Cytologie
Les 1:
Exfoliatieve cytologie: Cellen
die spontaan loslaten, bijv.
huid of cellen in urine
Punctie cytologie: Cellen
verkregen via een holle
naald, bijv. bij een zwelling
HPV (zie ook tutortaak 1)
Cervix= baarmoederhals
mond
HPV infectie gaat tot in de
basale laag, hierdoor
ontstaat een verkeerde
differentiatie.
Verstoorde differentiatie
Verschillende pap-klassen
1. Normale cellen, kleine kern veel cytoplasma
2. Afwijking: ATI, grotere kernen
3. Kernen nog groter, geringe dysplasie en witte holtes rondom kern door tumorale
papilonavirus
4. Veel naakte kernen, hyperchromatisch (donker gekleurd). Cassinove insitu?: stage voor
kanker
1.
1.
1.
1.
1.
1.
1.
1. Baarmoeder
2. Blaas
3. Rectum
4.
Baarmoederholte
5. Eileider
6. Trechter
, 7. Baarmoederwand (specifiek miometrium)
8. Endocervicale kanaal
9. Ectocervix (buiten), endocervix (binnen
10. Vagina 11. Eierstok/ovarium
Fixatie en kleuring van uitstrijkje
Dunne laag methode: materiaal van borstel direct in potje met fixatievloeistof
Fixatie vloeistof: basis ethanol 96%
PAP kleuring: heamatoxylline, orange gold en E.A. (eosin, light green, bismarck brown)
Wordt ook toegepast op longmateriaal
Hoe ga je diagnose geven? Kijken naar eigenschappen cel
1. Cytoplasma= kijken naar grootte, vorm, locatie, kleur, dichtheid en inclusies
2. Kern= grootte, vorm, locatie, nucleoli, chromatine granula (grootte fijn/grof, verdeling,
hoeveelheid, chromocentra, marginatie)
3. Kern-cytoplasma ratio
4. Ligging
Oppervlakkige plaveiselcellen
Grote polygonale cellen
Cytoplasma: eosinefiel (roze), transparant, soms kleine granula
Kern: klein, pycnotisch (zwart) , centraal gelokaliseerd, rond/ovale vorm
Intermediaire plaveiselcellen
Grote polygonale cellen
Cytoplasma: cyanofiel (blauwgroen), transparant
Kern: klein, ovaal, vesiculair, groter dan kern van opp. plaveiselcel
Endocervicale cilindercellen
Grootte: ongeveer ¼ van plaveiselcel
Vorm: cilinder
Cytoplasma: cyanofiel
(blauwgroen), licht
gevacuoliseerd, cilia
Kern: relatief groot,
exentrisch, chromatine (fijne
granula), regelmatig
verdeeld, micro-nucleoli
Ligging:
Bloedcellen
Meestal (neutrofiele) granulocyten
(zie powerpoint oefeningen herkennen cellen)
Luchtwegen:
Bovenste luchtwegen = Plaveiselepitheel en respiratoir epitheel
Neusholte= plaveisel – cylinderepitheel
Keelholte (farnyx)= plaveisel
Mondholte= plaveisel
Strottenhoofd (larnyx)= cylinderepitheel
Stembanden= plaveiselepitheel