Casus 1: Peuter Onno
de functies van de pleura beschrijven.
De pleura is het longvlies rondom de longen. De pleura is een gesloten zak van sereus membraan die
een kleine hoeveelheid sereuze vloeistof bevat. De pleura bestaat uit twee lagen
De eerste laag: pleura visceralis zit vast aan de long
De tweede laag: pleura parietalis zit vast aan thorax
Zorgt ervoor dat de beweging van de longen tijdens ademhaling zonder wrijving verloopt.
de pulmonale bloedtoevoer beschrijven.
Truncus pulmonalis splitst zich in arteria pulmonalis dextra en arteria pulmonalus sinistra
- wanden en capillairen bestaan uit één laag epitheelcellen
zuurstofarm bloed naar longen via arteria pulmonalis
zuurstofrijk bloed van longen naar hart via venae pulmonalis
de invloed van het autonome zenuwstelsel op de gladde spiercellen van de bronchiolen
uitleggen.
De nervus vagus stimuleert samentrekking van gladde spieren in bronchiale boom
bronchoconstrictie (parasympatisch).
Sympathische prikkeling leidt tot relaxatie van gladde spieren en veroorzaakt bronchodilatatie.
de normale ademfrequentie in rust benoemen.
Volwassene (in rust): 12-15 ademhalingen per minuut
een definitie geven van de termen compliantie, elasticiteit en luchtwegweerstand.
Compliantie
Uitzetbaarheid van de longen inspanning die nodig is om alveoli op te blazen.
- stijfheid is tegenovergestelde
Elasticiteit
Vermogen van de long om na elke ademhaling weer zijn oorspronkelijke vorm aan te nemen.
Luchtwegweerstand
Als deze toeneemt, bijv. tijdens bronchoconstrictie, is er meer ademinspanning nodig om de longen
te vullen.
de voornaamste longvolumes en longcapaciteiten beschrijven.
Terugvolume (TV): hoeveelheid lucht die in en uit de longen stroomt tijdens iedere
ademhalingscyclus (ong 500 ml)
Inspiratoir reservevolume (IRV): extra hoeveelheid lucht die tijdens maximale inspiratie door de
longen geïnhaleerd kan worden bovenop normale TV
Inspiratoire longcapaciteit (IC): hoeveelheid lucht die met maximale inspanning ingeademd kan
worden.
- TV + IRV
Functionele residuale capaciteit (FRC): hoeveelheid lucht die aan het einde van een rustige expiratie
achterblijft in de luchtwegen en de alveoli.
Expiratoir reservevolume (ERV): grootste hoeveelheid lucht wat uit de longen gedreven kan worden
tijdens maximale expiratie.
Residuaal volume (RV): hoeveelheid lucht die in de longen achterblijft na gedwongen expiratie.
,- kan niet direct gemeten worden.
Vitale longcapaciteit (VC): maximale hoeveelheid lucht wat in en uit de longen kan stromen.
-VC = Ademvolume + IRV + ERV
Totale longcapaciteit (TLC): maximale hoeveelheid lucht die de longen kunnen bevatten.
- ca. 6 liter
Alveolaire ventilatie: hoeveelheid lucht die per minuut in en uit de alveoli stroomt.
- Alveolaire ventilatie = TV – anatomische dode ruimte x ademsnelheid
het onderscheid tussen kleincellig en niet-kleincellig longcarcinoom benoemen.
Niet-kleincellig longcarcinoom (NSCLC)
- 4 op de 5 patiënten met longkanker heeft deze vorm
- overlevingskans is beter dan andere variant
- tumorcellen zijn even groot of groter dan normale longcellen
- tumorcellen delen langzamer vergeleken met andere longvariant
Kleincellig longcarcinoom (SCLC)
- 1 op de 5 patiënten met longkanker heeft deze vorm
- slechtere prognose
- tumorcel is kleiner dan oorspronkelijke longcel
- tumorcellen delen zich snel
- bij klachten (en diagnose) vaak al gemetastaseerd
de definitie, risicofactoren, etiologie, pathofysiologie, symptomen, diagnostiek,
behandeling, complicaties, prognose en preventie van longkanker beschrijven.
Longkanker (longcarcinoom): kwaadaardige aandoening van het weefsel in de longen.
- vanaf leeftijd 35 neemt incidentie toe, vaak bij mensen van 60 jaar en ouder, vaker bij
mannen.
Risicofactoren
Roken, meeroken, blootstelling aan schadelijke stoffen (fijnstof, asbest en straling) en genetische
factoren. Andere longziekten zoals COPD, kunnen het risico op longkanker vergroten.
Etiologie
Ongeveer 85% van alle gevallen van longkanker is het gevolg van roken. Ongeveer 15% van alle
zorgvragers met longkanker heeft nooit of nauwelijks gerookt mutaties in DNA.
Pathofysiologie
DNA van cellen in longen verandert door langdurig inademen van carcinogene stoffen ontstaan
kankercellen.
- kleincellig en niet-kleincellig longcarcinoom
Longtumoren kunnen de luchtwegen vernauwen en zorgen voor obstructie van bronchiën sputum
hoopt zich op in achterliggende longweefsel ontstaan infectie.
Tumoren kunnen ook bloedvaten in de longen aantasten ophoesten bloed (hemoptoë)
Longkanker kan lymfogeen metastaseren naar regionale lymfeklieren, zoals in mediastinum, en
hematogeen naar o.a. lever, botten en hersenen.
Symptomen
Symptomen ontstaan geleidelijk in beginfase nauwelijks symptomen of alleen algemene
symptomen.
, Wanneer de longkanker op basis van de symptomen ontdekt wordt, is deze vaak al in een
vergevorderd stadium.
Meest voorkomende symptomen:
Specifieke symptomen van longen en thorax: hardnekkige en langdurige prikkelhoest,
hemoptoë, wheezing en kortademigheid. Soms pijn op de borst, in de rug of schouderregio
en zwelling van nek en gezicht.
Algemene symptomen van kanker: koorts, vermoeidheid, een verminderde algehele conditie,
gebrek aan eetlust en gewichtsverlies zonder duidelijke aanleiding.
Symptomen door metastasen: misselijkheid, (bot)pijn, fracturen en neurologische
verschijnselen.
Diagnostiek
Het maken van een X-thorax en vaststellen locatie tumor met een CT-scan (soms gecombineerd met
PET-scan).
Diagnose bevestigd met cytologisch en histologisch onderzoek. Een punctie of biopt kan
endoscopisch via de slokdarm (endo-echoscopie) of via de luchtwegen (bronchoscopie) worden
uitgevoerd.
Voor stadiëringsonderzoek worden o.a. vaak echografie van de bovenbuik, PET-scan,
skeletscintigrafie (botscan) en MRI-scan van hersenen ingezet.
Behandeling
Behandeling hangt af van type, plaats en stadium van de tumor.
Beginstadium: operatie met postoperatieve chemotherapie en/of radiotherapie.
Latere stadia: palliatieve behandeling met combinatie van chemotherapie, radiotherapie en
immuuntherapie.
Endobronchialetherapie minder invasief dan opereren met een beter behoud van longfunctie.
↳ tumor verwijderd, weggebrand of bestraald
doelgerichte of immuuntherapie
Complicaties
Bij obstructie van bronchiën kan pneumonie ontstaan.
Doorgroei binnen de thorax kan leiden tot aantasting van de n.laryngeys recurrens, met heesheid tot
gevolg.
Aantasting van vena cava superior stuwing in het gezicht en nek
Aantasting slokdarm slikklachten
Aantasting diafragma ventilatieproblemen.
Ingroei in pleuraholte veroorzaakt pleuritis carcinomatosa met pleuravocht met dyspneu tot gevolg
Prognose
Gemiddelde vijfjaarsoverleving van zorgvragers met longkanker is 17%
Vijfjaarsoverleving van niet-kleincellig longcarcinoom varieert van 60% in stadium 1 tot 4% in stadium
4.
Vijfjaarsoverleving van kleincellig longcarcinoom varieert van 36% in stadium 1 tot 2% in stadium 4.
Preventie
Stoppen met roken, vermijden van meeroken en vermijden van (beroepsmatige) blootstelling aan
carcinogene stoffen.
specifieke (voor)zorgen bij toepassing van farmacotherapie bij kinderen verklaren.