Hoorcollege Inleiding Recht
Week 1
Een inleiding tot alle rechtsgebieden: met name rechtswetenschap
1. Wat is recht?
‘’geheel van normen / regels die het maatschappelijke verkeer in banen leidt en als geheel bij elkaar
houdt’’
- Recht ontstaat wanneer mensen in contact bij elkaar komen
Geen samenleving is geen recht.
- Orde handhaven
Recht als bevel: wet wordt je opgelegd door hogere macht.
Orde handhaven is niet voldoende voor het recht alleen.
The jungle: geen gezag of orde dus geen recht
Een criminele orde is ook een orde, maar geen rechtsorde
Recht en moraal hetzelfde? -> lastige kwestie
Moraal: niet afdwingbaar (omdat het niet in de wet staat), een innerlijke houding, beschavingsregels
zijn moeilijk te handhaven (denk aan handenwassen (buiten covid om) en elkaar begroeten)
‘’gij zult niet moorden’’ je moet geen moordplannen maken in je hoofd
Recht: afdwingbaar, uiterlijke gedraging
‘’gij zult niet moorden’’ in het recht gaat het om wat geuit wordt (gedachten mag je hebben)
Basisonderscheid recht
- Het positief recht: geheel van het recht dat door bevoegd orgaan/instantie in stand is
gekomen, langs een bepaalde procedure, bekend is gemaakt. Geldig en toepasselijk op het
moment dat ze bekend zijn gemaakt. (geheim recht is namelijk geen positief recht) Met
drang gehandhaafd. Want: iedereen wordt geacht het recht te kennen, maar niemand kent
alle wetten. Deze fictie is noodzakelijk want het recht kan anders niet functioneren.
- Het natuur recht: Het recht zoals wij zouden willen dat geldt, het ideale recht. Nog niet van
kracht maar dat zouden wij willen.
Hoger recht dan het geldende recht
Nog een basisonderscheid
- Moraal: niet afdwingbaar, een innerlijke houding. Gezindheid van mensen: recht zegt je mag
niet doden, moraal zegt dat je je moord niet eens in je hoofd haalt. Intentionaliteit is van
belang
- Recht: afdwingbaar, uiterlijke gedraging. Daadwerkelijke daad van moord is uitgesloten,
verboden.
Nog een basisonderscheid
- Positief recht / het geconstitueerde recht: uitgeoefend door de bevoegde instantie, volgens
de vastgestelde procedure en met dwang gehandhaafd.
- Natuurrecht / hoger recht: ongeschreven principes/rechtsbeginselen. Legt de
basis/toetssteen voor de geldige geschreven wetten. De wet toetsen aan hogere wetten:
apartheidsregime. Wet van de apartheid toetsen aan natuurrecht dat ongelijke behandeling
verbiedt. Menselijke waardigheid/rechtvaardigheid wordt aangetast, immers grenzen van dit
hoger recht zijn niet vastgelegd (wellicht complicatie)
, Het hogere recht moet getoetst worden aan het positieve recht. Veel hoger recht opgenomen in
internationale verdragen en grondrechten rechtszekerheid / gelijkheid.
Meningen over recht
Hart: Recht bestaat uit vaststaande procedures. Kijk naar totstandkoming van wet, denk na
Dat maakt het dat een wet / uitspraak van de rechter deel uitmaakt van het recht
Een crimineel die iets afdwingt: maakt geen deel uit van het recht
Hij is tegen het recht terugbrengen naar dwang
Kant: De wet staat centraal, als je de wet wilt begrijpen moet je slechts naar de wet kijken
Continentale houding
Holmes: Rechtsrealisme: De rechter maakt wat uit wat de wet is, hoe men gestraft moet worden.
Rechtspraak staat centraal en IS recht. Het recht is datgene wat in de praktijk wordt gemaakt. Niet de
wet, want die is abstract.
Tegenargument: leidt tot willekeur / veroorzaakt rechtsonzekerheid
2. Basisbegrippen
Objectief recht: het geheel van geldig recht in een land (wetboeken) het positief / geldende /
gecodificeerde recht
Subjectief recht: de persoonlijke / individuele bevoegdheid dat aan iemand toekomt, ontleend aan
objectief recht. Indirect afleiden. Baas in eigen buik verbinden aan bijv. het recht op eigen
Vanuit positief recht bestaat er geen subjectief recht zonder objectief recht
Vanuit natuurrecht kan subjectief recht wel hebben
Materieel recht: omvat inhoudelijke normen met betrekking tot gedrag van mensen (ons allemaal).
Inhoudelijke vorm van het recht. Regelt ons gedrag (bijvoorbeeld BW / Wetboek Sr)
Formeel recht: betrekking op procedure waarlangs het materieel recht wordt gerealiseerd,
toepassing van materieel recht. (procesrecht, Wetboek Sv)
Wet in formele zin: wet dat door de Staten Generaal en regering tot stand is gekomen. (grondwet,
wetboek van strafrecht/strafvordering). Rechter mag deze wetten niet toetsen aan de grondwet,
hoogste wetten, onschendbaar.
Wet in materiele zin: algemeen abstract ieder verbindende bepalingen (gij zult het verkeer niet in
gevaar brengen= een ieder verbindend). Gemaakt voor iedereen, geen uitzonderingen( burgerlijk
wetboek). Gaat niet om wie de wet tot stand heeft gebracht maar om inhoud van de wet.
3. Rechtsgebieden.
Positief recht:
1. Publiekrecht: overheid en overheid of overheid en burgers verticale verhouding
2. Privaatrecht: burgers en burgers horizontale verhouding
Privaatrecht: initiatief tot de handhaving ligt bij de burgers zelf. Organisatie hiervan is ook
vastgesteld in het privaatrecht.
Publiekrecht/bestuursrechtelijke: overheid neemt initiatief tot de handhaving. Auto verkeerd
parkeren. afdwingbaarheid wordt gewaarborgd door de overheid
Publiekrecht:
- Staats- en bestuursrecht
- Strafrecht
, - Internationaal en Europees recht
- Belastingrecht
Privaatrecht:
- Vermogensrecht
- Personen- en familierecht
4. Rechtsbronnen
Waar vloeit het recht uit voort? / identificatiemiddelen (niet hiërarchisch):
1. De wet
2. Gewoonte
Voorwaarden:
- herhaling van gedragingen
- wordt geacht een rechtsplicht te zijn
3. Rechtspraak
4. Verdrag
Amerikaans realisme: Rechtelijke activiteit staat centraal in het begrijpen van recht. (rechter)
Engeland: Common Law, Rechtersrecht, jurisprudentie is leidend. Anglo-saksisch systeem. Er zijn
geen wetten, rechter geven definities. Nadruk ligt bij rechtspraak. Rechtersrecht neemt onzekerheid
en willekeur met zich mee.
Amerikaanse common law is een tussensysteem van eng en nl, want ze hebben ook veel wetten
De wet neemt in toenemende mate een centrale rol aan.
Nederland: Het continentaal recht (Romeins-Germaans recht), de wet is vastgesteld in wetboeken
(codificatie)
Verschillende landen, verschillende prioriteiten
Angle-sasksiche systeem:
Vs: op gematigde rechtersrecht. Supreme Court heel belangrijk beslissen over grondwettigheid
van wetten van president, andere wetgevende organen.
Belangrijke trends, nieuwe prioriteiten (door politieke en maatschappelijke omstandigheden):
19e eeuw Franse revolutie: opkomen van codificatie om rechtsgelijkheid te bevorderen. De wet en
gewoonte staan centraal
20ste eeuw: de rechter
Tweede helft 20ste eeuw (na WOII): het verdrag, productie van mensenrechtenverdragen.
Vorming van de moderne staten: vrede van Westfalen 1648 opkomst van soevereine staten.
Er kwam een definitief einde aan godsdienstoorlogen in Europa.
- Na 1648: het moderne statensysteem;
De wereld opgedeeld in nationale staten;
Territoriale jurisdictie (=de bevoegdheid van een staatsorgaan / staatssoevereiniteit): de wet geldt
voor het land waarin deze wordt uitgevaardigd; NL bepaalt wat er is NL gebeurt enz. Territorium
wordt afgebakend door wetten ipv grenzen.
De moderne staten
- De statelijke ordening van de maatschappij (nu) via de wetten: controle en preventie
De samenleving kan zonder gewelddadige conflicten functioneren
Wetsovertredingen / onwenselijk gedrag voorkomen
, Hiërarchie in de wetgeving
Van hoog naar laag:
1. Verdrag
2. Statuut
3. Grondwet
4. Wetten gemaakt door de nationale wetgever
5. Wetten gemaakt door lagere overheden
Hoog gaat voor laag
• Een hogere wet gaat voor een lagere (lex superior derogat legi inferiori);
• Een latere wet gaat voor een eerdere (lex posterior derogat legi priori);
• Een bijzondere wet gaat voor een algemene (lex specialis derogat legi generali). Wetboek
van strafrecht. Verkeersovertreding is strafbaar maar er wordt eerst gekeken naar lexus
speciale verkeerswetten.
De wet
• Artikel 120 van de Grondwet: constitutionele toetsingsverbod formele wetten MAAR ook
geen toetsing aan het Statuut, Verdragen en rechtsbeginsels (harmonisatiewet).
bevordering van de trias politica.
De rechter treedt niet in de beoordeling van de grondwettigheid van wetten en verdragen.
• De wetten zijn onschendbaar.
• Het rechtelijke toetsingsverbod.
Waaraan mogen dan de wetten in formele zin worden getoetst? internationale verdragen.
Toetsen via de constructie van art 93 en 94 GW
Achtergrond van de grondwet: trias politica montesquieu
= Strikt onderscheid tussen wettelijke, uitvoerende en rechtelijke macht.
Achtergrond toetsingsverbod
• Democratie: rechter wordt niet gekozen
• Rechtszekerheid
• Trias Politica: rechter treedt politieke domein in
• Het legisme (rechter is mond van de wet) als een voortvloeisel van Trias Politica.(de rechter
zou zich strikt moeten beperken tot het toepassen van het recht dat door de wetgever is
gemaakt, want wetgever (Regering+ staten Generaal) wordt gekozen door het volk, dus
wetten zijn gelegitimeerd door het volk.)
• Nieuwe gedachte: Gedrag hoeft niet alleen als onwetmatig (ten grondslag aan een wet)
aangemerkt te worden, gedrag kan ook in strijd zijn met wat wij in het maatschappelijke
verkeer als betamelijk zien = definitie van de onrechtmatige daad wordt uitgebreid
• Wetten kunnen niet altijd antwoorden voorzien kritiek op het legisme:
- Leemtes in de wet
- Onduidelijke wetten
- Vage bepaling