Vroegmoderne letterkunde samenvatting
Romy Verschoor
Week 1: De renaissance
Burckhart; ‘..’ Hoe de renaissance een stroming werd. De renaissance was een ‘breuk’ met de
middeleeuwen. De focus veranderde van de groep naar het individu. We bevinden ons in de vijftiende
eeuw, de Nederlanden waren in het bezit van Karel V. Erasmus werd geboren in 1466 als onwettig
kind, dit betekende dat ..Zijn vader stuurde Erasmus naar een humanistische school in Deventer. De
humanistische cultuur is een stroming naar het voorbeeld van Petrarca. Hij schreef sonnetten waarin
een belangrijke rol was weggelegd voor de liefde. De drie pijlers van het humanisme zijn: ad fontes,
onderwijs en de Christelijke humanist. Ad fontes staat centraal de hele renaissance centraal. Er wordt
teruggegrepen naar de klassieke oudheid, want dit was het toppunt van de literaire ontwikkeling. Na
een aantal andere scholen komt Erasmus in Parijs terecht waar hij theoretisch religie studeert. Later
schreef hij Lof der zotheid. Middels dit boek maakt hij de katholieke kerk belachelijk. Erasmus
schreef veel onderwijsteksten. Het doel van deze teksten was het aanleren van het Latijn en
tegelijkertijd leerden de scholieren hoe ze zich moesten gedragen. Deze onderwijsteksten werden
vertaald door rederijkers. Rederijkers hadden een oorsprong in de Middeleeuwen. Het waren clubjes
die literatuur produceerden en duelleerden middels deze literatuur. ‘Erasmiaanse’ rederijkers vonden
zowel vorm als inhoud van belang; belang van taal, discussie en debat, maatschappijkritiek en humor.
De reformatie
Luther was radicaler dan Erasmus. Luther pleitte voor de splitsing van de kerk. Erasmus wilde het
geloof hervormen. Werken van beiden werden verboden. Luther en Calvijn bundelden de krachten en
de reformatie kwam op gang. Dit leidde tot politieke spanning die uitmondde in de beeldenstorm
(1566). Alva voerde de Bloedraad in, dit leidde tot verzet. Dit verzet was gegrond op: religie,
inperking van de autonomie en onderdrukking. In 1567 werd klacht van de vrede van Erasmus
gepubliceerd. Erasmus was toen al overleden. De klacht is: onchristelijk, economisch onverstandig,
tegennatuurlijk en de negatieve rol van de vorsten.
Republiek der Letteren: gemeenschap van geleerden die communiceerden middels brieven.
Het voorwoord is erg belangrijk. Het werk wordt aangeprezen met leuzen als “oordeel zelve!”.
In 1450 werd de boekdrukkunst uitgevonden, dit zorgde voor een snellere verspreiding en ook voor
grotere oplages.
In 1588 werd de republiek uitgeroepen, hiermee begon de zoektocht naar de Nederlandse identiteit.
Nederlands werd de officiële bestuurstaal.
Week 2: De ‘Gouden’ eeuw (17e eeuw)
De term ‘gouden’ eeuw is gegeven aan de zeventiende eeuw, omdat de Republiek in die tijd een
culturele bloei doormaakte en economische voorspoed kende. De term is niet typisch Nederlands. De
term komt voort uit de klassieke oudheid. Elke periode heeft een metaalsoort wat in die periode de
expertise was. Goud staat voor de oertijd waarin alles paradijselijk was.
I: Voor welke uitdagingen stond de nieuw Republiek?
- Politieke uitdaging; de tachtigjarige oorlog (1568-1648). De Nederlanden waren Republiek
tegen wil en dank. De politieke structuur was onduidelijk. Zo had de republiek een stadhouder
met een onduidelijk takenpakket. Daarnaast was Holland dominant. De hele eeuw werd
gekenmerkt door oorlogen in Europa; Engelse oorlogen, Franse oorlogen en de dertigjarige
oorlog. Al deze oorlogen boden kansen voor groei van de Republiek. Het jaar 1672 was het
, symbolische einde. Dit einde wordt vaak omschreven als: redeloos vanwege de paniek,
radeloos vanwege het bestuur en reddeloos vanwege het terrein.
- Sociale uitdagingen; De massale immigratie zorgde voor spanningen met betrekking tot het
inburgeren en aanpassen. De migranten waren te scheiden in twee groepen. De ene groep
vluchtte uit het land van herkomst vanwege politiek religieuze redenen. Deze migranten
leverden een bijdrage aan de groei van de Republiek. De andere groep vluchtte uit landen als
Duitsland en uit de Scandinavische streken vanwege economische redenen. De pullfactoren
van de Republiek: openheid en de pluriforme samenleving.
- Religie (de staat was gereformeerd). De pluriformiteit als probleem: religieuze eenheid was de
norm. In de prakrijk waren er katholieken, gereformeerden, Lutheranen etc. De unie van
Utrecht: geen vervolging op basis van religie. Bestandstwisten (twaalfjarig bestand). In
deze periode ontstond er een discussie tussen twee geleerden over de predestinatie. Een van
hen was Arminius. Hij geloofde dat de mens invloed heeft op het lot van het leven na de dood,
de rekkelijke leer. De andere geleerde was Gomarus hij stelde dat god al een oordeel heeft
geveld over het leven na de dood, de principiële leer. Deze discussie groeide uit tot een strijd
die de eenheid van de Republiek ondermijnde en leidde tot een politiek conflict tussen Johan
van Olde-Barneveld (rekkelijke leer) en Maurits van Oranje (principiële leer). Het gevolg was
de onthoofding van de raadspensionaris, JVO.
II: Wat gebeurde er met de literatuur?
- Verwoorden van identiteit; gedeeld verleden kwam naar voren in de literatuur. Vaak was er
sprake van literaire intertekstualiteit. Mythen, Bijbelverhalen of verhalen uit de klassieke
oudheid werden verwerkt (translatio, imitatio, aemulatio).
- Discussie en debat: de debatcultuur is iets typisch Nederlands. Teksten en debatten werden
opgebouwd volgens de klassieke retorica (systeem dat gericht is op effectieve communicatie).
De doelen van de retorica zijn: onderwijzen, vermaken en emotioneren. De structuur van
teksten is als volgt: inleiding, verhaal, argumenten en het slot. In de zeventiende eeuw waren
pamfletten erg populair vanwege de kortheid, de mate van flexibiliteit van het genre,
variabiliteit in stijl en de impact op de publieke opinie.
- Variatie in vorm: emblemata (als gezelschapsspel). Een emblemata bestaat uit: een motto, een
pictura en een epigram. De thematiek: religie, liefde en politiek.
Week 3
De verlichting (splitsing met het verleden)
Vraag: Hoe werd literatuur ingezet om grote/nieuwe sociale groepen te vormen, nieuwe verlichte
ideeën te verspreiden, en met welke (literaire, institutionele) ontwikkelingen ging die gepaard?
I: de politiek en intellectuele ontwikkelingen
1672 rampjaar dat uitloopt in de 18e eeuw.
-Economische crisis komt tot een climax.
-Politieke onvrede (ook deels te wijten aan economische problemen). Twee partijen: de orangisten
(volk + conservatieve aristocraten) en de patriotten (progressief, aanhangers van de Franse revolutie).
Moderne wetenschap vormt een breuk met de traditie die gestoeld is op de klassieken. Vanaf nu ordent
de ratio de observaties (empirisme). Met het zelf nadenken vormt het begin van het atheïsme.
Mimesis-> ratio & empirie. Oude wetenschap: de klassieken en de bijbel waren versmolten, in dienst
van de moraal en bestreken een groot gebied (generalistisch). Moderne(re) wetenschap: feitelijke
observatie, gebruik van meerdere bronnen, wetenschappelijke kennis vergroten en erg precies.