IUW Hoorcolleges + samenvatting teksten voor deeltentamen 1
1.Hoorcollege 1
Tradities in communicatieonderzoek
- Cybernetische traditie (wiener); communicatie als informatieproces, onderlinge
afhankelijk
De wetenschap die zich bezighoudt met besturing van
biologische en mechanische systemen met behulp van
terugkoppeling (feedback)
- Regelsystemen, interactie en feedback
- Wiskundig gereedschap voor modelvorming.
- Oorsprong vanuit radio, tv, satelliet, internet
- Deel Tradities:Informatietheorie, Systeemtheorie,
Signaaltheorie, Elektrotechniek, …
- Namen: Wiener, Shannon, Morse, Markov (Wiener en Shannon gevraagd op
tentamen)
- Retorica , dialectica en analytica; communicatie als praktische kunst; “wie heeft gelijk”
- Oorsprong van de argumentatietheorie
- Eerste verklaringen van wereldbeeld zonder goden (bijv atomen)
- wanneer is iets waar? Wat is een goede argumentatie
- Aristoteles:
- Analytica: Logica, redeneren
- Dialectica: Argumentatietechniek (wat voor soort setten in de dialoog,
waarom zeg je iets op een bepaald moment.)
- Retorica: Leren van overtuigend spreken, bijv gezichtsuitdrukking
- Semiotiek
Onderzoek naar tekens en symbolen
- Vooral naar de betekenis van tekens (Toepassingen in muziek, film, taal,
literatuur)
- Relaties (interpretant, representatum, designatum)
- Vorm: Iconen, indices, symbolen
- Namen; Charles Sanders Peirce, Ferdinand de Saussure, Charles Morris,
- socio psychologische traditie
- – Benadrukt expressie, interactie en invloed
- • Socioculturele traditie
- – Communicatie als lijm van de maatschappij
- • Kritische traditie
- – Focus op macht en onderdrukking
Communicatie: Gemeenschappelijk idee tussen meerdere entiteiten
, Communicatiemodellen
= abstracte schema’s van gekoppelde elementen die een systeem vormen en waarbij
dikwijls gebruik gemaakt wordt van symbolen in de vorm van stroomdiagrammen en
schema’s om de samenhang tussen de verschillende elementen weer te geven
- Zo begrijpen we beter de belangrijke onderdelen van domein.
- VB Elementen in communicatie: de gesprekspartners, het communicatiekanaal en de
context van het gesprek.
- Het is belangrijk je te realiseren dat modellen altijd maar een deel van de
werkelijkheid presenteren om de nadruk te leggen op bepaalde onderdelen
MMC= Mens-mens communicatie
CCC= Computer-computer communicatie
HCI/ MC-c= Mens computer communicatie
dyadische communicatie= Communicatie tussen 2 personen
grapevine= informele netwerk
5 Communicatie Modellen
A & B: Entiteiten (subjecten, partners, planten, dieren, mensen)
I : Boodschap
Kanaal: mond, wifi, Medium (modaliteit)
Context: Omgeving (scène, dat gele)
- Fysieke context (samen buiten zijn, groep chirurgen die operatie uitvoeren)
- Sociale context (gesprek, maar je snapt context niet waar het over gaat> verandert
interpretatie van zinnen)
1. het basismodel
- zender communiceert boodschap via kanaal naar ontvanger.
- Niet altijd even duidelijk waar de grenzen liggen tussen kanaal en entiteit. Immers,
begint het kanaal van een gesproken boodschap bij de mond of moeten we al met de
zenuwen beginnen die de mondspieren aansturen?
- Verbale vs non-verbale (afgeleid uit waarneembare eigenschappen, zoals
gezichtsuitdrukkingen, lichaamshouding of aanraking) communicatie
, 2. Basismodel van Shannon (informatietheorie)
- Uitbreiding op het basismodel:
- A wordt nu bron (genereert boodschappen) en zender
- B ontvanger en bestemming.
- aan het kanaal ruis toegevoegd.
- Extra laag voordeel:
- De introductie van de extra laag in Figuur 2 maakt het nu mogelijk om een
onderscheid te maken tussen de inhoud en de codering van de boodschap
- Ruis: Signalen kunnen verstoord raken
- Er moet dus rekening gehouden worden met ruis en rekening gehouden worden met
dat we de zender en ontvanger op elkaar afstemmen. Kan op 2 manieren:
1. Codering: Optimaal codes bedenken → korte codes versturen (meest
voorkomende letters, bij ‘e’, kort maken (mors) ) → minder ruis
2. Redundantie ;informatie toevoegen zodat je boodschap kan reconstrueren
- Pariteitscheck; toevoeging extra bit (ontvanger checkt of het even of oneven is)
- Checksum – tel alle 1-nen op en voeg totaal toe
- Cyclic redundancy check - bericht (getal) gedeeld (met modulo-2) door binair
getal. De rest van de deling wordt meegezonden. Ontvanger doet hetzelfde
en vergelijkt rest met rest van de zender.
3. het lagenmodel
- in de verwerking van informatie verschillende lagen ontdekken
- +; onderscheid maken tussen verschillende processen die zich intern afspelen
binnen een bepaalde entiteit
- + verschijnselen in communicatie beter te verklaren
- Het ‘hoogste’ niveau representeert de bedoeling van de spreker.
Mens mens communicatie (LINKS)
(spraaksignalen, je kan aan je stem horen dat iets een vraag is) computer communicatie
, 4. het driehoeksmodel
● maakt onderscheidt tussen symbolische interactie
(intentioneel) en fysieke interactie (niet-intentioneel
signalen) mbv virtuele kanaal
W: Fysieke wereld/ interactie (tegen een kopje kun je niet
praten)
- Naast een directe, fysieke interactie hebben we dus ook
een niet-fysieke, meer indirecte interactie
- onderscheid tussen de wereld en een interpretatie van of
kennis over de wereld.
- Deze kennis moet goed te begrijpen zijn^.
- Verschil uitgedrukt met de termen object (fysiek)
en subject (afbeelding/ geheugen/ kennis)
5. het netwerkmodel
Meer dan 2 communicatiepartners
- Computernetwerken, organisatienetwerken
Types informatieflow
conventioneel;
afspraken over
gemaakt bijv
duimpje steken.
Niet conventioneel:
geen afspraken over
gemaakt (bijv tikken op
horloge als je weg wil)
Zolang we nog geen interpretatie hebben meegegeven aan de informatiestromen in termen
van symptomen of tekens spreken we ook wel over signalen. Signalen zijn dus