Samenvatting psychologie als wetenschap
Hoorcollege 1
Niet-wetenschap: beweert ook geen wetenschap te zijn, dus zolang iemand niet claimt dat
het waar is en toetsbaar
Pseudowetenschap: claims die beweren wetenschappelijk te zijn, terwijl ze dit niet zijn (bijv.
d.m.v. niet-transparant systematisch onderzoek doen)
Voor de wetenschap moet je een kritische en constructieve houding (bijv. hoe iets beter kan) hebben
Transparant: het onderzoeksproces is stap voor stap helder en volledig beschreven
Reproduceerbaar: het onderzoek kan nog een keer uitgevoerd worden precies zoals het
eerder ook is uitgevoerd
Replicatie: een studie vindt hetzelfde resultaat als een eerdere studie (het is mogelijk te
reproduceren, zonder repliceren)
Observaties theorie (samenhang observaties), zodoende integrerende rol
Hypotheses kunnen bijv. gegenereerd worden door: introspectieve zelf-analyse, opmerken van
patronen, opmerken van (onverwachte) uitzonderingen op patronen, bestaande theorie toepassen
op nieuwe fenomenen
Voorspellende rol van theorie:
Als data overeenkomt met de theorie, betekend dit nog niet
dat de theorie waar is
onderdeterminatie: als je een patroon in de data ziet, zijn
er altijd meerdere verklaringen
Een correlatie impliceert geen oorzakelijk verband
Psychologie: de wetenschappelijke studie van het
brein, cognitie, en gedrag
o Brein: structuur en functioneren van de
hersenen
o Cognitie: informatieverwerking (waarneming, gedachten, emoties, gevoelens, etc.)
o Gedrag: alle acties van het lichaam (lopen, blozen, pupilveranderingen, harslag)
Mensen hebben verschillende intuïties over wetmatigheden, maar wat klopt nou…hiervoor kun je
wetenschap gebruiken
Concepten:
Theorie: een set van onderling verbonden claims die toetsbaar is (deels of geheel)
Hypothese: een claim over de relatie tussen constructen/concepten die volgt uit een theorie
o Variabelen: observaties die verschillende waarden kunnen aannemen
Voorspelling: een verwacht patroon van data in studieopzet (op basis van hypothese)
o Data: records van observaties
Bij onderzoek is helderheid en precisie nodig, bijv. kijken naar de difinities/concepten. Ook is kritisch
nadenken, kunnen omgaan met onderzekerheid en analytisch denken nodig.
, Jingle denkfout: ten onrechte aannemen dat dingen hetzelfde zijn omdat deze met dezelfde
term worden aangeduid (bijv. adaptief in biologie vs psychologie)
Jangle denkfout: ten onrechte aannemen dat dingen verschillen omdat deze met
verschillende termen worden aangeduid (bijv. sensitieve- en kritiekeperiode)
Theorieën zijn nuttige abstracties, ze nemen een gedeelte van de info mee, waar ze zich op focussen
Bij wetenschap moet je ook perspectieven integreren, om het geheel te zien
Multi- en interdisciplinariteit tussen vakgebieden:
Disciplinair: gwn 1 vakgebied
Multidisciplinair: mensen uit verschillende
vakgebieden werken samen met verschillende
methodologie (zelfde fenomeen apart onderzoeken)
Interdisciplinair: samenwerken om een fenomeen te
onderzoeken (vakgebieden laten overlappen)
Transdisciplinair: wetenschappers uit verschillende
vakgebieden werken samen aan een vraagstuk uit
de samenleving
Hoorcollege 2
Wetenschapsfilosofie houdt zich bezig met:
Wat kwalificeert als wetenschap
niet-wetenschap (iemand zegt dat hij geen wetenschappelijke uitspraak doet)
wetenschap: mensen zijn het erover eens dat het is onderzocht a.d.h.v. de regels van de
wetenschap, qua onderzoeksmethoden etc.
pseudowetenschap: iemand beweert een wetenschappelijke uitspraak te doen, maar
houdt zich niet aan de spelregels van wetenschap
Geloof vs wetenschap
Hoe wetenschap te bedrijven
mertoniaanse normen (goede manieren om wetenschap in sociale omgeving (niet alleen)
te bedrijven:
o Communisme (het is goed om je ideeën/data openbaar te maken, iedereen moet
erbij kunnen)
o Universialisme (het moet niet uitmaken wie de uitspraak doet)
o Belangeloosheid (onderzoeker moet geen belang hebben bij de uitkomst van het
onderzoek)
o Georganiseerde skepsis (altijd kritisch zijn)
Het doel van wetenschap
bijv. vermeerderen van kennis, het beschrijven en begrijpen van de wereld
bijv. bijdragen aan de welvaart en welzijn van mens en maatschappij
bijv. bijdragen aan technologische vooruitgang
bijv. ondersteunen van geloof of (politiek) doel
Een wetenschapper wil uitspraken doen die waar zijn, hier kun je bijv. deductie voor gebruiken
Deductie: gebruik van logica (premisses en conclusie, dan logische gevolgtrekking (valide)). Als de
inhoudt van de premissen niet klopt, is het wel een logische gevolgstrekking, dus valide, maar dan is
,het nog niet waar)
Om te kijken of een premisse waar is moet je observeren en hoe vaker je dezelfde observatie doet,
hoe groter de waarheid van je uitspraak
Inductie: o.b.v. een waarneming doe je een algemene uitspraak (je toets de waarheid o.b.v. hoe vaak
je dezelfde observatie doet)
Positivisme zegt dat m.b.v. observaties de enige manier is om wetenschap te bedrijven en zo een
model beschrijft
(Metafysisch) realisme: er bestaat een externe, van onze geest en waarneming onafhankelijke
wereld
Epistemologisch realisme: wij kunnen objectieve kennis krijgen van de externe werkelijkheid (wij
kunnen hem zo beschrijven als dat de wereld echt is)
Inductieprobleem: je kunt nooit alle observaties doen om te bewijzen dat iets waar is
Falsificatie: met zekerheid zeggen dat een conclusie niet correct is
Demarcatie: wat wetenschap scheidt van niet wetenschap. Alleen een theorie die falsifieerbaar is, is
wetenschappelijk
Manieren om wetenschap te bedrijven zijn dus: inductie, deductie en falsificatie
Algemenere uitspraken zijn sterkere wetenschappelijke theorieën dan specifieke
Ad hoc (verklaring): falsificaties uit de weg gaan, wetenschapper verzint een reden waarom de
falsificatie niet klopt
Observaties zijn subjectief, wat een probleem is voor falsificatie, daarom moeten we volgens Popper
publieke toetsbare observaties doen, maar alsnog…observaties zijn theorie-afhankelijk (ligt eraan
vanuit welke richting/vakgebied je denkt. Volgens Popper moeten we toe naar basis-observaties (die
niet anders waargenomen kunnen worden).
Mensen zijn zo stug/koppig, dus accepteren falsificatie vaak niet
Volgens Lakatos hebben wetenschapsprogramma’s een harde kern (hier kom je
gwn niet aan, neem je aan) en beschermgordel (hier doe je uitspraken, die de
harde kern beschermd
positieve heuristiek: onderzoek dat de theorie versterkt
negatieve heuristiek: onderzoek dat de harde kern aantast (niet doen)
Volgens Lakatos is het een succesvol programma als er : een harde kern is, er
samenhang is, leidraden voor onderzoek, of er nieuwe ontdekkingen worden
gedaan, is het bruikbaar (in deze gevallen in het wetenschappelijk)
Soms is er een concurrerend onderzoeksprogramma (bijv. cognitie op behaviorisme), wat ook zorgt
voor een omwenteling
Kuhn: paradigma’s en cycli:
paradigma’s hebben:
- grondbeginselen (kracht)
- wetten en aannames
- vast instrumentatrium (iedereen gebruikt zelfde methodes
- voorschriften (van hoe onderzoek bedrijven)
, Demarcaties:
Feyerabend zegt dat
demarcaties onzin zijn.
Een wetenschapper
geloofd in een theorie.
Iemand die op zoek is
naar kennis bepaald zelf
hoe hij dit doet
Hoorcollege 3
Replicatiecrisis: replicatie studies met veel gevonden effecten of relaties konden niet worden
gerepliceerd (ging vooral over studies die over onbewustzijn gaan (maar het meeste gebeurt bewust
in ons))
Ethiek:
Wetenschap is heel belangrijk in de maatschappij en bij falende replicatie, heb je tijd/geld
weggegooid van wetenschappers/lezers/publiek/maatschappij en er kunnen verkeerde besluiten op
gedaan worden, op de valse kennis. Specifieker: nutteloze wetten of behandelingen etc. kunnen erop
gebaseerd worden.
Mogelijke oorzaken replicatiecrisis:
- wetenschapscultuur
- complexiteit van het brein (en psyche en gedrag)
Qua observering kunnen er dingen fout gaan door 1) ruis, of door 2) interpretatie, 3) aandacht (we
kunnen niet alles tegelijk zien), 4) omgeving die invloed heeft
Qua introspectie kunnen er dingen fout gaan,1) omdat mensen een beperkt werkgeheugen hebben,
2) veel op basis van lichamelijke reacties (bijv. emoties)
Wisselwerking:
Dualisme: (fysiek) gedrag komt voort uit een immateriële geest
Fysicalisme: gedachten/gedrag komen voort uit (fysieke) brein (meet wat je ziet, want wat je
denkt is onbetrouwbare interpretatie) – observatiemethoden
Idealisme: de omgeving is een interpretatie van zintuigen
Mentalisme: meet wat je denkt, want wat je ziet is een onbetrouwbare sensorische meting -
introspectiemethoden
Bij fysicalisme licht de nadruk dus op fysiek zichtbaar bewijs:
Empiricisme → empirisch bewijs (ervaringen = kennis)