas opeisbaar bij het overlijden van de langstlevende ouder.
Ten tijde van het overlijden van Eric is de statische levensverwachting van Natalie 40 jaar.
De enkelvoudige rente die hoort bij een samengestelde rente van 6% is dan 23,2%. Bij het
overlijden van Eric wordt de onderbedelingsvordering van ieder van de kinderen op de
nominale waarde gewaardeerd (€ 300.000) aangezien de enkelvoudige rente van 23,2%
gelijk is aan 6% samengesteld.
Schets de gevolgen voor de Successiewet 1956 bij het overlijden van Natalie drie jaar na het
overlijden van Eric.
Art. 9 lid 2 SW speelt hier: bovenmatige rente: 6% samengestelde rente berekend
300.000 x 1,06^3 = 357.304 euro per kind (= incl. vordering kinderen, excl vordering
kids = 57.304 euro) (= samengestelde rente)
300.000 x 23,2 x 3 jaar = 208.800 euro per kind aan te betalen rente, is te hoog, maar
wel de daadwerkelijk te betalen rente (= enkelvoudige rente).
Verschil ertussen wordt als fictieve verkrijging in aanmerking genomen:
208.800 – 57.304 = 151.496 euro per kind = fictieve verkrijging ex 9 SW
Uitwerking
Opmerking vooraf. In de casus wordt al aangegeven wat er is gebeurd bij overlijden van Eric: de
wettelijke verdeling is van toepassing. De L.L. verkrijgt alles onder verkrijging van een
overbedelingsschuld aan de kinderen/ de kinderen verkrijgen een onderbedelingsvordering op de L.L.
ter grootte van hun erfdeel en die bedraagt nominaal € 300.000 per kind (=civiele erfrecht). Er is
géén fictief vruchtgebruik want de enkelvoudige rente van 23,2% is gelijk aan 6% samengesteld, dus
fiscaal volgt civiel. Zowel L.L. als ieder kind is erfbelasting verschuldigd over € 300.000 (L.L. schiet de
erfbelasting voor).
, Wanneer Natalie drie jaar na Eric overlijdt: overbedelingsschuld bedraagt 2x € 300.000 en dan
bedraagt de rentelast op de overbedelingsschuld in het passief van haar nalatenschap 2 x € 300.000 x
3 jaar x 23,2% = € 417.600 (per kind € 208.800).
Bij een rente van 6% samengesteld zou de overbedelingsschuld PLUS de daarover verschuldigde
renteschuld na drie jaar afgerond hebben bedragen: 2x € 300.000 x 1,06^3 = € 714.609,60 (per kind:
€ 357.304,80).
DUS: renteschuld alleen: € 714.609 – 600.000 = € 114.609 (57.304 per kind).
Op grond van art. 9, tweede lid leidt dit tot een fictieve verkrijging bij het overlijden van Natalie van
de bovenmatige rente. Deze bovenmatige rente bedraagt per kind: € 208.800 -/- € 57.304 = €
151.496.
Deze fictieve verkrijging wordt gevoegd bij de werkelijke verkrijging uit de nalatenschap van Natalie.
Daardoor wordt de grondslag voor de erfbelasting gelijk aan de grondslag die zou zijn ontstaan indien
in het testament van Eric had gestaan dat de rente op de onderbedelingsvorderingen 6%
samengesteld bedraagt.
Opgave 3
Mark drijft samen met zijn zoon Kaj een vennootschap onder firma (VOF). De waarde in het
economisch verkeer van het aandeel van Mark in het vennootschapsvermogen bedraagt op
dit moment € 1.500.000, waarvan € 500.000 de waarde is van onroerend goed. In het
firmacontract is een overnamebeding opgenomen inhoudende dat bij het overlijden van
Mark, Kaj diens aandeel in het firmavermogen mag overnemen tegen een vergoeding van €
900.000. Deze vergoeding moet worden betaald aan de nalatenschap (de erfgenamen van
Mark).
Bereken de in het kader van de Successiewet 1956 belastbare verkrijging van Kaj als Mark
dit jaar zou komen te overlijden.
Het zijn familieleden van mekaar, dus 11 lid 5 SW toetsen (altijd beginnen met dit
artikel!)
Lid 2 jo. 7 lid 1 SW = 1,5 miljoen (lid 2) – 700.000 (7 lid 1) = 600.000 euro als fictief
legaat bij Kaj
900.000 euro gaat naar erfgenaam, maar is GEEN verkrijging krachtens erfrecht,
maar krachtens derdenbeding (= ovk) en kan wel in de heffing betrokken worden en
dus belast worden ex 13 lid 1 SW.
NB. Als er overdrachtsbelasting verschuldigd is, mag dit in mindering worden
gebracht van de verschuldigde erfbelasting: vrijstelling ex 12 lid 3 jo. 15 lid 1 onder b
Wet belastingen rechtsverkeer. Let dus altijd op bij toepassen art. 7 SW.
Ook kan soms schenkbelasting in mindering gebracht worden
Uitwerking
Kaj valt binnen de kring van verkrijgers als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de SW 1956. Als
gevolg hiervan is terzake van het overnamebeding artikel 11, lid 2 SW van toepassing. Als
gevolg hiervan wordt Kaj geacht € 1.500.000 fictief krachtens erfrecht te hebben verkregen
(fictief legaat). Hierop mag op grond van art. 7 lid 1 zijn tegenprestatie (€ 900.000) in
mindering worden gebracht. Dus Kaj moet erfbelasting betalen over een fictief legaat van
1.500.000 -/- 900.000 = € 600.000. Van het overgenomen firmavermogen komt € 600.000 (€
1.500.000 -/- 900.000) voor heffing in aanmerking.
Overigens, worden de erfgenamen van Mark geacht die € 900.000 vergoeding via het
derdenbeding op grond van het bepaalde in art. 13, lid 1 fictief krachtens erfrecht te hebben
verkregen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Notarieelrechtenstudent. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.