Latijn toetsweek 3
K: hele Pro Caelio + C: t/m 4.3.7 + inleiding + KCV: Sofisten
4.2.1. Ik neem het woord, hoewel anderen het beter zouden kunnen
Credo ego vos (A), iudices, mirari (I), quid sit quod, cum tot summi (A) oratores (B) hominesque (B)
nobilissimi (A) sedeant (con. Bij cum), ego potissimum surrexerim (con bij cum), is qui neque aetate
(abl qualitatis) neque ingenio (abl qual.) neque (tricolon + polysyndeton) auctoritate (abl qual.) sim
cum his, qui sedeant (con betr. Bz. Definerend), comparandus (gv). Omnes enim hi, quos videtis
adesse in hac causa, iniuriam (A) novo (B) scelere (B) conflatam (A) putant oportere defendi,
defendere (polyptoton) ipsi propter iniquitatem temporum non audent. Ita fit, ut adsint (con bij ut)
propterea quod officium sequuntur (deponens), taceant autem idcirco, quia periculum vitant.
Ik vermoed dat jullie heren rechters, je verwonderd afvragen, wat de reden is dat wanneer
zoveel excellente sprekers en zeer nobele mensen zitten, dat ik in het bijzonder ben
opgestaan, zo iemand die noch door zijn leeftijd noch door zijn karakter noch door zijn gezag,
vergeleken moet worden met en die zitten. Want al dezen, die jullie zien aanwezig te zijn bij
deze rechtszaak, menen dat de onrechtvaardige aanklacht bekokstooft met ongekende
misdadigheid verdedigd moet worden, durven zij zelf het niet te verdedigen vanwege de
ongelijkheid van de tijden. Zo gebeurd het, dat zij daarom aanwezig zijn omdat zij hun plicht
vervullen, maar daarom zwijgen, omdat zij het gevaar willen vermijden.
4.3.1. Sextus Roscius Senior: een eerlijke man, die aan de goede kant stond
Sex. Roscius, pater huiusce, municeps Amerinus fuit, cum genere et nobilitate et pecunia (tricolon)
non modo sui municipi, verum etiam eius vicinitatis facile primus, tum gratia atque hospitiis florens
hominum nobilissimorum (superlativus). Nam cum Metellis, Serviliis, Scipionibus (asyndeton +
tricolon) erat ei (dat. Poss) non modo hospitium, verum etiam domesticus usus et consuetudo, quas,
ut aequum est, familias (hyperbaton) honestatis amplitudinisque (variatio) gratia nomino. Itaque ex
suis omnibus commodis hoc solum filio reliquit; nam patrimonium (A) domestici (B) praedones (B) vi
ereptum (A en ppp) possident, fama et vita innocentis ab hospitibus amicisque paternis defenditur.
Sextus Roscius (SRS), vader (SRS) van deze (SRJ), was een burger van Ameria (SRS), zowel
door zijn afkomst en door zijn aanzienlijkheid en door zijn geld niet allen van municipium,
maar zelfs van zijn buurt makkelijk de voornaamste, als ook door zijn aanzien en door zijn
gastvriendschappen, de invloedrijke van zeer nobele mensen. Want met de Metelli, de
Servilli, de Scipiones had hij niet alleen een gastvriendschap, maar ook privé contact en
vertrouwelijke omgang. Welke families ik, zoals het hoort, noem vanwege hun aanzien en
eerbaarheid. Welnu uit al zijn voorrechten heeft hij (SRS) dit ene achtergelaten aan zijn zoon;
Want rovers uit zijn eigen familie bezitten zijn vaderlijk erfgoed ontrukt met geweld, de
reputatie en het leven van een onschuldige worden verdedigd door zijn gastvrienden en de
vrienden van zijn vader.
, 4.3.2. Sextus Roscius Senior stond steeds aan de kant van Sulla en was blij met zijn overwinning
Hic cum omni tempore (abl temp) nobilitatis fautor fuisset (con bij cum causal), tum hoc tumultu (abl
temp) proximo, cum omnium nobilium dignitas et salus in discrimen veniret, praeter ceteros in ea
vicinitate (abl loc) eam partem causamque opera, studio, auctoritate (asyndeton + tricolon) defendit.
Etenim rectum (A) putabat (+ esse (I)) pro eorum honestate se pugnare, propter quos ipse
honestissimus inter suos numerabatur. Posteaquam victoria constituta est ab armisque recessimus,
cum proscriberentur homines atque ex omni regione caperentur ii, qui adversarii fuisse putabantur,
erat ille Romae frequens atque in foro et in ore omnium cotidie versabatur, magis ut exsultare
victoria nobilitatis videretur quam timere, ne quid ex ea calamitatis sibi accideret.
Deze (SRS), omdat hij (SRS) alle tijd een aanhanger van de adel was geweest, verdedigde
toen, tijdens deze laatste woelige tijden (burgeroorlog tussen Marius en Sulla), toen het
aanzien en de veiligheid van alle edelen in gevaar kwam, meer dan de anderen in die buurt
(Ameria) die partij en zaak met inspanning, inzet, gezag. Want hij (SRS) achtte het juist dat hij
vocht voor het aanzien van hen, door toedoen van wie hij zelf als de aanzienlijkste onder de
zijnen werd gerekend. Nadat de overwinning was vastgesteld en wij de wapens hadden
neergelegd, toen mannen vogelvrij werden verklaard en uit iedere streek zij werden
opgepakt, die werden gemeend dat ze tegenstanders waren geweest, was hij voortdurend in
Rome en bevond hij zich dagelijks op het forum en voor de oen van allen, meer zodat hij de
indruk wekte heel blij te zijn met de overwinning van de adel dan bang te zijn dat hem iets
van onheil daaruit zou overkomen.
4.3.3. De schurkachtigeg Roscii uit Ameria waren de vijanden van Sextus Roscius Senior en zijn veel
verdachter
Erant ei (dat poss) veteres inimicitiae cum duobus Rosciis Amerinis, quorum alterum sedere (I) in
accusatorum subselliis video, alterum tria huiusce praedia possidere (I) audio; quas inimicitias si tam
cavere potuisset (con irrealis), quam metuere (I) solebat, viveret (con irrealis). Neque (litotes) enim,
iudices, iniuria metuebat. Nam duo isti sunt T. Roscii — quorum alteri Capitoni (dat poss) cognomen
est, iste, qui adest, Magnus vocatur — homines eiusmodi: alter plurimarum palmarum (gen qual)
vetus ac nobilis gladiator habetur, hic autem nuper se ad eum lanistam contulit, quique ante hanc
pugnam tiro esset (con bij qui definerend), quod sciam, facile ipsum magistrum scelere (abl instr)
audaciaque (abl instr) superavit. Nam cum hic Sex. Roscius esset (con bij cum) Ameriae, T. autem iste
Roscius Romae, cum hic filius assiduus in praediis esset (con bij cum) cumque se voluntate patris rei
(A) familiari (B) vitaeque (A) rusticate (B) dedisset, iste autem frequens Romae esset, occiditur ad
balneas Pallacinas rediens (ppa) a cena Sex. Roscius. Spero ex hoc ipso non esse obscurum (litotes),
ad quem suspicio malefici pertineat (con afh vraag); verum id, quod adhuc est suspiciosum, nisi
perspicuum res ipsa fecerit, hunc affinem culpae iudicatote.
Er waren aan hem (SRS) oude vijandschappen met de twee Roscii uit Ameria
(Capito+Magnus), van wie ik de één (Magnus) zie zitten op de banken van de aanklagers, de
ander (Capito) hoor ik dat drie landgoederen van deze hier (SRJ) bezit; Als hij (SRS) zich
zozeer voor deze vijandschappen had kunnen hoeden, als hij gewoon was ze te vrezen, zou
hij leven. Want hij vreesde niet ten onrechte, heren rechters. Want deze twee Roscii
(Magnus + Capito) – van wie aan de één de bijnaam Capito is, de ander, die aanwezig is,
wordt Magnus genoemd – zijn dergelijke mannen: De één (Capito) wordt beschouwd als