De patiënt met pigmentafwijkingen
Jaar 1 Huidtherapie voltijd
Haagse Hogeschool
,Anamnese 2
Inspectie 2
Efflorescenties 2
Meest voorkomende efflorescenties 3
PROVOKE-systeem 6
Palpatie 6
Huidtherapeutische dossiervoering 6
De huid 7
Anatomie en fysiologie 11
Cellen en hun werking 13
Verschillende soorten weefsels 16
Klinimetrie 18
Huidadnexen 19
Soorten huiden 21
Natuurwetenschappen 22
ABCDE Regel 24
Definitie gezondheid (Huber vs WHO) 24
Hyperpigmentatie 25
Pigmentafwijkingen 26
Hypopigmentatie en depigmentatie 29
1
,Week 2
Hoofdstuk 2 Dermatologie voor Huidtherapeuten
Anamnese
De anamnese is een belangrijk onderdeel van het diagnostisch proces. Je stelt hierbij
vragen aan de patiënt om de ziektegeschiedenis te verkrijgen. Je kan onderscheid maken
tussen specifieke anamneses, gericht op de aandoening zelf, of een meer algemene
anamnese. (Zie blz 64 2.2 voor vragen bij anamneses.)
Inspectie
Bij de inspectie bekijk je de huidaandoening van de patiënt, moet worden gedaan in een
goed verlichte ruimte. Vaak wordt er ook gepalpeerd (onderzoeken door aftasten met de
vingers), was dus ook de handen. Er wordt aanbevolen de gehele huid te bekijken, tenzij je
bij voorbaat weet dat dat niet nodig is, zoals bij wratten (check dan wel de voeten
bijvoorbeeld). Bekijk de patiënt eerst van een afstand, dan zie je waar de aandoening is
gelokaliseerd en of deze symmetrisch is verdeeld.
In veel gevallen wordt een aandoening direct herkend. Soms is een beeld niet klassiek,
maar zijn er andere aanwijzingen voor die de waarschijnlijkheidsdiagnose ondersteunen.
Wanneer de diagnose niet direct duidelijk is, is nauwkeuriger inspectie noodzakelijk. Je
onderzoekt dan eerst uit welke efflorescenties (de bouwstenen waaruit huidafwijkingen zijn
opgebouwd) de aandoening (vooral) is samengesteld. De efflorescenties bepalen namelijk
de morfologische groep waartoe de dermatose (huidafwijking) behoort, en vormen het
uitgangspunt voor de differentiële diagnose. Ook kijk je naar de aard van het oppervlak van
de laesies (beschadiging van het weefsel). Daarnaast moet je ook de plaats, rangschikking,
omvang, vorm, omtrek en kleur vaststellen. Provoke hoort bij de inspectie (efflorescenties
inbegrepen)
Efflorescenties
De efflorescentieleer (Joseph Jacob Plenck, 1776): Efflorescenties zijn de elementen waaruit
huidziekten zijn opgebouwd. Het dwingt de onderzoeker nauwkeurig naar de huid te kijken
en helpt zo de gedachten te ordenen om tot een goede morfologische classificatie en
diagnose te komen.
Voorheen werd onderscheid gemaakt tussen primaire en secundaire efflorescenties. De
primaire waren degene die als meest kenmerkende van een dermatose opkwamen. De
secundaire waren veranderingen in de huid als gevolg van de huidziekte zelf, invloeden van
buitenaf, of huidproducten die ontstaan uit primaire laesies. Deze onderverdeling is niet
scherp want een efflorescentie die bij de ene aandoening primair is, is secundair bij een
ander.
2
, Meest voorkomende efflorescenties
- Atrofie (verdunning, atrophia): abnormale verdunning van de huid (epidermis, dermis of
beide (kan in alle huidlagen voorkomen)), waardoor de dikte is vermindert en de huid is
ingezonken. Atrofisch litteken is een hol litteken. Een hypertrofisch litteken is een bol
litteken.
- Bulla (blaar): een holte net onder of in de epidermis, gevuld met helder vocht. Een blaar
heeft geen eigen wand en is groter dan 1 cm. Ze kunnen onder het stratum corneum
(subcorneaal) gelokaliseerd zijn, iets dieper in de opperhuid (intra-epidermaal) of net onder
de epidermis (subepidermaal). Hoe oppervlakkiger de bulla gelokaliseerd is, hoe sneller
deze kapot gaat. De bulla wordt een pusblaar bij een gele inhoud, en een bloedblaar bij een
rode verkleuring.
- Cicatrix (litteken): Een litteken is bindweefsel dat normaal weefsel na een trauma vervangt.
Ze kunnen ontstaan uit een wond, zweer of een huidaandoening met ontstekingen. Een
litteken bovenop de huid heet een hypertrofisch litteken. Bij uitbreiding tot buiten de
beschadigde plaats spreek je van een keloïd. Een ingezonken litteken heet een atrofisch
litteken
- Comedo (mee-eter): Een comedo is een afgesloten talgklieruitvoergang met ophoping van
talgkliermateriaal (sebum) en keratine. Je hebt gesloten (witte) comedonen en open (zwarte)
comedonen. De zwarte kleur komt door melanine en vetoxidatie in de verstopte
talgklieruitvoergang
- Crusta (korst): Een korst bestaat uit ingedroogd wondvocht, bloed, cellen, afgestorven
weefsel of vuil.
- Cyste (holte): Een afgesloten holte in de huid met een eigen epitheelwand, gevuld met
vocht, cellen of celproducten. Wanneer een op een cyste gelijkende tumor geen eigen wand
heeft, is het een pseudocyste.
- Dyschromie (verkleuring, dyschromia): Een abnormale kleurverandering waarvan de
oorzaak niet ligt bij uitzetting van bloedvaten en niet wegdrukbaar is. De huid kan wit, zwart,
bruin, geel, paars, livide, blauw of groen zijn. Vaak zijn er overgangskleuren, kunnen er
nuances worden aangebracht of is de kleur vaag aanwezig. Wanneer de huid ter plaatse wat
bruiner is heet het hyperpigmentatie, als het wat lichter is hypopigmentatie. Het geheel
verdwijnen van het pigment heet depigmentatie.
- Ecchymose (bloeduitstorting, ecchymosis): Oppervlakkige vlekvormige bloeduitstorting in
de huid, groter dan 2 mm, wanneer kleiner dan 2 mm is het een purpura of petechia. Niet
weg te drukken.
- Erosie (ontvelling, erosio): Oppervlakkig defect van de huid, beperkt tot de epidermis. Geen
bloedingen omdat de opperhuid geen bloedvaten bevat, de huid eronder is vaak wel rood
(lederhuid). Ontstaat door beschadiging.
3