Successiewet en Estate Planning 2021-2022
Werkgroepopgaven week 1
Vraag 1
Volgens sommigen is de erfbelasting één van de meest gehate belastingen. Wat is uw visie
ten aanzien van de erfbelasting? Licht uw mening toe.
Tegen, bekeken vanaf de erflater: Je betaalt je hele leven al belastingen en dan moet
dat na je dood ook nog meer belasting betalen, vrijstellingen kinderen en
kleinkinderen is heel weinig
Voor, bekeken vanaf de verkrijger: Voor de verkrijger is het een extraatje en die heeft
er nog niets over betaald qua belastingen en er zijn vrijstellingen bijvoorbeeld voor de
partner en kinderen. Zijn draagkracht neemt toe en dat is reden om te heffen.
Vraag 2
Bent u het eens met deze stelling van RTL nieuws? Licht uw antwoord toe.
De hele rijken kunnen een dure adviseur inhuren, waarmee ze een grote besparing
kunnen realiseren wat dat tarief van de adviseur meer dan waard is. Armeren kunnen
dat geld vaak niet missen.
Belastingontduiking mag niet en wordt tegengegaan, dus in dat opzicht zijn de armen
niet zozeer achtergesteld
NB. Belastingontwijking màg geadviseerd worden door de adviseur.
NB. Recht van overgang is afgeschaft: is een heffing die gebaseerd is op ligging van
vermogen
Vraag 3
Bestudeer artikel 1a, 24, 32 en 33 SW 1956. Alsmede de navolgende passage uit een
document van de KNB (Input KNB voor Tweede Kamer verkiezingen 2021).
,Bron: www.knb.nl (Input Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie voor Tweede Kamer
verkiezingen 2021, maart 2020)
Vraag: Vindt u dat de erf- en schenkbelasting te veel zijn opgesteld voor de
traditionele gezinssituatie? Licht uw antwoord toe.
1a SW: heeft uitbreiding gemaakt voor gekwalificeerde samenlevende partner (eisen
voor voldoen samenlevende partner zijn niet van deze tijd). Ook stiefkinderen worden
gelijkgesteld met eigen kinderen. Dit is best modern.
Alle anderen die gevoelsmatig dichterbij staan dan kinderen, vallen buiten de boot,
bv. Neefjes/nichtjes. Ook LAT-relaties vallen buiten de boot.
Vraag: Hoe zou in de Successiewet 1956 meer rekening gehouden kunnen worden
met de moderne maatschappelijke wensen zoals deze hierboven worden
benoemd?
Vrijstelling hebben niet verplicht voor echtgenoot of kinderen, maar één bedrag voor
iedereen waarover de erflater zelf mag kiezen aan wie hij het toe zal wijzen.
Één tarief voor wie dan ook! Met misschien een hogere vrijstelling voor de
langstlevende dan.
Vraag 4
De Successiewet 1956 kan gekenschetst worden als een zogenoemde verkrijgingsbelasting.
Vraag: Wat wordt bedoeld met een “verkrijgingsbelasting”?
Belasting waar echt verkrijging van de verkrijger centraal staat.
Draagkrachtvermeerdering.
Vraag: Waar in de SW 1956 treft u bepalingen aan die kenmerkend zijn voor een
verkrijgingsbelasting?
, Overal waar verkrijger staat: 1, 5, 24, 32, 33, 36 SW
Vraag: In de SW 1956 treft u echter ook bepalingen aan die juist niet in lijn zijn met
een (zuivere) verkrijgingsbelasting. Noem deze en licht kort toe waarom zij
niet in lijn zijn met een (zuivere) verkrijgingsbelasting.
1, 3 SW/4 AWR
Vraag: Anglo-Amerikaanse landen richten zich juist niet op de verkrijger. Waar richten
deze landen hun belasting dan wel op en wat houdt het in?
Boedelbelasting: kijken naar de boedel. Boedel wordt eerst afgewikkeld en dan pas
krijgen de erfgenamen hun aandeel.
Successiewet en Estate Planning 2021/2022
Werkgroepopgaven week 2
Vraag 1
De heer Janssen, woonachtig in Amsterdam, schenkt in 2021 een bedrag van € 50.000 aan
zijn 42-jarige dochter Marieke. Marieke is ongehuwd en woont niet samen. De heer Janssen
heeft niet eerder een bedrag aan zijn dochter geschonken.
A. Wordt deze schenking als een belaste schenking aangemerkt voor de heffing van
Nederlandse schenkbelasting?
Gaat om Nederlandse schenker (kijken naar woonplaats van degene die gaat
schenken) Art. 1 lid 1 onderdeel 2 SW wordt schenkbelasting geheven bij
verkrijger (= verkrijgingsbelasting)
Fiscaal: Waar wij spreken van een schenking, bedoelen we civielrechtelijk de
gift.
Schenking is ex boek 7:175 iedere overeenkomst (moet dus aanbod en
aanvaarding gaan) die om niet geschiedt.
DUS: Schenking is belast!
B. Zo ja, welk tarief is van toepassing?
Art. 24 eerste kolom SW; 10% tarief voor vader die schenkt aan dochter.
C. Kan in casu een beroep worden gedaan op één of meerdere vrijstellingen? Zo ja,
geef aan op welke vrijstellingen een beroep kan worden gedaan?
Art. 33 onderdeel 5 SW; jaarlijks 6604 euro vrijstelling is er altijd, maar tussen
18-40 kan de jaarlijkse vrijstelling één keer worden verruild voor een hoge
vrijstelling: dus ofwel gewone vrijstelling of een bijzondere vrijstelling voor een
opleiding/een eigen woning.
in casu betekent dat: de begiftigde (dochter) is ouder dan 40 jaar oud en dan
kan er geen gebruik meer worden gemaakt van de grote vrijstelling.
D. Bereken de verschuldigde belasting.
50.000 euro vrijstelling (6604) van af halen vervolgens tarief toepassen
(valt in eerste schijf; max 128.751) en daar doe je 10% over, waardoor je
uitkomt op 4339,60 euro (altijd afronden naar beneden; dus 4339 euro).
E. Verschilt uw antwoord onder C indien Marieke gehuwd is met de 38-jarige Joël?
Zo ja, bereken de verschuldigde belasting.
Als je een partner hebt van jonger dan 40 jaar, dan mag je de vrijstelling zelf
gebruiken, zie Besluit van 29 november 2018 en systematiek vd wet (26 lid 1
SW), want echtpaar/samenwoners wordt als één en dezelfde persoon gezien,
, omdat je anders twee keer een vrijstelling zou kunnen geven (bv. Vader en
moeder die elk vrijstelling aan kind geven).
LET WEL: fiscaal partnerbegrip!!
Fiscaal partnerbegrip:
- Ongehuwde samenwoners – Besluit 5 juli 2010, onderdeel 3.5
- Zes maanden (in geval erfbelasting) en twee jaar (in geval
schenkbelasting)
- Beiden meerderjarig
- Inschrijving op hetzelfde woonadres
- Notariële samenlevingsovereenkomst met een wederzijdse
zorgverplichting (= niet noodzakelijk indien beiden een onafgebroken
periode van vijf kalenderjaren op hetzelfde woonadres staan
ingeschreven)
- Geen bloedverwanten in de rechte lijn
- Niet met een ander aan de voorwaarden voldoen
Dan wordt 50.000 euro je kunt uitgaan van de eenmalige vrijstelling die
altijd geldt ad 26.881 euro, dan houdt je over een belastbaar bedrag van;
23.119 euro en daar dan 10% van wordt 2311 euro uit te betalen
schenkbelasting. Wordt het voor een eigen woning gebruikt, dan dient het geld
ook echt binnen drie jaar daar aan besteed te worden.
Vraag 2
Mevrouw Wittner, woonachtig in München, heeft de Duitse nationaliteit. Zij heeft nimmer in
Nederland gewoond. In april 2021 verricht zij een schenking aan een goede vriendin
woonachtig in Rotterdam. Deze vriendin verkrijgt een juwelencollectie met een waarde van
€ 150.000. Voor de vriendin van mevrouw Wittner heeft deze collectie echter een
onschatbare waarde.
A. Is de vriendin van mevrouw Wittner in Nederland schenkbelasting verschuldigd?
Nee, want er wordt naar Nederlands recht gekeken naar de woonplaats van
de schenker. De schenker zal in Duitsland belasting verschuldigd zijn.
(Duitsland: Dubbel begrip: Zij schenken op het moment dat de schenker daar
woont als wanneer de verkrijger daar woont.
DUS als die NL’se vriendin een schenking zou doen aan die Duitse
vriendin, dan zou er dubbel geheven worden.)
10-jaars termijn is niet relevant, omdat ze Duitse nationaliteit heeft (mocht er
niet gestaan hebben dat zij nimmer in Nederland gewoond heeft) en deze
termijn zich slechts richt op Nederlanders.
B. Zo ja, welk tarief is van toepassing?
Nvt.
C. Veranderen uw antwoorden onder A en B als mevrouw Wittner van 2012 tot en
met eind 2020 in Nederland heeft gewerkt en gewoond? Zo ja, hoe luiden uw
antwoorden dan?
- Nog steeds Duitse nationaliteit, art. 3 SW; woonplaatsfictie. Lid 1 niet van
toepassing, maar lid 2 wel, want die is van toepassing op iemand van
buitenlandse nationaliteit die hier wel gewerkt/gewoond heeft. Schenking van
EENIEDER met een buitenlandse nationaliteit die in Nederland heeft
gewoond, dan word je nog 1 jaar gevolgd voor die schenking;
- Schenking is in NL belast!
Derde tarief ex 24 lid 1 SW is van 30-40% is van toepassing, geheven over de
waarde van economisch verkeer ex 21 lid 1 SW: 150.000 euro. Daarvan de
jaarlijkse vrijstelling vanaf halen (art. 33 lid 7 SW) = bedrag van 3244 euro.
Dan houdt je over een bedrag van 146.756 euro en daar ga je mee rekenen.